ECLI:NL:RBOVE:2015:1097

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 maart 2015
Publicatiedatum
4 maart 2015
Zaaknummer
08.770094-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor ontucht en mishandeling tijdens voetbalkamp

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 maart 2015 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontucht en mishandeling tijdens een voetbalkamp van de D1 van SV Schalkhaar in de zomer van 2014. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was voor de ontuchtige handelingen die de verdachte en zijn medeverdachten zouden hebben gepleegd met twee minderjarige jongens. De rechtbank concludeerde dat de gedragingen, die plaatsvonden in het kader van een spel, niet als ontuchtige handelingen konden worden gekwalificeerd, omdat er geen sprake was van seksuele intentie of dwang. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de ontucht en de subsidiaire tenlastelegging van dwang.

Wat betreft de mishandeling, werd de verdachte wel schuldig bevonden aan het feit dat hij een jongen, [slachtoffer 4], tijdens een grapje hardhandig had gevloerd, wat pijn veroorzaakte. De rechtbank oordeelde dat dit handelen als mishandeling gekwalificeerd moest worden. Echter, gezien de omstandigheden, de impact van de eerdere beschuldigingen op de verdachte en het feit dat hij nooit eerder veroordeeld was, besloot de rechtbank geen straf of maatregel op te leggen. De uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige bewijsvoering in zaken die betrekking hebben op seksuele delicten en mishandeling, vooral wanneer minderjarigen betrokken zijn.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.770094-14
Datum vonnis: 5 maart 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 in [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 19 februari 2015. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Vlug, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met anderen ontucht heeft gepleegd met twee aan zijn zorg toevertrouwde minderjarige jongens, subsidiair ten laste gelegd als het wederrechtelijk dwingen van deze jongens om zich, onder meer, te ontkleden.
feiten 2 en 3:zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 juni 2014 tot en met 09 juni 2014 te Vlodrop, gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) ontucht heeft gepleegd met één of meerdere aan zijn/hun zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige(n), te weten [slachtoffer 1], geboren op [geboortedatum 2] 2001 en/of [slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum 3] 2002, immers heeft/hebben verdachte en/of één of meer van zijn mededader(s);
a)voornoemde [slachtoffer 1] vast- en/of opgepakt en/of (vervolgens) in een afgesloten ruimte gebracht en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: 'binnen 10 seconden je kleding uit' en/of 'doe alles maar uit', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) die naakte [slachtoffer 1] een plastic bekertje aangereikt en/of (vervolgens) die naakte [slachtoffer 1] voornoemd bekertje voor zijn geslachtsdeel laten houden en/of (vervolgens) voornoemd bekertje (met tape) op het naakte lichaam van die [slachtoffer 1] vastgetaped en/of (daarbij) eveneens de armen en/of benen en/of enkels van die naakte [slachtoffer 1] vastgetaped en/of (vervolgens) voornoemde naakte [slachtoffer 1] in een naastgelegen en voor overig publiek toegankelijke ruimte gelegd en/of geplaatst;
en/of
b) voornoemde [slachtoffer 2] vast- en/of opgepakt, althans doen meelopen en/of (vervolgens) in een afgesloten ruimte gebracht en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: 'binnen 10 seconden je kleding uit' en/of 'ook je onderbroek uitdoen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) de armen van die naakte [slachtoffer 2] op diens rug vastgetaped en/of (vervolgens) de enkels van die naakte [slachtoffer 2] vastgetaped en/of (daarna) een (thee)doek om het geslachtsdeel, althans aan de voorzijde van het naakte lichaam van die [slachtoffer 2] bevestigd en/of vastgetaped en/of (vervolgens) voornoemde naakte [slachtoffer 2] in een naastgelegen en voor overig publiek toegankelijke ruimte gelegd en/of geplaatst;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, ter zake dat:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 juni 2014 tot en met 09 juni 2014 te Vlodrop, gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], (telkens) door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen of te dulden, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s):
a.
a) voornoemde [slachtoffer 1] vast- en/of opgepakt en/of (vervolgens) in een afgesloten ruimte gebracht en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: 'binnen 10 seconden je kleding uit' en/of 'doe alles maar uit', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] een plastic bekertje aangereikt en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] voornoemd bekertje voor zijn geslachtsdeel laten houden en/of (vervolgens) voornoemd bekertje (met tape) op het lichaam van die [slachtoffer 1] vastgetaped en/of (daarbij) eveneens de armen en/of benen en/of enkels van die [slachtoffer 1] vastgetaped en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] in een naastgelegen en voor overig publiek toegankelijke ruimte gelegd en/of geplaatst
en/of
b) voornoemde [slachtoffer 2] vast- en/of opgepakt, althans doen meelopen en/of (vervolgens) in een afgesloten ruimte gebracht en/of (vervolgens) die [slachtoffer 2] de woorden toegevoegd: 'binnen 10 seconden je kleding uit' en/of 'ook je onderbroek uitdoen', althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of (vervolgens) de armen van die [slachtoffer 2] op diens rug vastgetaped en/of (vervolgens) de enkels van die [slachtoffer 2] vastgetaped en/of (daarna) een (thee)doek om het geslachtsdeel, althans aan de voorzijde van het lichaam van die [slachtoffer 2] bevestigd en/of vastgetaped en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] in een naastgelegen en voor overig publiek toegankelijke ruimte gelegd en/of geplaatst;
2.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 07 juni 2014 tot en met 09 juni 2014 te Vlodrop, gemeente Roerdalen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 3]) één of meermalen krachtig om/bij diens armen en/of benen en/of enkels heeft/hebben vastgetaped en/of (vervolgens) het lichaam van die [slachtoffer 3] op/aan een tafel krachtig heeft/hebben vastgetaped en/of (vervolgens) een roos, althans een voorwerp voorzien van één of meerdere stekels en/of punten, in de mond, althans op/tegen het gezicht van die [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgetaped waardoor voornoemde [slachtoffer 3] (telkens) pijn heeft ondervonden.
3.
hij in of omstreeks de periode van 07 juni 2014 tot en met 09 juni 2014 te Vlodrop, gemeente Roerdalen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4]), krachtig heeft vast- en/of opgepakt en/of vervolgens) op/tegen de grond heeft gegooid en/of geworpen, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 120 uur subsidiair 60 dagen hechtenis en één maand gevangenisstraf, voorwaardelijk, met een proeftijd voor de duur van twee jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
Inleiding
In de periode van 7 juni 2014 tot en met 9 juni 2014 is verdachte met het D1-elftal van de voetbalvereniging [naam voetbalvereniging] als begeleider mee geweest op voetbalkamp naar Vlodrop. In het D1-elftal spelen jongens in de leeftijdscategorie van 11 tot en met 13 jaar. Na afloop van het kamp zijn er bij verschillende ouders zorgen ontstaan over bepaalde activiteiten die tijdens het kamp hebben plaatsgevonden. Dit heeft binnen de voetbalvereniging voor onrust gezorgd waarna door de voorzitter van de sportvereniging [naam voetbalvereniging] aangifte is gedaan. Dit heeft geleid tot een politieonderzoek, waarbij verschillende jongens die mee waren op het kamp zijn gehoord.
Uit de verschillende verklaringen in het dossier kan volgen dat iedereen het over het algemeen als een leuk voetbalkamp heeft ervaren. Uit de verklaringen komt ook naar voren dat tijdens het voetbalkamp jongens onder de douche werden gezet. Zij kregen 10 seconden de tijd om zich uit te kleden, maar moesten hun onderbroek aan houden. Dit gebeurde in het kader van een soort spel. Wanneer iemand ‘gepakt’ was werd bij zijn naam een kruisje gezet op de zogenaamde ‘zeeslaglijst’. Om het wat moeilijker te maken om onder de douche vandaan te komen werden sommige jongens getapet aan handen en voeten. Een tweetal jongens, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] (hierna ook: [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]), werd gevraagd om, in een afgesloten ruimte, al hun kleding uit te trekken, ook hun onderbroek. [slachtoffer 1] kreeg vervolgens een plastic bekertje voor zijn geslachtsdeel getapet en [slachtoffer 2] kreeg een doek voor zijn geslachtsdeel. Hierna werden ze de kamer uitgestuurd en hebben ze zich aan de groep laten zien.
5.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van oordeel dat ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] sprake is geweest van ontuchtige handelingen. Zij moesten hun onderbroek uit trekken en kregen een plastic bekertje respectievelijk een doek voor hun geslachtsdeel. De handelingen zijn volgens de officier van justitie daarmee gericht op de genitaliën van de jongens en krijgen daarmee een seksueel karakter. De handelingen hebben naar het oordeel van de officier van justitie te gelden als contact van seksuele aard in strijd met de sociaal-ethische norm. Dat verdachte geen seksuele intentie had is in dit geval, naar het oordeel van de officier van justitie, niet doorslaggevend. Hij acht het onder 1 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
De officier van justitie acht eveneens wettig en overtuigend bewezen dat verdachte betrokken is geweest bij het tapen van [slachtoffer 3]. Dit tapen heeft pijn veroorzaakt en is op een zodanige wijze gebeurd dat het voorzienbaar was dat het verwijderen van de tape pijn zou veroorzaken, zodat het feit als mishandeling kan worden gekwalificeerd.
Ook de onder 3 ten laste gelegde mishandeling van [slachtoffer 4] acht de officier van justitie wettig en overtuigend bewezen op grond van de verklaring van [slachtoffer 4] en de verklaring van verdachte.
5.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit. Ten aanzien van het onder 1 primair ten laste gelegde heeft hij er allereerst op gewezen dat verdachte niet betrokken is geweest bij de handelingen ten aanzien van [slachtoffer 1]. Voorts heeft de raadsman betoogd dat de gedragingen van verdachte en zijn medeverdachten niet als ontuchtig kunnen worden betiteld, nu er geen sprake was van een seksueel motief.
Wat betreft het onder 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman eveneens vrijspraak bepleit, omdat geen sprake was van strafbare dwang als bedoel in artikel 284 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Ook heeft de raadsman vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit, nu uit het dossier niet kan volgen dat verdachte betrokken is geweest bij handelingen die bij [slachtoffer 3] pijn hebben veroorzaakt.
Het onder 3 ten laste gelegd feit is volgens de raadsman niet te kwalificeren als mishandeling, zodat ook voor dat feit vrijspraak zou moeten volgen.
5.4
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Feit 1
Aan verdachte is primair ten laste gelegd dat hij tijdens het voetbalkamp samen met anderen ontuchtige handelingen heeft gepleegd met de aan zijn zorg toevertrouwede minderjarigen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].
De rechtbank stelt voorop dat het voorstelbaar is dat ouders, toen zij hoorden van de gebeurtenissen op het kamp, de nodige vragen en zorgen hadden. Het is zo bezien ook logisch dat de politie vervolgens onderzoek heeft gedaan naar de gedragingen. De vraag die de rechtbank nu dient te beantwoorden is of de gedragingen ten aanzien van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kunnen worden gekwalificeerd als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 249 Sr.
Het enkele overschrijden van grenzen van betamelijkheid, waarvan in het onderhavige geval op zijn minst genomen sprake is geweest, brengt niet zonder meer met zich dat ook sprake is geweest van ontuchtige handelingen.
Ontuchtig als bedoeld in bovengenoemd artikel is volgens de wetgever ‘seksueel contact in strijd met de sociaal-ethische norm’. Of een handeling kan worden gekwalificeerd als seksueel en strijdig met de sociaal-ethische norm hangt onder meer af van de omstandigheden van het geval, zoals de context en de verhouding tussen betrokkenen. De rechtbank is van oordeel dat in het onderhavige geval, waarbij [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in het kader van een soort spel werd gevraagd zich te ontkleden en vervolgens een bekertje respectievelijk een doek voorgebonden gekregen, geen sprake was van ‘seksueel contact’ in de zin van artikel 249 Sr. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat niet is gebleken dat verdachte of één van de medeverdachten bijzondere aandacht had voor de geslachtsdelen van de jongens en/of seksuele bedoelingen had. Ook door [slachtoffer 2] of [slachtoffer 1] is niets verklaard dat daar op zou duiden. Bovendien waren verdachte en anderen er alert op dat er niets tegen de wil van de jongens gebeurde. De rechtbank zal verdachte reeds om die reden vrijspreken van hetgeen onder 1 primair ten laste is gelegd.
Subsidiair is verdachte ten laste gelegd dat hij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] door middel van geweld of een andere feitelijkheid danwel door middel van bedreiging heeft gedwongen iets te doen of te dulden.
De rechtbank is van oordeel dat uit het dossier niet volgt dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] werden gedwongen tot het ondergaan van de handelingen dan wel het meedoen daaraan. Uit hun verklaringen volgt niet dat er iets tegen hun wil is gebeurd. Voorts volgt uit verschillende verklaringen van jongens die hebben deelgenomen aan het kamp dat regelmatig werd gevraagd of ze het nog leuk vonden en dat wanneer dit niet het geval was er niets meer gebeurde. De rechtbank is daarom van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat sprake was van dwang als bedoeld in artikel 284 Sr en zal verdachte reeds om die reden ook vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
Feit 2
De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevindt dat verdachte betrokken is geweest bij handelingen die bij [slachtoffer 3] pijn hebben veroorzaakt, zodat verdachte van het onder 2 ten laste gelegde feit zal worden vrijgesproken. De verklaringen over het tapen van [slachtoffer 3] wijzen een andere, niet als verdachte aangemerkte, persoon aan als degene die de tape heeft aangebracht op het lichaam van [slachtoffer 3].
Feit 3
[slachtoffer 4] (hierna ook: [slachtoffer 4]) heeft tegenover de politie verklaard dat hij op een avond een grapje uithaalde met zijn trainer, zijnde verdachte, en dat hij toen door verdachte keihard werd gevloerd en daardoor pijn had aan zijn heup.
Verdachte heeft hierover bij de politie verklaard dat het wel zou kunnen kloppen dat hij [slachtoffer 4] heeft gevloerd. Hij heeft ook gezien dat [slachtoffer 4] naar zijn heup greep omdat hij daar pijn aan had.
De rechtbank acht op grond van deze verklaringen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte bij [slachtoffer 4] pijn heeft veroorzaakt door hem te vloeren.
De rechtbank is van oordeel verdachte door het vloeren van [slachtoffer 4], dat blijkens de verklaring van [slachtoffer 4] zelf keihard gebeurde, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat [slachtoffer 4] daarvan pijn zou ondervinden. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit handelen van verdachte worden gekwalificeerd als mishandeling.
5.5
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 7 juni 2014 tot en met 9 juni 2014 te Vlodrop, gemeente Roerdalen, opzettelijk mishandelend een persoon te weten [slachtoffer 4], krachtig heeft vastgepakt en vervolgens op/tegen de grond heeft geworpen, waardoor deze pijn heeft ondervonden.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 300 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 3
het misdrijf: Mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte is als begeleider op een voetbalkamp, tijdens een ‘stoeipartij’ met één van de voetballers van twaalf jaar oud te hardhandig geweest en heeft hem daardoor pijn gedaan.
De rechtbank houdt er rekening mee dat het strafrechtelijk onderzoek waaruit het bewezen verklaarde feit uiteindelijk is gedestilleerd, aanvankelijk is begonnen met een onderzoek naar vermeend ontuchtig handelen door verdachte. Het bestaan van deze aldus (mede) op de persoon van verdachte rustende verdenking heeft voor verdachte de nodige impact gehad.
Gelet voorts op de relatief geringe ernst van het feit, alsmede op het gegeven dat verdachte blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie nooit eerder ter zake van het plegen van een strafbaar feit is veroordeeld, één en ander in samenhang bezien met de hierboven weergegeven omstandigheden, is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met een schuldigverklaring zonder oplegging van straf of maatregel.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 9a Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 5.5 omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder 3 bewezenverklaarde;
straf/maatregel
- bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Versteeg, voorzitter, mr. R.P. van Eerde en mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 maart 2015.
Buiten staat
Mr. B.T.C. Jordaans is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2014051928. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Feit 3
1.
Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 4], pagina 91, inhoudende:
(…) we waren gewoon een grapje aan het uithalen, en toen kwam die naar mij toe en toen maakte ik zeg maar een grapje en toen pakte die mij en toen vloerde die me keihard en dit deed best wel veel pijn aan mijn heup. Dat was [verdachte]. [verdachte]
2.
De verklaring van verdachte van 10 september 2014, p. 245 en 250, inhoudende:
O: (…) Wij doen het onderzoek naar wat er gebeurd is tijdens het voetbalkamp in het pinksterweekend van dit jaar in Limburg.
V: Weet je nog de data wanneer dat was?
A: Volgens mij was dat op 7, 8 en 9 juni 2014. (…) In Vlodrop, een plaats in Limburg.
(…)
V: Kun je je ook nog herinneren dat je [slachtoffer 4] hebt gevloerd?
A: Dat zou best kunnen. Hij daagde mij uit. Hij greep daarna wel naar zijn heup omdat hij er last van had omdat hij er pijn aan had.