In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van brandstichting en bedreiging. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. De zaak kwam voor de rechtbank na openbare terechtzittingen op 15 mei 2014 en 19 februari 2015. De officier van justitie, mr. A.M. Tromp, had een gevangenisstraf van achttien maanden geëist, terwijl de verdediging, vertegenwoordigd door mr. R.W. van Faassen, pleitte voor integrale vrijspraak.
De tenlastelegging omvatte twee feiten: ten eerste de beschuldiging dat de verdachte op 29 december 2012 opzettelijk brand had gesticht in een boot in Genemuiden, en ten tweede de bedreiging van [slachtoffer 1] op 19 januari 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de brandstichting. Hoewel er aanwijzingen waren die in de richting van de verdachte wezen, was er geen wettig en overtuigend bewijs dat hij bij de brand betrokken was. De rechtbank concludeerde dat de brandwond van de verdachte niet voldoende bewijs opleverde voor zijn betrokkenheid bij de brand.
Wat betreft de bedreiging van [slachtoffer 1] oordeelde de rechtbank dat de verklaring van de aangever niet voldoende steun vond in andere bewijsmiddelen. De bedreiging was gebaseerd op de woorden die de verdachte zou hebben gezegd, maar deze woorden konden niet worden bevestigd door andere getuigen. Daarom sprak de rechtbank de verdachte ook vrij van deze beschuldiging.
De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, aangezien de verdachte van de tenlastegelegde feiten was vrijgesproken. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met mr. M. van Bruggen als voorzitter, en is openbaar uitgesproken op 5 maart 2015.