ECLI:NL:RBOVE:2014:969

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 februari 2014
Publicatiedatum
27 februari 2014
Zaaknummer
07.955629-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersdelict met dodelijke afloop door SRV-chauffeur in Kampen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 27 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een chauffeur van een SRV-wagen, die betrokken was bij een verkeersongeval in Kampen op 5 april 2013, waarbij een fietser om het leven kwam. De verdachte, die als bestuurder van het voertuig werd aangeklaagd, had zich schuldig gemaakt aan een overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet (WVW) door in een flauwe bocht naar rechts, links te rijden, terwijl hij een fietser tegemoet kwam. De rechtbank oordeelde dat, hoewel niet kon worden bewezen dat het ongeval het gevolg was van aanmerkelijk onvoorzichtig of onoplettend gedrag van de verdachte, er wel sprake was van een verkeersovertreding. De verdachte had geprobeerd de fietser ruimte te geven om hem rechts te passeren, maar dit leidde tot een aanrijding met fatale gevolgen voor de fietser. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet voldoende rechts had gehouden, wat leidde tot gevaar op de weg. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, maar achtte het subsidiair ten laste gelegde bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 500,-, subsidiair 10 dagen hechtenis. De rechtbank hield rekening met het feit dat de verdachte niet eerder met justitie in aanraking was gekomen en dat de straf passend was voor de overtreding.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 07.955629-13 (P)
Uitspraak: 27 februari 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats].

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 13 februari 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. J. de Ruiter, advocaat te Kampen.
Als officier van justitie was aanwezig mr. L. Grooters.

TENLASTELEGGING

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 05 april 2013 te Kampen, in de gemeente Kampen als Verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motorrijtuig met beperkte snelheid merk Iveco type SRV, niet kentekenplichtig), daarmede rijdende over de weg, Venedijk Noord, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
terwijl hij een, voor hem, op die weg, Venedijk Noord, tegemoetkomende fietser, op ongeveer 110 meter afstand, althans al op ruime afstand had waargenomen, in elk geval had kunnen waarnemen, en/of
in of nabij een, in die weg gelegen, gezien zijn, verdachtes, rijrichting flauwe bocht naar rechts, naar links heeft gestuurd, en/of
(daarbij) geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, in elk geval niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met de bestuurder van een fiets, welke hem over die Venedijk Noord tegemoet kwam, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 05 april 2013 te Kampen als bestuurder van een voertuig (motorvoertuig met beperkte snelheid, merk Iveco, type SRV, niet kentekenplichtig), daarmee rijdende op de weg, Venedijk Noord,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt en/of werd gehinderd, en/of
terwijl hij een, voor hem, op die weg, Venedijk Noord, tegemoetkomende fietser, op ongeveer 110 meter afstand, althans al op ruime afstand had waargenomen, in elk geval had kunnen waarnemen, en/of
in of nabij een, in die weg gelegen, gezien zijn, verdachtes, rijrichting flauwe bocht naar rechts, naar links heeft gestuurd, en/of
(daarbij) geheel of gedeeltelijk terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, in elk geval niet, althans onvoldoende, heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, en/of
(vervolgens) is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met de bestuurder van een fiets, welke hem over die Venedijk Noord tegemoet kwam, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van wat verdachte primair ten laste is gelegd, omdat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend heeft gereden door aan de verkeerde kant van de weg te gaan rijden terwijl een fietser hem tegemoet kwam.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van de verdachte heeft bepleit zijn cliënt primair te ontslaan van alle rechtsvervolging omdat het tenlastegelegde niet kan worden gekwalificeerd als strafbaar feit en subsidiair zijn cliënt vrij te spreken van wat is tenlastegelegd.

Het oordeel van de rechtbank

Voor het aannemen van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (verder te noemen: WVW), zoals primair is ten laste gelegd, is volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (onder meer HR 1 juni 2004, LJN AO5822) een zekere mate van verwijtbare onoplettendheid, onvoorzichtigheid of onachtzaamheid vereist. Hiervoor is meer nodig dan het verontachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. In zijn algemeenheid valt niet aan te geven of één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, aldus bestendige jurisprudentie van de Hoge Raad. Daarvoor zijn verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen [1] .
Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 februari 2014 onder meer het volgende verklaard:
(…) Ik reed op 5 april 2013 in Kampen met mijn SRV wagen over de Venedijk Noord toen ik, vlak voordat ik een bocht in ging, aan de andere kant van de bocht een fietser op me af zag komen die op mijn helft van de weg reed. Toen de fietser dichterbij kwam heb ik het gas los gelaten om te kijken wat de fietser zou gaan doen. Uit oogcontact en een knikje van de fietser begreep ik dat de fietser op de voor mij rechter helft van de weg zou blijven rijden en de SRV wagen aan mijn rechterkant zou passeren. Daarop ben ik met de SRV wagen naar links gegaan om de fietser rechts meer ruimte te geven. Toen ik op de linkerhelft van de weg reed en de fietser tussen de vijf en zeven meter voor me was, zag ik dat de fietser plotseling zijn stuur omgooide en naar mijn kant van de weg stuurde. Ik ben vol op de remmen gaan staan, maar ik kon een aanrijding niet meer voorkomen. (…) [2]
Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse d.d. 5 april 2013 waarin verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer het volgende hebben verklaard:
(…) Bij het opnemen van de plaats van het ongeval stond de SRV-wagen, gezien zijn rijrichting, geheel links op de weg. (…) Door de positie van de SRV-wagen, gezien de originele rijrichting van de SRV-wagen, bleef er aan de linkerzijde 0,9 m en aan de rechterzijde 2,7 m ruimte over.Uit de verklaring van de bestuurder van de SRV-wagen viel op te maken dat de bestuurder de indruk kreeg dat de fietser de SRV-wagen aan de rechterzijde wilde passeren. (…) Gezien de schadepassing, welke wij ter plaatse hebben uitgevoerd, is het zeer goed mogelijk dat de fietser een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt. (…) Wij concluderen dat er tijdens de botsing een bepaalde hoek gezeten heeft tussen beide voertuigen. De fietser en de SRV-wagen zijn in ieder geval niet haaks in dezelfde lijn als het wegverloop tegen elkaar gebotst. Dit herleiden wij uit de onderlinge schade en het feit dat het voorwiel van de fiets niet beschadigd was. De inrijdhoek verklaarde tevens het feit dat de bestuurder van de fiets teruggeworpen was naar de berm toe. Mocht de bestuurder van de fiets in rechtdoorgaande positie tegen de voorzijde van de SRV-wagen botsen dan zou de bestuurder van de fiets, en de fiets zelf, in dezelfde richting als vanwaar hij kwam teruggeworpen worden. (…) [3]
De rechtbank stelt voorop dat verdachte niet heeft voldaan aan zijn verplichting om zo veel mogelijk rechts te houden. Verder mag van verdachte als “sterke” bestuurder en beroepschauffeur van een zware srv-wagen extra voorzichtigheid in het verkeer worden verwacht. Verdachte heeft echter verklaard dat de fietser midden op de weg, voor hem meer aan de linkerkant, fietste en verdachte begreep, dat de fietser hem (vanuit de rijrichting van de srv-wagen bezien) rechts zou passeren. Om daarop te anticiperen is hij meer naar links gaan rijden en heeft hij een stuurbeweging naar links gemaakt. Volgens verdachte heeft het ongeval plaatsgevonden doordat de fietser op geringe afstand plotseling zijn stuur naar rechts omgooide, naar de kant van de weg van de srv-wagen.
Het proces-verbaal Verkeers Ongevallen Analyse zou de verklaring van verdachte kunnen ondersteunen, in die zin dat er een bepaalde botshoek tussen de srv-wagen en de fietser heeft gezeten en het, aldus het proces-verbaal, zeer goed mogelijk is, dat de fietser een stuurbeweging naar rechts heeft gemaakt.
Voorafgaande aan de aanrijding met de fietser heeft verdachte met zijn stuurbeweging naar links geanticipeerd op het mogelijke verkeersgedrag van de fietser dat deze hem rechts zou passeren. Deze inschatting was achteraf gezien, gelet op het ongeval dat heeft plaatsgevonden, onjuist. Om te kunnen beoordelen of de interpretatie van de verkeerssituatie door verdachte ook
op het moment dat hij naar links stuurdeeen verkeerde inschatting was, is, door het gebrek aan getuigen, niet te achterhalen. Immers kan door het gebrek aan getuigen niet vastgesteld worden of de fietser, zoals verdachte stelt, daadwerkelijk meer op de linkerkant van de weg reed en de gedachte dat de fietser verdachte logischerwijs rechts in plaats van links zou passeren mogelijk gerechtvaardigd was.
Daarbij komt dat verdachte verder nog heeft verklaard dat, toen hij de fietser zag, hij het gas heeft losgelaten, in afwachting van wat de fietser ging doen en, nadat hij inschatte dat deze hem rechts zou gaan passeren, naar links heeft gestuurd
Daarmee kan het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval overziend, niet als aanmerkelijke schuld in de zin van 6 WVW aangemerkt worden. Het primair ten laste gelegde is daarom niet bewezen. Dit brengt met zich mee dat verdachte van het primair ten laste gelegde moet worden vrijgesproken.
Anders dan de raadsman heeft bepleit kan, op grond van voornoemde bewijsmiddelen worden bewezen dat verdachte door zijn rijgedrag – het op de linkerhelft van de weg rijden – gevaar en hinder op die weg heeft veroorzaakt in de zin van artikel 5 WV

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen wat verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 05 april 2013 te Kampen als bestuurder van een voertuig (motorvoertuig met beperkte snelheid, merk Iveco, type SRV, niet kentekenplichtig), daarmee rijdende op de weg, Venedijk Noord,
terwijl het zicht ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of werd gehinderd, en
terwijl hij een, voor hem, op die weg, Venedijk Noord, tegemoetkomende fietser, op ongeveer 110 meter afstand had waargenomen, en
in of nabij een, in die weg gelegen, gezien zijn, verdachtes, rijrichting flauwe bocht naar rechts, naar links heeft gestuurd, en
daarbij geheel terecht is gekomen op het weggedeelte, bestemd voor het tegemoetkomende verkeer, niet heeft voldaan aan zijn verplichting zoveel mogelijk rechts te houden, als bedoeld in artikel 3 van het Reglement Verkeersregels en verkeerstekens 1990, en
vervolgens in aanrijding is gekomen met de bestuurder van een fiets, welke hem over die Venedijk Noord tegemoet kwam, ten gevolge waarvan de bestuurder van die fiets ten val is gekomen,
door welke gedraging van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt.
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994,
strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van wat zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte veroordeeld wordt tot een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaar en een geldboete van € 1.000,- subsidiair 20 dagen hechtenis.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich, vanwege zijn pleidooi voor ontslag van alle rechtsvervolging dan wel vrijspraak, niet uitgelaten over een eventueel op te leggen straf.

Het oordeel van de rechtbank

Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 5 WVW door met zijn srv-wagen in een flauwe bocht naar rechts, links te gaan rijden terwijl een fietser, het latere slachtoffer, hem tegemoet kwam fietsen. Verdachte wilde deze fietser, die voor hem gezien rechts op de weg reed, de ruimte geven om hem rechts te passeren. In de bocht heeft echter een aanrijding met de fietser plaatsgevonden. Ten gevolge van deze aanrijding is het slachtoffer overleden. Hoewel niet kan worden bewezen dat het ongeval heeft plaatsgevonden door het aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam verkeersgedrag van verdachte, is wel sprake van een verkeersovertreding. Daarvoor zal een straf worden opgeleg
Uit het uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 13 januari 2014, blijkt dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is gekomen.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat een geldboete van € 500,- subsidiair 10 dagen hechtenis passend is als straf voor de geconstateerde verkeersovertreding.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het primair ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De verdachte is strafbaar.
De rechtbank veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,-(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 10 dagen hechtenis.
Aldus gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mrs. G.H. Meijer en S. Taalman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 27 februari 2014.
Mr Goffin is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Regiopolitie IJsselland, Team Kampen, dossiernummer PL04KA 2013027482, opgemaakt op 18 juli 2013.
2.Proces-verbaal ter terechtzitting van 13 februari 2014.
3.Opgemaakt op 2 juli 2013 door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier van politie, pag. 15.