ECLI:NL:RBOVE:2015:1125

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
5 maart 2015
Zaaknummer
08.951345-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in brandstichting en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en bedreiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na openbare terechtzittingen op 15 mei 2014 en 19 februari 2015. De officier van justitie, mr. A.M. Tromp, had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.W. van Faassen, pleitte voor integrale vrijspraak.

De tenlastelegging omvatte twee feiten: ten eerste de beschuldiging dat de verdachte op 29 december 2012 opzettelijk brand had gesticht in een boot in Genemuiden, en ten tweede de bedreiging van [slachtoffer 1] op 19 januari 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de brandstichting. Hoewel er aanwijzingen waren die in de richting van de verdachte wezen, was er geen wettig en overtuigend bewijs dat hij bij de brand betrokken was. De rechtbank concludeerde dat de brandwond van de verdachte niet voldoende bewijs opleverde voor zijn betrokkenheid bij de brand.

Wat betreft de bedreiging van [slachtoffer 1] oordeelde de rechtbank dat de verklaring van de aangever niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De bedreiging was gebaseerd op de woorden die de verdachte zou hebben gezegd, maar deze woorden konden niet worden bevestigd door andere getuigen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte ook vrij van deze beschuldiging.

De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, aangezien de verdachte van de tenlastegelegde feiten was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. M. van Bruggen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2015.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.951345-13 (P)
Datum vonnis: 5 maart 2015
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats],
wonende te [adres 1], [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 mei 2014 en 19 februari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de raadsman van de verdachte mr. R.W. van Faassen, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met een ander brand heeft gesticht in een boot;
feit 2:[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 29 december 2012 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/op/aan een boot (voor de winterstalling gelegen op een bedrijfsterrein aan de [adres 2]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk een jerrycan gevuld met motorbenzine in/over de boot geledigd en/of (vervolgens) die motorbezine heeft aangestoken, in elk geval opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met motorbenzine, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan de boot voornoemd geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de aanwezige inventaris van die boot en/of het riet/ de rietopslag op voornoemd bedrijfsterrein, in elk geval gemeen gevaar voor goederen, te duchten was;
althans, voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair terzake dat
hij op of omstreeks 29 december 2012 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk een boot (inclusief inventaris), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt door een jerrycan gevuld met motorbenzine te ledigen in/over die boot en/of (vervolgens) die motorbenzine aan te steken;
2.
hij op of omstreeks 19 januari 2013 te Genemuiden, gemeente Zwartewaterland, en/of te Zwolle [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemd [slachtoffer 1] dreigend de woorden toegevoegd :"Jij bent er vandoor gegaan met de erfenis van mijn opa [medeverdachte] en dat is mijn erfenis. Als je aan mijn erfenis komt, kom je aan mij en als je aan mij komt, maak ik je af" en/of "[slachtoffer 1]?? Je weet het van mijn erfenis he?!!! Mijn erfenis...", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het ten laste gelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 (achttien) maanden met aftrek van het voorarrest. Ook heeft de officier van justitie toewijzing gevorderd van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 5.000,- met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden. Ze heeft zich voor feit 1 onder meer gebaseerd op de verklaringen van aangever [slachtoffer 2], de rapportages van de forensische opsporing van het Nederlands Forensisch Instituut, de getuigenverklaringen van [getuige 1], [getuige 2], [getuige 3] en [getuige 4], diverse tapgesprekken, de historische gegevens van de telefoon van verdachte, de vermoedelijk door [naam] verstuurde anonieme brief, de whatsapp-berichten tussen verdachte en zijn zus en de kennelijk leugenachtige verklaring van verdachte zelf. Voor feit 2 heeft de officier van justitie zich onder meer gebaseerd op de verklaring van aangever [slachtoffer 1], de getuigenverklaring van [getuige 5] en de historische gegevens van de telefoon van verdachte.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit omdat het dossier geen wettig en overtuigend bewijsmateriaal bevat om tot een bewezenverklaring te komen.
5.2
De overwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
In de avond van 29 december 2012 is een boot in de winterstalling aan de [adres 2] te Genemuiden afgebrand.
De rechtbank is van oordeel dat in het dossier geen concreet direct bewijs voorhanden is dat verdachte bij de brand van de boot betrokken was. Er zijn wel aanwijzingen die in de richting van verdachte duiden, maar geen van de bewijsmiddelen, afzonderlijk dan wel in samenhang met elkaar, leveren het vereiste wettig en overtuigende bewijs op.
Op basis van het dossier kan vastgesteld worden dat verdachte kort na de brand een brandwond had op zijn hand, onder andere op basis van de verklaring van de moeder van verdachte. Niet uit te sluiten valt echter dat deze brandwond is veroorzaakt door iets anders dan door de explosie, die zou zijn ontstaan bij de brand van de boot in Genemuiden op 29 december 2012.
De anonieme brief laat de rechtbank buiten beschouwing nu niet kan worden vastgesteld wie de bron is van de informatie in de brief en hoe de opsteller van de brief aan die informatie is gekomen.
De whatsapp-berichten tussen verdachte en zijn zus en de berichten op Facebook leiden naar het oordeel van de rechtbank evenmin tot het bewijs dat verdachte de brand van de boot, al dan niet samen met een ander, heeft gesticht.
De mastgegevens van palen in Zwolle en Enschede zijn, ook als ze in onderlinge samenhang bezien worden, onvoldoende om tot bewijs te komen dat verdachte op het tijdstip van de brand bij de boot in Genemuiden was. Uit de historische telefoongegevens van verdachte kan worden afgeleid dat het ziekenhuis in Groningen enkele uren na de brand contact met hem heeft gezocht, maar hiermee kan niet een direct verband met de brandstichting worden gelegd.
Omdat een getuige moet verklaren vanuit eigen redenen van wetenschap en getuige [getuige 4] erg wisselend verklaart over die redenen van wetenschap en daarnaast zijn verklaringen uit de tweede of zelfs derde hand afkomstig lijken te zijn, kan de rechtbank de betrouwbaarheid van zijn verklaringen niet toetsen, zodat zij die verklaringen ook buiten beschouwing laat.
De conclusie van voorgaande is dat de rechtbank niet bewezen acht wat aan de verdachte onder 1 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feit 2:
Onder feit 2 wordt verdachte verweten dat hij [slachtoffer 1] op 19 januari 2013 in Genemuiden en Zwolle heeft bedreigd.
In de tenlastelegging wordt verdachte verweten dat hij onder meer tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd ‘.. maak ik je af’. Verdachte ontkent dit. Dat verdachte dit gezegd zou hebben volgt, blijkens het dossier, enkel uit de verklaring van aangever en vindt derhalve geen steun in overige bewijsmiddelen. Getuige [getuige 5] heeft wel verklaard over de ontmoeting tussen verdachte en aangever waarbij deze woorden volgens aangever zouden zijn gezegd, maar verklaart niet dat verdachte gezegd zou hebben ‘.. maak ik je af’. Nu de kern van de bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht juist in deze woorden zit, is enkel de aangifte niet voldoende is om tot een bewezenverklaring te komen.
De rechtbank zal verdachte dan ook van het onder 2 tenlastegelegde vrijspreken.
Ten aanzien van de benadeelde partij:
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering, nu verdachte van het onder 1 tenlastegelegde wordt vrijgesproken. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

6.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
schadevergoeding
- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats], niet-ontvankelijk is in zijn vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. S.M.M. Bordenga en
mr. S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2015.