ECLI:NL:RBOVE:2014:914

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
C/08/150165 / KG ZA 14-7
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Belangenafweging bij voortzetting gebruiksrecht huurwoning na beëindiging relatie

In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 februari 2014, is een kort geding aan de orde waarin de belangenafweging centraal staat met betrekking tot het gebruiksrecht van een huurwoning. De eiseres, die met haar drie kinderen in de huurwoning woonde, heeft de woning verlaten en woont tijdelijk bij haar moeder. De gedaagde, die ook in de huurwoning verbleef, heeft een huurachterstand laten ontstaan en is in een lastige financiële situatie terechtgekomen. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en de huurovereenkomst staat op beide namen.

De eiseres vordert dat de gedaagde de huurwoning verlaat en hem verbiedt om deze opnieuw te betreden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de eiseres, vooral gezien de zorg voor haar jonge kinderen. De rechter heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het belang van de eiseres zwaarder weegt dan dat van de gedaagde, die weliswaar bereid is de woning te verlaten, maar tijd nodig heeft om geschikte woonruimte te vinden.

De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de huurwoning binnen veertien dagen te verlaten en heeft een dwangsom opgelegd voor eventuele overtredingen van dit verbod. Tevens is de vordering van de gedaagde in reconventie afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is een voorlopig oordeel en staat niet in de weg van een eventuele bodemprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/150165 / KG ZA 14-7
datum vonnis: 7 februari 2014
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
verder te noemen [eiseres],
advocaat: mr. M. Rijs te Enschede,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats],
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
verder te noemen [gedaagde],
advocaat: mr. T. Hermans te Enschede.

1.De procedure

In conventie en in reconventie
1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding, inclusief producties
- de brief van 29 januari 2014 zijdens [gedaagde] houdende aankondiging eis in reconventie, inclusief producties
- de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie, inclusief producties (pleitnota)
- de mondelinge behandeling
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

In conventie en in reconventie
2.1.
In deze zaak staat het navolgende vast.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad en wonen vanaf 2012 samen in een huurwoning aan de [adres] te [plaats]. De huurovereenkomst staat op beider naam.
2.3.
[eiseres] heeft drie kinderen uit een eerdere relatie, die bij haar verblijven. Voorts heeft zij de huurwoning inmiddels verlaten en is zij woonachtig bij haar moeder.
2.4.
Partijen hebben een huurachterstand laten ontstaan, op welke achterstand nu maandelijks wordt ingelost conform de overeengekomen betalingsregeling.
2.5.
Tussen partijen en hun beide wijkcoaches, alsmede de wijkagent en drie vertegenwoordigers van de woningbouwverenigingen Ons Huis, Domijn en De Woonplaats, is op 27 januari 2014 gesproken over een mogelijke regeling betreffende de huurwoning. Dit gesprek heeft echter niet tot een oplossing geleid.

3.Het geschil

In conventie
3.1
[eiseres] vordert – zakelijk weergegeven – veroordeling van [gedaagde] tot het verlaten van de huurwoning, alsmede een verbod om nadien de huurwoning opnieuw te betreden op straffe van een dwangsom en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van de procedure.
3.2.
Daartoe stelt [eiseres] dat zij in een eerder stadium de huurwoning ook al eens heeft verlaten, maar is teruggekeerd onder de voorwaarde dat [gedaagde] op zoek zou gaan naar vervangende woonruimte. Dit laatste is niet gebeurd. De situatie is inmiddels onhoudbaar en om die reden is [eiseres] wederom met de kinderen bij haar moeder ingetrokken. Deze woning is echter veel te klein, twee kinderen slapen bij haar moeder op de slaapkamer en zijzelf slaapt samen met een van haar jongste kinderen op de bank. [gedaagde] heeft wel mogelijkheden om andere woonruimte te betrekken (zo staat het huis van zijn broer in Amsterdam leeg), zodat een belangenafweging in haar voordeel dient uit te vallen.
In conventie en in reconventie
3.3.
[gedaagde] voert gemotiveerd verweer en concludeert tot afwijzing van de vorderingen
en stelt ter zitting een reconventionele vordering in welke gelijk is aan de vordering van [eiseres] met dien verstande dat de vordering primair inhoudt dat [eiseres] de woning zal moeten verlaten en subsidiair te bepalen dat [gedaagde] gerechtigd is de woning te blijven bewonen totdat hij elders passende woonruimte heeft gevonden, met veroordeling van [eiseres] in de kosten van het geding.
3.4.
[gedaagde] stelt dat hij bereid is de woning te verlaten, doch dat hij wel de tijd moet krijgen om geschikte woonruimte te kunnen vinden, nu hij gelet op zijn (justitieel) verleden niet op een kamer of in een opvang kan worden geplaatst. [gedaagde] heeft ter ondersteuning van dit standpunt ook verklaringen van onder meer zijn wijkcoach overgelegd waaruit zulks blijkt. Het appartement van zijn broer is geen optie, nu dit ten eerste niet leegstaat en ten tweede [gedaagde] zijn werkplek in [plaats] graag wenst te behouden.

4.De beoordeling

In conventie en in reconventie
4.1.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is voldoende aannemelijk geworden dat [eiseres] een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen.
4.2.
Het geschil tussen partijen spitst zich toe op de vraag wie van partijen het meeste belang heeft bij voortzetting van het huurgenot van de huurwoning in afwachting van een definitieve oplossing. Nu beide partijen een belang hebben bij toewijzing van het “gebruiksrecht” op de huurwoning zal de voorzieningenrechter een belangenafweging maken.
4.3.
De voorzieningenrechter is voorlopig van oordeel dat de belangenafweging in het voordeel van [eiseres] dient uit te vallen. Het belang van [eiseres] weegt in dit geval, omdat zij de zorg heeft over drie bij haar inwonende jonge kinderen, zwaarder dan het belang van [gedaagde]. De voornoemde belangen van [eiseres] wegen dan ook zwaarder dan het door [gedaagde] gestelde belang dat hij niet is gebaat bij een kamer of een plaats in de opvang gelet op zijn (justitieel) verleden. De gevorderde voorziening door [eiseres] tot het verlaten van de huurwoning door [gedaagde] dient dan ook te worden toegewezen. De door [gedaagde] ingediende reconventionele vordering dient daarom te worden afgewezen.
4.4.
De voorzieningenrechter benadrukt dat dit oordeel, naar de aard van een voorziening in kort geding, slechts een voorlopig oordeel is en dus niet vooruitloopt op het oordeel in een eventuele bodemprocedure.
4.5.
De voorzieningenrechter is, met [gedaagde], van oordeel dat onmiddellijk vertrek niet van hem mag worden verlangd. De voorzieningenrechter acht het niet aannemelijk dat [gedaagde] op stel en sprong vervangende woonruimte kan vinden en acht een termijn voor vertrek van veertien dagen na betekening van het vonnis redelijk.
4.6.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter is er aanleiding, gelet op de ongunstige financiële situatie van [gedaagde] en de omstandigheid dat hij andere woonruimte zal moeten bekostigen, om de gevorderde dwangsom per overtreding van het gevorderde verbod te beperken en eventueel te verbeuren dwangsommen te maximeren.
4.7.
Gelet op het feit dat partijen een affectieve relatie met elkaar hebben gehad, ziet de voorzieningenrechter aanleiding de proceskosten tussen partijen te compenseren in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
In conventie:
I. Veroordeelt [gedaagde] tot het verlaten van de huurwoning gelegen aan de
[adres] te Enschede met medeneming van zijn eigendommen onder overhandiging en afgifte van alle sleutels daarvan aan [eiseres], binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en verbiedt [gedaagde] om de huurwoning nadien (zonder toestemming van [eiseres]) te betreden;
II. Veroordeelt [gedaagde] tot betaling van een dwangsom van € 250,= voor iedere overtreding van het onder I. genoemde verbod en zulks tot een maximum van € 5.000,=;
III. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
IV. Wijst af het meer of anders gevorderde.
In reconventie:
V. Wijst af de vordering van [gedaagde];
In conventie en reconventie:
VI. Compenseert de kosten van deze procedure in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. A.E. Zweers, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 februari 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.