ECLI:NL:RBOVE:2014:912

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 februari 2014
Publicatiedatum
25 februari 2014
Zaaknummer
08/900002-11
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en valsheid in geschrifte door vervalsing van facturen gericht aan het Ministerie van Defensie

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 februari 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van oplichting, poging tot oplichting, valsheid in geschrifte en gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op geraffineerde wijze het Ministerie van Defensie heeft opgelicht door middel van vervalste facturen. Tussen 1 april 2010 en 11 augustus 2010 zijn er in totaal 12 valse facturen ingediend bij het Financieel Dienstencentrum (FDC) van het Ministerie van Defensie, die voldeden aan de administratieve eisen maar waarvoor de gefactureerde goederen of diensten nooit zijn geleverd. De verdachte heeft zijn toenmalige vriendin, die bij het FDC werkte, aangespoord om originele facturen te verduisteren, waarna deze werden vervalst en ter betaling ingediend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en zijn mededaders opzettelijk en listig hebben gehandeld, met het doel om zich wederrechtelijk te bevoordelen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 171 dagen, een taakstraf van 216 uur en een schadevergoeding van €43.273,70 aan het Ministerie van Defensie. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat heeft geleid tot een vermindering van de werkstraf.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/900002-11
Datum vonnis: 26 februari 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1968 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 15 januari 2013 en 12 februari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. V. Smink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J.B.A. Kalk, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:al dan niet samen met anderen het Ministerie van Defensie heeft opgelicht door middel van vervalste facturen;
feit 2:al dan niet samen met anderen geprobeerd heeft het Ministerie van Defensie op te lichten door middel van vervalste facturen;
feit 3:al dan niet samen met anderen valsheid in geschrift heeft gepleegd;
feit 4:al dan niet samen met anderen een gewoonte heeft gemaakt van het witwassen van geld.
Voluit luidt de tenlastelegging - na aanpassing als bedoeld in artikel 314a Sv - aan de verdachte, dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 16 april 2010 tot en met 9 juli 2010, in de gemeente Vriezenveen en/of Nijverdal en/of Wierden en/of Beek en/of Eygelshoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen of een ander, althans alleen,
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door hetzij door een of meer listige kunstgrepen, aangever: dhr. [aangever 1] (plaatsvervangend commandant), namens het Financieel Dienstencentrum (hierna FDC) van het Ministerie van Defensie , althans een ander heeft bewogen tot de afgifte(s) van (een) geldbedrag(en) van ongeveer € 44.347,70, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s), met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid onder meer:
- een (valse) factuur, d.d. 1 april 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 1]" heeft/hebben
ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar werkzaamheden verricht ten
behoeve van repetities en optredens in maart 2010, met daarop vermeld het unieke
reserveringsnummer 941.09.0008.96, voor een bedrag ter hoogte van € 1.074,
onder vermelding van rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van "[bedrijf 1]"
( pag000653,map3);en/of
- een (valse) factuur, d.d. 30 april 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]
" heeft/hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar de
verzorging van een lunch, met daarop vermeld het unieke bestelordernummer
108.10.9171.06.149, voor een bedrag ter hoogte van € 1.147,20, onder vermelding
van het rekeningnummer [rekeningnummer 2]
(pag000929,map3);en/of
- een (valse) factuur, d.d. 21 mei 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 3] "
heeft/hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar de levering van
vijftig stapelbedden„ met daarop vermeld het unieke referentienummer
95610506301, voor een bedrag ter hoogte van € 23.785,13, onder vermelding van
het rekeningnummer [rekeningnummer 3]
(pag01159,map 4);en/of
- een (valse) factuur, d.d. 10 mei 2010, namens "[medeverdachte]" heeft/hebben ingediend
bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar concerten van de Koninklijke Militaire
Kapel/Johan Willem Friso kapel op 22 en 24 april 2010, met daarop vermeld het
unieke overeenkomstnummer 941.10.0190.01, voor een bedrag ter hoogte van €
3.500,-, onder vermelding van het rekeningnummer [rekeningnummer 3]
(pag001483,map
4);en/of
- een (valse) factuur, d.d. 28 juni 2010, namens het bedrijf " [bedrijf 4]
" ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar
inkoopwerkzaamheden, met heeft/hebben daarop vermeld het unieke
referentienummer 777/8/07630/01, voor een bedrag ter hoogte van € 9.071,37,
onder vermelding van het rekeningnummer [rekeningnummer 4]
(pag.002521,map7);
- een (valse) factuur, d.d. 10 mei 2010, namens "[naam 1]" heeft/hebben
ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar uitgevoerde werkzaamheden
(thekenanlage Aula), met daarop vermeld het unieke referentienummer
2010/700014/01, voor een bedrag ter hoogte van € 5.770,00, onder vermelding van
het rekeningnummer [rekeningnummer 5]
(pag.003627,map 9 );
waardoor aangever werd bewogen tot bovengenoemde afgifte(s),

2.

hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 13 juli 2010 tot en met 11 augustus 2010, in de gemeente Vriezenveen en/of Nijverdal en/of Wierden en/of Beek en/of Eygelshoven, althans in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door hetzij door een of meer listige kunstgrepen, aangever: dhr. [aangever 1] (plaatsvervangend commandant), namens het Financieel Dienstencentrum (hierna FDC) van het Ministerie van Defensie, althans een ander heeft bewogen tot de afgifte(s) van (een) geldbedrag(en) van ongeveer € 55.680,26, althans een geldbedrag, in elk geval van enig goed hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededader(s),
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid onder meer:
- een (valse) factuur, d.d 10 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]"
heeft/hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar een partytramrit
d.d. 10 juni 2010, met daarop vermeld het unieke opdrachtnummer 044.10.1003.12
en EYG-402505, voor een bedrag ter hoogte van € 1.095,00, onder vermelding van
het rekeningnummer [rekeningnummer 6]
(pag.001729, map 5 );en/of
een (valse) factuur, d.d. 22 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2] "
heeft/hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar de verzorging
van een rijsttafel, met daarop vermeld het unieke referentienummer
079/04.10.2596, voor een bedrag ter hoogte van € 660,80
(pag 001953, map 5 );
en/of
- een (valse) factuur, d.d. 24 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 5]
" heeft/hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar
reparatie van het common aerial systeem orbit AL7204, met daarop vermeld het
unieke referentienummer 777/A/0221140, voor een bedrag ter hoogte van €
6.697,10, onder vermelding van het rekeningnummer [rekeningnummer 7]
(pa. 002160, map
6 );
6 );en/of
- een (valse) factuur, d.d. 7 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 6] "
heeft/hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar levering van
voiceterminals , met daarop vermeld het unieke ordernummer 777/9/18396/01/604,
voor een bedrag ter hoogte van € 12.611,03 , onder vermelding van het
rekeningnummer [rekeningnummer 8]
(pag 002816, map7); en/of
- een (valse) factuur, d.d. 4 juni 2010, namens "[naam 2] " heeft/hebben ingediend
bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar levering kubota diesel frontmaaier
OCC, met daarop vermeld het unieke referentienummer 718A0105201, voor een
bedrag ter hoogte van € 4000.01, onder vermelding van het rekeningnummer
[rekeningnummer 9]
(pag. 003064, map 8 );en/of
- een (valse) factuur, d.d. 29 april 2010, namens "[naam 3]" heeft/hebben
ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt naar de levering van zestien
blower units, met daarop vermeld het unieke referentienummer
777/9/12019/01/604, voor een bedrag ter hoogte van € 30.616,32 , onder
vermelding van het rekeningnummer [rekeningnummer 10]
(pag. 003294, map 8);
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de 1 april 2010 tot en met 11 augustus 2010, in de gemeente Vriezenveen en/of Nijverdal en/of Wierden en/of Beek en/of Eygelshoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) (een) geschrift(en), zijnde onder meer de navolgende factu(u)r(en):
- een (valse) factuur, d.d. 1 april 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 1]"
( pag
000653,map 3); en/of
een (valse) factuur, d.d. 30 april 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]
" (pag 000929, map 3);en/of
- een (valse) factuur, d.d. 21 mei 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 3] " (pag
01159, map 4); en/of
- een (valse) factuur, d.d. 10 mei 2010, namens "[medeverdachte]" (pag 001483, map 4);
en/of
een (valse) factuur, d.d. 28 juni 2010, namens het bedrijf " [bedrijf 4]
" (pag. 002521, map 7 );
- een (valse) factuur, d.d. 10 mei 2010, namens "[naam 1] (pag. 003627, map
9);
- een (valse) factuur, d.d 10 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]"
(pag. 001729, map 5 ); en/of
een (valse) factuur, d.d. 22 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2] "
(pag 001953, map 5 ); en/of
- een (valse) factuur, d.d. 24 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 5]
" (pag. 002160, map 6 ); en/of
- een (valse) factuur, d.d. 7 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 6] " (pag
002816, map 7 ); en/of
een (valse) factuur, d.d. 4 juni 2010, namens "[naam 2] " (pag. 003064, map 8 );
en/of
- een (valse) factuur, d.d. 29 april 2010, namens "[naam 3]" (pag. 003294, map
8);
en/of andere stukken, dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst immers heeft verdachte en/of
zijn mededader(s) (telkens) valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid
in/op die factu(u)r(en) en/of andere stukken gericht aan het Financieel
Dienstencentrum van het Ministerie van Defensie ondermeer vermeld en/of doen
vermeld(en) dat/die werkzaamheden en/of levering van goederen en/of het
verrichten van diensten, zoals vermeld op voornoemde facturen was/waren verricht
en/of geleverd en/of verkocht, terwijl dat/die werkzaamheden en/of levering van
goederen en/of het verrichten van diensten nimmer door het bedrijf/de bedrijven
en/of perso(o)n(en) [bedrijf 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 3]
en/of [medeverdachte] en/of [bedrijf 4] en/of
[naam 1] en/of [bedrijf 2] en/of [bedrijf 5] en/of [bedrijf 6]
en/of [naam 2] en/of [naam 3] zijn verricht en/of geleverd,
althans heeft verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) valselijk, immers
opzettelijk in strijd met de waarheid in/op die factu(u)r(en) en/of andere stukken
gericht aan het Financieel Dienstencentrum van het Ministerie van Defensie
onjuiste gegevens vermeld, met het oogmerk om die geschriften als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 april 2010 tot en met 11 augustus 2010, in de gemeente Vriezenveen en/of Nijverdal en/of Wierden en/of Beek en/of Eygelshoven, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen of een ander, althans alleen,
een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, hierin bestaande dat verdachte en/of zijn mededaders telkens voorwerpen, waaronder de hieronder genoemde bedragen:
- een geldbedrag van 1.047 euro en/of een geldbedrag van 1.147 euro en/of een
geldbedrag van 23.785,13 euro en/of een geldbedrag van 3.500 euro en/of een
geldbedrag van 2.500 euro en/of een geldbedrag van 9.071 euro en/of een
geldbedrag van 5.770 euro, althans een geldbedrag van ongeveer 44.347,70 euro,
althans een of meer geldbedragen (aangifte d.d. 10 augustus 2010 en aanvullende
aangifte d.d. 22 juni 2011 van dhr. [aangever 1] (plaatsvervangend commandant),
namens het Financieel Dienstencentrum van het Ministerie van Defensie, pag
007182 en 007184, map 18), en/of
- een geldbedrag van ongeveer 4.800 euro, in elk geval een geldbedrag (aangifte d.d.
27 augustus 2010, mw. [aangever 2], pag. 003874, map 9);
hebben verworven en/of voorhanden gehad en/of overgedragen en/of omgezet,
althans telkens van genoemde voorwerpen gebruik heeft/hebben gemaakt terwij1
verdachte en zijn mededader(s) wisten dat die voorwerpen onmiddellijk of
middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf,

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de feiten onder 1 t/m 4 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 189 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met aftrek van het voorarrest.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
Tussen 1 april 2010 en 10 juli 2010 zijn bij het Ministerie van Defensie 12 facturen binnengekomen die vals bleken te zijn, in die zin dat de gefactureerde goederen of diensten niet door de indieners van de desbetreffende facturen geleverd bleken te zijn. Deze facturen voldeden administratief aan de door het Ministerie van Defensie gestelde eisen. De toenmalige vriendin van verdachte, [betrokkene 1], heeft in de periode van oktober 2008 tot 1 juli 2010 bij het Financieel Dienstencentrum (hierna FDC) van het Ministerie van Defensie gewerkt.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vier tenlastegelegde feiten bewezen kunnen worden verklaard. De verklaring van [betrokkene 1], de aangetroffen valse facturen, diverse telefonische contacten tussen verdachte en zijn medeverdachten, rekeningafschriften en financiële overzichten vormen daarbij het bewijs. In alle gevallen is, gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en medeverdachten, sprake van medeplegen.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van alle hem tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs dient te worden vrijgesproken. Volgens de raadsman geeft de inhoud van het procesdossier voldoende redenen om te veronderstellen dat mevrouw [betrokkene 1] wraak wilde nemen op verdachte en dat zij daartoe, samen met een zekere [betrokkene 2], een plan heeft bedacht om verdachte een hak te zetten waar zij en [betrokkene 2] bovendien financieel beter van zouden worden. Daarbij is door [betrokkene 1] gemanipuleerd met zowel de telefoon van verdachte als de inhoud van de sms-berichten tussen verdachte en [betrokkene 1]. Verder zijn de verklaringen van de heer en mevrouw [naam 1] niet geloofwaardig. Aldus dienen [betrokkene 1] en [betrokkene 2] volledig verantwoordelijk te worden gehouden voor de tenlastegelegde feiten.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 21 juli 2010 vervoegde [getuige 1], waarnemend hoofd eindcontrole van het FDC Defensie, zich bij de brigade Koninklijke Marechaussee Limburg-Zuid. Hij deelde mede dat hij vier gevallen van oplichting dan wel valsheid in geschrifte had ontdekt. Deze zaken waren aan het licht gekomen omdat de bedrijven op enig moment gereclameerd hadden bij het FDC omdat hun factuur nog niet voldaan was door Defensie. Toen bleek echter dat het FDC wel was overgegaan tot uitbetaling van de facturen behorende bij de geleverde diensten. Na controle van het FDC bleek vervolgens dat de rekeningnummers en bedrijfsnamen op de binnengekomen facturen niet overeen kwamen met de gegevens van de reclamerende dienstverleners/leveranciers. De overige teksten op de facturen bleken wel overeen te komen waardoor er in eerste instantie bij het FDC geen argwaan werd gewekt.
Op 9 augustus 2010 is door de plaatsvervangend commandant van het FDC, [aangever 1] aangifte gedaan namens het Ministerie van Defensie van tot dan toe bekend zeven (7) gevallen van oplichting. Van deze zeven (7) gevallen is er in vier (4) gevallen door het FDC overgegaan tot uitbetaling van het gefactureerde bedrag. Het Ministerie van Defensie heeft hierdoor schade geleden ter grootte van 29.507,28 euro. In de overige 3 gevallen is de vervalsing van de facturen door het personeel tijdig opgemerkt en is niet tot uitbetaling overgegaan.
De toenmalige partner van verdachte, mevrouw [betrokkene 1] (nader te noemen [betrokkene 1]) heeft in de periode van oktober 2008 tot 1 juli 2010 bij het FDC van het Ministerie van Defensie gewerkt. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de betaling van facturen namens het Ministerie van Defensie. [betrokkene 1] heeft toegegeven in deze periode 6 á 7 ingestuurde originele facturen verduisterd te hebben. Zij weet niet welke facturen zij verduisterd heeft. Wel heeft zij de factuur van het bedrijf “[bedrijf 7]” herkend als een door haar meegenomen factuur. Zij heeft verklaard dat dit volgens haar de eerste factuur is die zij meegenomen heeft. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat niet alle 12 in de tenlastelegging genoemde oorspronkelijke facturen door [betrokkene 1] zijn meegenomen, nu [betrokkene 1] in de periode waarin de facturen zijn verduisterd werkzaam was bij het FDC. Uit het dossier zijn geen aanwijzingen te putten dat iemand anders dan [betrokkene 1] zich in die periode de betreffende documenten heeft toegeëigend. Voorts blijkt niet dat iemand anders dan [betrokkene 1], werkzaam bij het FDC, in relatie stond tot verdachte en /of (een) medeverdachte(n) van de tenlastegelegde feiten.
[betrokkene 1] nam de facturen op verzoek van verdachte mee naar haar huis, alwaar de facturen werden vervalst.
De valse facturen zijn gelet op de opmaak onmiskenbaar verstuurd naar het FDC met de bedoeling daar als echt en onvervalst in behandeling te worden genomen.
In een zestal gevallen is door het Ministerie van Defensie daadwerkelijk overgegaan tot betaling, te weten naar aanleiding van de facturen die op naam zijn gesteld van de bedrijven [bedrijf 1], [bedrijf 2], [bedrijf 3], [bedrijf 4], en op naam van de personen [medeverdachte] en [naam 1].
De oplichting is gepleegd met behulp van door verdachte tezamen en in vereniging met een ander vervalste facturen, nadat de originele facturen door [betrokkene 1] waren verduisterd. De facturen werden volgens [betrokkene 1] in haar woning door verdachte vervalst met gebruikmaking van haar computer. [betrokkene 1] wist ook dat de vervalste facturen naar het Ministerie van Defensie zouden worden gestuurd om het Ministerie van Defensie aldus tot betaling van de gefactureerde bedragen te bewegen.
In een zestal gevallen is na de ontvangst van een vervalste factuur niet door het Ministerie van Defensie overgegaan tot betaling. Dit betreft de facturen die op naam zijn gesteld van de bedrijven [bedrijf 2] (twee facturen), [bedrijf 5] en de personen [naam 2], [naam 3] en [bedrijf 6]. In die gevallen kan er dan ook niet gesproken worden van voltooide oplichting.
Ten aanzien van de vervalste factuur ingediend namens [bedrijf 6] is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een ondeugdelijke poging. Dit omdat op die factuur een niet-bestaand rekeningnummer vermeld stond.
Ten aanzien van de overige vijf facturen acht de rechtbank het medeplegen van poging tot oplichting wettig en overtuigend bewezen. Het voornemen van verdachte en zijn mededader(s) heeft zich door een begin van uitvoering geopenbaard. Immers, er zijn vervalste facturen naar het FDC gezonden. Dat het FDC deze ingediende facturen niet heeft betaald, is veroorzaakt door het feit dat een aantal op die facturen vermelde rekeningnummers inmiddels door het FDC vanwege reeds geconstateerde onregelmatigheden met betrekking tot die rekeningnummers was geblokkeerd dan wel dat al naar aanleiding van de originele factuur tot betaling aan de rechtmatige contractant was overgegaan.
De rechtbank is van oordeel dat deze pogingen tot oplichting zijn gepleegd door verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en). Nadat [betrokkene 1] de originele facturen had verduisterd, zijn de facturen in de woning van [betrokkene 1] met gebruikmaking van haar computer door verdachte en een medeverdachte vervalst. Slechts door van de wil van verdachte en zijn mededader(s) onafhankelijke omstandigheden is het ten aanzien van de vijf hierboven genoemde facturen niet gekomen tot uitbetaling van de vervalste facturen.
De rol van verdachte bij het vervalsen van facturen blijkt onder meer uit verschillende sms- berichten die verdachte heeft gestuurd naar en heeft ontvangen van een telefoon met een nummer op naam van [betrokkene 1]. Zo heeft [betrokkene 1] op 6 juli 2010 een sms-bericht ontvangen waarin haar onder meer het rekeningnummer werd medegedeeld dat gebruikt is op de valse factuur die namens het bedrijf [bedrijf 5] aan het Ministerie van Defensie is gestuurd. Het sms-bericht sluit af met de woorden “goed zo schatje”. Bovendien verklaart verdachte zelf dat hij kennis heeft aan [betrokkene 1] en dat hij bij haar in de woning kwam. Voorts heeft [betrokkene 1] voor verdachte belastend verklaard.
Verdachte heeft verschillende personen benaderd met het verzoek hun bankrekeningnummer te mogen gebruiken voor het doen van stortingen. De betreffende bankrekeningnummers zijn op de vervalste facturen opgenomen.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen van gewoontewitwassen oordeelt de rechtbank dat uit het dossier en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat verdachte heeft meegewerkt aan transacties om de herkomst van illegaal verkregen geldsommen, te weten de in de tenlastelegging bij dit feit genoemde bedragen te verbergen met het doel illegaal verkregen vermogen te kunnen besteden, met uitzondering van € 1.047,-- (welk bedrag de rechtbank vanwege een kennelijke verschrijving verbeterd leest als € 1.074,--,) . Het bedrag van € 1.147,-- is gestort op rekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [naam 4] dat staat vermeld op de valse factuur van het niet bestaande [bedrijf 2]. Dit bedrag is opgenomen in twee geldopnames van elk € 500,-- bij de Rabobank en ABN-Amro te Wierden. Verder is er een geldopname geweest van € 70,00 van de ABN Amro te Wierden en is er voor een bedrag van € 51,70 betaald bij een betaalautomaat van Tango te Nijverdal.
De bedragen van € 23.785,13 en € 3.500,-- hebben, na overmaking daarvan op een valse factuur namens het bedrijf [bedrijf 3], op de rekening van medeverdachte [medeverdachte] gestaan. Vervolgens is niet vastgesteld kunnen worden waar deze bedragen uiteindelijk terecht zijn gekomen. [medeverdachte] heeft hierover onaannemelijke verklaringen afgelegd.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft toegegeven dat genoemde bedragen op zijn rekening zijn gestort. Verder heeft hij verklaard verdachte al heel lang te kennen en een zakelijke relatie met hem te hebben. Hij heeft meerdere telefoonnummers van verdachte in zijn telefoon opgeslagen en zegt meerdere malen telefonisch en sms-contact met [verdachte] te hebben gehad. Op 18 mei 2010 te 22:40:55 uur werd naar het telefoonnummer [telefoonnummer], opgeslagen als [verdachte], met de Nokia 6230i van medeverdachte [medeverdachte] het sms-bericht verzonden: Rek. Nr, abn amro. [rekeningnummer 3] tav. [medeverdachte]. Hierna heeft de storting van eerdergenoemde € 3.500,-- op dat rekeningnummer plaatsgehad.
Op 1 juli 2010, een dag voordat het bedrag van € 23.785,13 op de rekening van [medeverdachte] is gestort, heeft [medeverdachte] een sms-bericht verstuurd naar verdachte. Het bericht luidt: “nog niks bij kijk morgen weer ff”. Aldus past dit sms-bericht precies in de tijdslijn waarin het bedrag van € 23.785,13 op de rekening van [medeverdachte] is gestort, zodat het er voor moet worden gehouden dat genoemd sms-bericht betrekking heeft op de storting van genoemd bedrag. Hiermee - en bij gebreke van een aannemelijke verklaring van verdachte daaromtrent - wordt het betoog van de raadsman dat een dergelijk bericht van alles kan betekenen, weerlegd.
Over het bedrag van € 9.071,37 heeft [getuige 2] verklaard dat zij van dit bedrag € 9.000,-- heeft opgenomen in Almelo en vervolgens heeft afgedragen aan [verdachte]. Over het bedrag van € 5.770,-- heeft de ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 3] verklaard, dat dit bedrag door haar aan verdachte contant is betaald, nadat verdachte had verzocht het bedrag te mogen laten storten op de bankrekening van [getuige 3]. Het bedrag van € 4.800,-- is vanaf de rekening van [aangever 2] gestort op de rekening van [getuige 2], die heeft verklaard haar bankpas in die periode te hebben uitgeleend aan [verdachte]. Vervolgens is er van dat bedrag een bedrag van € 3.500,-- gestort op de rekening van [medeverdachte] met wie [verdachte] in die periode regelmatig contact heeft gehad. [medeverdachte] heeft ongeloofwaardig over de herkomst van het geld verklaard.
Van het bedrag van € 4.800,-- is verder twee maal € 500,-- contant opgenomen.
De rechtbank heeft, in onderling verband en in samenhang bezien met de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten en hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen, geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van [getuige 2] en [getuige 3].
De valse facturen bevatten gegevens en rekeningnummers die in verband kunnen worden gebracht met verdachte. De constructie met de door verdachte vervalste facturen, het overboeken naar andere rekeningnummers en het opnemen van geld door anderen dan wel met het pasje van een ander was gericht op het daadwerkelijk verhullen van de criminele herkomst van het geld.
Met betrekking tot het bedrag van € 1.047,--, (door de rechtbank gelezen als € 1.074,--) oordeelt de rechtbank dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu hij over dat bedrag, in verband met het faillissement op 13 april 2010 van het bedrijf ([bedrijf 1]) ten name waarvan het geld was gestort, niet heeft kunnen beschikken en hij dit bedrag aldus niet voorhanden heeft gehad.
Gelet op de nauwe contacten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zoals daarvan blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen van het maken van een gewoonte van het plegen van witwassen.
Het betoog van de raadsman dat ertoe strekt dat mevrouw [betrokkene 1] wraak wilde nemen op verdachte en dat zij daartoe samen met [betrokkene 2] een plan heeft bedacht om verdachte een hak te zetten en waarbij door [betrokkene 1] zou zijn gemanipuleerd met zowel de telefoon van verdachte als de inhoud van de sms-berichten tussen verdachte en [betrokkene 1], wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen. Het enkele feit dat uit publicaties en eigen onderzoek van de raadsman blijkt dat dergelijke manipulaties met mobiele telefoons in het algemeen mogelijk zijn, biedt onvoldoende onderbouwing voor zijn stelling dat dergelijke manipulaties in onderhavig geval zouden hebben plaatsgehad. De raadsman heeft zijn stellingen op dit punt evenmin op andere wijze aannemelijk gemaakt.
Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte tenlastegelegde oplichting, de poging tot oplichting, de valsheid in geschrift en het gewoontewitwassen door verdachte zijn gepleegd en dat, gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen, telkens sprake is geweest van medeplegen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 tot en met 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode 16 april 2010 tot en met 9 juli 2010, in Nederland,
tezamen en in vereniging met anderen telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door een of meer listige kunstgrepen, het Ministerie van Defensie, heeft bewogen tot de afgifte van een geldbedrag van ongeveer € 44.000,- hierin bestaande dat verdachte en zijn mededaders, met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid onder meer:
- een valse factuur, d.d. 1 april 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 1]" hebben
ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan werkzaamheden verricht ten
behoeve van repetities en optredens in maart 2010, met daarop vermeld het unieke
reserveringsnummer 941.09.0008.96, voor een bedrag ter hoogte van € 1.074,
onder vermelding van rekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van "[bedrijf 1]"
en
- een valse factuur, d.d. 30 april 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]
" hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan de
verzorging van een lunch, met daarop vermeld het unieke bestelordernummer
108.10.9171.06.149, voor een bedrag ter hoogte van € 1.147,20, onder vermelding
van het rekeningnummer [rekeningnummer 2] en
- een valse factuur, d.d. 21 mei 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 3] "
hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan de levering van
vijftig stapelbedden met daarop vermeld het unieke referentienummer
95610506301, voor een bedrag ter hoogte van € 23.785,13, onder vermelding van
het rekeningnummer [rekeningnummer 3] en
- een valse factuur, d.d. 10 mei 2010, namens "[medeverdachte]" hebben ingediend
bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan concerten van de Koninklijke Militaire
Kapel/Johan Willem Friso kapel op 22 en 24 april 2010, met daarop vermeld het
unieke overeenkomstnummer 941.10.0190.01, voor een bedrag ter hoogte van
€ 3.500,-, onder vermelding van het rekeningnummer [rekeningnummer 3] en
- een valse factuur, d.d. 28 juni 2010, namens het bedrijf " [bedrijf 4]
" ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan
inkoopwerkzaamheden, met daarop vermeld het unieke referentienummer 777/8/07630/01,
voor een bedrag ter hoogte van € 9.071,37, onder vermelding van het rekeningnummer
[rekeningnummer 4] en
- een valse factuur, d.d. 10 mei 2010, namens "[naam 1]" hebben
ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan uitgevoerde werkzaamheden
(thekenanlage Aula), met daarop vermeld het unieke referentienummer
2010/700014/01, voor een bedrag ter hoogte van € 5.770,00, onder vermelding van
het rekeningnummer [rekeningnummer 5],
waardoor aangever werd bewogen tot bovengenoemde afgifte;

2.

hij in de periode 13 juli 2010 tot en met 11 augustus 2010, in Nederland,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, telkens met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door hetzij door een of meer listige kunstgrepen, het Ministerie van Defensie, heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen van in totaal ongeveer € 55.680,00, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededaders,
met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - opzettelijk valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid onder meer:
- een valse factuur, d.d. 10 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]"
hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan een partytramrit
d.d. 10 juni 2010, met daarop vermeld het unieke opdrachtnummer 044.10.1003.12
en EYG-402505, voor een bedrag ter hoogte van € 1.095,00, onder vermelding van
het rekeningnummer [rekeningnummer 6] en
- een valse factuur, d.d. 22 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]"
hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan de verzorging
van een rijsttafel, met daarop vermeld het unieke referentienummer
079/04.10.2596, voor een bedrag ter hoogte van € 660,80 en
- een valse factuur, d.d. 24 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 5]
" hebben ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan
reparatie van het common aerial systeem orbit AL7204, met daarop vermeld het
unieke referentienummer 777/A/0221140, voor een bedrag ter hoogte van
€ 6.697,10, onder vermelding van het rekeningnummer [rekeningnummer 7] en
- een valse factuur, d.d. 4 juni 2010, namens "[naam 2] " hebben ingediend
bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan levering Kubota diesel frontmaaier
OCC, met daarop vermeld het unieke referentienummer 718A0105201, voor een
bedrag ter hoogte van € 4000.01, onder vermelding van het rekeningnummer
[rekeningnummer 9] en
- een valse factuur, d.d. 29 april 2010, namens "[naam 3]" hebben
ingediend bij het FDC waarin gerefereerd wordt aan de levering van zestien
blower units, met daarop vermeld het unieke referentienummer
777/9/12019/01/604, voor een bedrag ter hoogte van € 30.616,32 , onder
vermelding van het rekeningnummer [rekeningnummer 10],
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij in de periode 1 april 2010 tot en met 11 augustus 2010, in de gemeente Beek,
tezamen en in vereniging met een ander, meermalen geschriften, zijnde de navolgende facturen:
- een valse factuur, d.d. 1 april 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 1]" en
een valse factuur, d.d. 30 april 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]
" en
- een valse factuur, d.d. 21 mei 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 3] " en
- een valse factuur, d.d. 10 mei 2010, namens "[medeverdachte]" en
een valse factuur, d.d. 28 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 4]
" en
- een valse factuur, d.d. 10 mei 2010, namens [naam 1] en
- een valse factuur, d.d. 10 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]" en
- een valse factuur, d.d. 22 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 2]" en
- een valse factuur, d.d. 24 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 5]
" en
- een valse factuur, d.d. 7 juni 2010, namens het bedrijf "[bedrijf 6]" en
een valse factuur, d.d. 4 juni 2010, namens "[naam 2] " en
- een valse factuur, d.d. 29 april 2010, namens "[naam 3]",
die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt en/of heeft vervalst immers hebben verdachte en zijn mededader telkens valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid op die facturen gericht aan het Financieel Dienstencentrum van het Ministerie van Defensie vermeld dat die werkzaamheden en/of levering van goederen en/of het verrichten van diensten, zoals vermeld op voornoemde facturen was/waren verricht en/of geleverd en/of verkocht, terwijl die werkzaamheden en/of levering van goederen en/of het verrichten van diensten, nimmer door de bedrijven
en/of personen [bedrijf 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 3]
en [medeverdachte] en [bedrijf 4] en
[naam 1] en [bedrijf 2] en [bedrijf 5] en [bedrijf 6]
en [naam 2] en [naam 3] zijn verricht en/of geleverd,
met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
4.
hij in de periode van 1 mei 2010 tot en met 11 augustus 2010 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander een gewoonte heeft gemaakt van het plegen van witwassen, hierin bestaande dat verdachte en zijn mededader telkens de hieronder genoemde bedragen:
- een geldbedrag van 1.147 euro en een geldbedrag van 23.785,13 euro en een geldbedrag
van 3.500 euro en een geldbedrag van 9.071 euro en een geldbedrag van 5.770 euro en
- een geldbedrag van ongeveer 4.800 euro,
hebben verworven en voorhanden gehad terwijl verdachte en zijn mededader wisten dat die geldbedragen onmiddellijk of middellijk afkomstig waren uit enig misdrijf;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 47, 225, 326 en 420ter Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft, samen met anderen, op geraffineerde wijze het Ministerie van Defensie welbewust en tot een aanmerkelijk bedrag financieel benadeeld. Hij heeft daartoe zijn toenmalige vriendin, die bij het Ministerie werkzaam was, aangespoord om facturen weg te nemen, waarna hij deze facturen vervalste en ter uitbetaling weer bij het Ministerie indiende.
Hij heeft met zijn handelwijze zijn eigen financiële belangen laten prevaleren boven het financieel nadeel en de overlast die hij bij de gedupeerde teweeg heeft gebracht. Verder heeft hij kennelijk geen oog gehad voor de gevolgen voor zijn vriendin en heeft hij misbruik gemaakt van de kwetsbare positie waarin zij zich bevond.
Ook heeft hij geen rekening gehouden met de belangen van gedupeerde [aangever 2].
Bij het bepalen van de soort en de omvang van de straf houdt de rechtbank rekening met de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) vastgesteld oriëntatiepunten voor fraudedelicten, die als uitgangspunt bij een benadelingsbedrag dat tussen
de € 10.000,-- en € 70.000,-- ligt, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden geven.
Strafverzwarende factor is dat verdachte, op het moment dat hij deze feiten pleegde, nog in een proeftijd liep ter zake van een veroordeling door de rechtbank Almelo van 4 december 2009, wegens onder meer vermogensdelicten.
Verder heeft de rechtbank, gelet op het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht, rekening gehouden met een op 20 november 2013 door de politierechter te Almelo aan verdachte opgelegde gevangenisstraf van 5 maanden.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte, naast een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf, welke gelijk is aan de duur van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd, een werkstraf dient te worden opgelegd. Het opleggen van een (deels) voorwaardelijke straf is naar het oordeel van de rechtbank thans niet meer aan de orde nu verdachte in het verleden diverse malen is veroordeeld en zich kennelijk niets gelegen laat liggen aan de in die veroordelingen gelegen waarschuwingen.
Met name gelet op het raffinement waarmee verdachte de feiten pleegde en zijn initiërende rol in het geheel, zal de rechtbank een hogere straf opleggen dan door de officier van justitie is geëist, in die zin dat naast na te melden vrijheidsstraf, een werkstraf van in principe 240 uren dient te worden opgelegd.
De rechtbank heeft echter voorts acht geslagen op het feit dat de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM is overschreden. De rechtbank overweegt daaromtrent dat het aan de verdachte toegekende recht op berechting binnen een redelijke termijn begint op het moment dat vanwege de Nederlandse Staat jegens de betrokkene een handeling is verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat tegen hem of haar ter zake van een bepaald strafbaar feit door het Openbaar Ministerie een strafvervolging zal worden ingesteld. De Hoge Raad heeft als uitgangspunt geformuleerd dat de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is begonnen en zich geen bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die afwijking van dit uitgangspunt rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft daarbij als uitgangspunt genomen dat overschrijding van de redelijke termijn niet tot de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie dient te leiden, maar dat de overschrijding in beginsel gecompenseerd dient te worden door vermindering van de op te leggen straf.
De feiten zijn gepleegd in de periode van 16 april 2010 tot en met 11 augustus 2010.
De termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is begonnen op 19 april 2011, de datum waarop verdachte is aangehouden en gehoord. De zaak is op 2 augustus 2011 voor de eerste keer ter pro forma terechtzitting aan de orde geweest en vervolgens aangehouden tot de terechtzitting van 7 oktober 2011. Op die zitting is de zaak op verzoek van de raadsman aangehouden in verband met het horen van getuigen. Deze getuigen zijn in december 2011 door de rechter-commissaris gehoord.
De volgende zitting heeft pas op 15 januari 2013 plaatsgevonden. Op die zitting heeft de verdediging een aantal nadere onderzoekswensen ingediend waarop de rechtbank na toewijzing van een aantal onderzoekswensen de behandeling van het onderzoek ter terechtzitting wederom heeft aangehouden. Op 28 februari 2013 zou de behandeling worden voortgezet. Toen is de oproeping nietig verklaard. Ook op de vervolgzittingen van 22 maart 2013, 14 juni 2013 en 31 oktober 2013 is de oproeping nietig verklaard.
De inhoudelijke behandeling heeft op 12 februari 2014 plaatsgevonden en er wordt op 26 februari 2014 uitspraak gedaan. De totale tijdsduur van deze zaak bedraagt dus bijna drie jaren en de overschrijding van de redelijke termijn bedraagt ongeveer tien maanden. De rechtbank is van oordeel dat gelet op het feit dat door het Openbaar Ministerie geen verklaring is gegeven voor met name de lange periode tussen december 2011 en 15 januari 2013 waarin van enige activiteit niet is gebleken, de overschrijding van de redelijke termijn voor rekening van het Openbaar Ministerie komt. De rechtbank zal de overschrijding van de redelijke termijn compenseren door vermindering van de werkstraf, in die zin dat de rechtbank daarop tien procent in mindering zal brengen, hetwelk resulteert in een werkstraf van 216 uur.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie concludeert tot toewijzing van de gehele vordering en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De vordering is goed onderbouwd en voldoende aannemelijk gemaakt.
Standpunt van de verdediging
De verdediging is van oordeel dat de benadeelde partij in de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu verdachte ter zake van de feiten waarop de vordering betrekking heeft, moet worden vrijgesproken.
Oordeel van de rechtbank
[aangever 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als gemachtigde van de benadeelde partij het Ministerie van Defensie, Rimburgerweg 50, te 6471 XX Eygelshoven, gevoegd in dit strafproces. Hij vordert namens de benadeelde partij veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 43.273,70 (drieënveertigduizend tweehonderd en drieënzeventig euro en zeventig cent). Dit betreft materiële schade.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het onder 1 bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 22c, 22d, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 t/m 4 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 tot en met 4 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1
het misdrijf: medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: medeplegen van poging tot oplichting, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
feit 4
het misdrijf: medeplegen van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 tot en met 4 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tevens tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij, het Ministerie van Defensie, Rimburgerweg 50, te 6471 XX Eygelshoven, van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. B.W.M. Hendriks, voorzitter, mr. E. Venekatte en mr. D. Hardonk-Prins, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 26 februari 2014.
Buiten staat
Mrs. Hardonk-Prins en Venekatte zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.