ECLI:NL:RBOVE:2014:914
Rechtbank Overijssel
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Belangenafweging bij voortzetting gebruiksrecht huurwoning na beëindiging relatie
In deze zaak, behandeld door de voorzieningenrechter van de Rechtbank Overijssel op 7 februari 2014, is een kort geding aan de orde waarin de belangenafweging centraal staat met betrekking tot het gebruiksrecht van een huurwoning. De eiseres, die met haar drie kinderen in de huurwoning woonde, heeft de woning verlaten en woont tijdelijk bij haar moeder. De gedaagde, die ook in de huurwoning verbleef, heeft een huurachterstand laten ontstaan en is in een lastige financiële situatie terechtgekomen. De partijen hebben een affectieve relatie gehad en de huurovereenkomst staat op beide namen.
De eiseres vordert dat de gedaagde de huurwoning verlaat en hem verbiedt om deze opnieuw te betreden. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is voor de eiseres, vooral gezien de zorg voor haar jonge kinderen. De rechter heeft een belangenafweging gemaakt en geconcludeerd dat het belang van de eiseres zwaarder weegt dan dat van de gedaagde, die weliswaar bereid is de woning te verlaten, maar tijd nodig heeft om geschikte woonruimte te vinden.
De voorzieningenrechter heeft de gedaagde veroordeeld om de huurwoning binnen veertien dagen te verlaten en heeft een dwangsom opgelegd voor eventuele overtredingen van dit verbod. Tevens is de vordering van de gedaagde in reconventie afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis is een voorlopig oordeel en staat niet in de weg van een eventuele bodemprocedure.