5.3De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten vast.
Op 21 juli 2010 vervoegde [getuige 1], waarnemend hoofd eindcontrole van het FDC Defensie, zich bij de brigade Koninklijke Marechaussee Limburg-Zuid. Hij deelde mede dat hij vier gevallen van oplichting dan wel valsheid in geschrifte had ontdekt. Deze zaken waren aan het licht gekomen omdat de bedrijven op enig moment gereclameerd hadden bij het FDC omdat hun factuur nog niet voldaan was door Defensie. Toen bleek echter dat het FDC wel was overgegaan tot uitbetaling van de facturen behorende bij de geleverde diensten. Na controle van het FDC bleek vervolgens dat de rekeningnummers en bedrijfsnamen op de binnengekomen facturen niet overeen kwamen met de gegevens van de reclamerende dienstverleners/leveranciers. De overige teksten op de facturen bleken wel overeen te komen waardoor er in eerste instantie bij het FDC geen argwaan werd gewekt.
Op 9 augustus 2010 is door de plaatsvervangend commandant van het FDC, [aangever 1] aangifte gedaan namens het Ministerie van Defensie van tot dan toe bekend zeven (7) gevallen van oplichting. Van deze zeven (7) gevallen is er in vier (4) gevallen door het FDC overgegaan tot uitbetaling van het gefactureerde bedrag. Het Ministerie van Defensie heeft hierdoor schade geleden ter grootte van 29.507,28 euro. In de overige 3 gevallen is de vervalsing van de facturen door het personeel tijdig opgemerkt en is niet tot uitbetaling overgegaan.
De toenmalige partner van verdachte, mevrouw [betrokkene 1] (nader te noemen [betrokkene 1]) heeft in de periode van oktober 2008 tot 1 juli 2010 bij het FDC van het Ministerie van Defensie gewerkt. Deze afdeling is verantwoordelijk voor de betaling van facturen namens het Ministerie van Defensie. [betrokkene 1] heeft toegegeven in deze periode 6 á 7 ingestuurde originele facturen verduisterd te hebben. Zij weet niet welke facturen zij verduisterd heeft. Wel heeft zij de factuur van het bedrijf “[bedrijf 7]” herkend als een door haar meegenomen factuur. Zij heeft verklaard dat dit volgens haar de eerste factuur is die zij meegenomen heeft. De rechtbank acht het niet aannemelijk dat niet alle 12 in de tenlastelegging genoemde oorspronkelijke facturen door [betrokkene 1] zijn meegenomen, nu [betrokkene 1] in de periode waarin de facturen zijn verduisterd werkzaam was bij het FDC. Uit het dossier zijn geen aanwijzingen te putten dat iemand anders dan [betrokkene 1] zich in die periode de betreffende documenten heeft toegeëigend. Voorts blijkt niet dat iemand anders dan [betrokkene 1], werkzaam bij het FDC, in relatie stond tot verdachte en /of (een) medeverdachte(n) van de tenlastegelegde feiten.
[betrokkene 1] nam de facturen op verzoek van verdachte mee naar haar huis, alwaar de facturen werden vervalst.
De valse facturen zijn gelet op de opmaak onmiskenbaar verstuurd naar het FDC met de bedoeling daar als echt en onvervalst in behandeling te worden genomen.
In een zestal gevallen is door het Ministerie van Defensie daadwerkelijk overgegaan tot betaling, te weten naar aanleiding van de facturen die op naam zijn gesteld van de bedrijven [bedrijf 1], [bedrijf 2], [bedrijf 3], [bedrijf 4], en op naam van de personen [medeverdachte] en [naam 1].
De oplichting is gepleegd met behulp van door verdachte tezamen en in vereniging met een ander vervalste facturen, nadat de originele facturen door [betrokkene 1] waren verduisterd. De facturen werden volgens [betrokkene 1] in haar woning door verdachte vervalst met gebruikmaking van haar computer. [betrokkene 1] wist ook dat de vervalste facturen naar het Ministerie van Defensie zouden worden gestuurd om het Ministerie van Defensie aldus tot betaling van de gefactureerde bedragen te bewegen.
In een zestal gevallen is na de ontvangst van een vervalste factuur niet door het Ministerie van Defensie overgegaan tot betaling. Dit betreft de facturen die op naam zijn gesteld van de bedrijven [bedrijf 2] (twee facturen), [bedrijf 5] en de personen [naam 2], [naam 3] en [bedrijf 6]. In die gevallen kan er dan ook niet gesproken worden van voltooide oplichting.
Ten aanzien van de vervalste factuur ingediend namens [bedrijf 6] is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een ondeugdelijke poging. Dit omdat op die factuur een niet-bestaand rekeningnummer vermeld stond.
Ten aanzien van de overige vijf facturen acht de rechtbank het medeplegen van poging tot oplichting wettig en overtuigend bewezen. Het voornemen van verdachte en zijn mededader(s) heeft zich door een begin van uitvoering geopenbaard. Immers, er zijn vervalste facturen naar het FDC gezonden. Dat het FDC deze ingediende facturen niet heeft betaald, is veroorzaakt door het feit dat een aantal op die facturen vermelde rekeningnummers inmiddels door het FDC vanwege reeds geconstateerde onregelmatigheden met betrekking tot die rekeningnummers was geblokkeerd dan wel dat al naar aanleiding van de originele factuur tot betaling aan de rechtmatige contractant was overgegaan.
De rechtbank is van oordeel dat deze pogingen tot oplichting zijn gepleegd door verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en). Nadat [betrokkene 1] de originele facturen had verduisterd, zijn de facturen in de woning van [betrokkene 1] met gebruikmaking van haar computer door verdachte en een medeverdachte vervalst. Slechts door van de wil van verdachte en zijn mededader(s) onafhankelijke omstandigheden is het ten aanzien van de vijf hierboven genoemde facturen niet gekomen tot uitbetaling van de vervalste facturen.
De rol van verdachte bij het vervalsen van facturen blijkt onder meer uit verschillende sms- berichten die verdachte heeft gestuurd naar en heeft ontvangen van een telefoon met een nummer op naam van [betrokkene 1]. Zo heeft [betrokkene 1] op 6 juli 2010 een sms-bericht ontvangen waarin haar onder meer het rekeningnummer werd medegedeeld dat gebruikt is op de valse factuur die namens het bedrijf [bedrijf 5] aan het Ministerie van Defensie is gestuurd. Het sms-bericht sluit af met de woorden “goed zo schatje”. Bovendien verklaart verdachte zelf dat hij kennis heeft aan [betrokkene 1] en dat hij bij haar in de woning kwam. Voorts heeft [betrokkene 1] voor verdachte belastend verklaard.
Verdachte heeft verschillende personen benaderd met het verzoek hun bankrekeningnummer te mogen gebruiken voor het doen van stortingen. De betreffende bankrekeningnummers zijn op de vervalste facturen opgenomen.
Ten aanzien van het tenlastegelegde medeplegen van gewoontewitwassen oordeelt de rechtbank dat uit het dossier en naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, dat verdachte heeft meegewerkt aan transacties om de herkomst van illegaal verkregen geldsommen, te weten de in de tenlastelegging bij dit feit genoemde bedragen te verbergen met het doel illegaal verkregen vermogen te kunnen besteden, met uitzondering van € 1.047,-- (welk bedrag de rechtbank vanwege een kennelijke verschrijving verbeterd leest als € 1.074,--,) . Het bedrag van € 1.147,-- is gestort op rekeningnummer [rekeningnummer 6] op naam van [naam 4] dat staat vermeld op de valse factuur van het niet bestaande [bedrijf 2]. Dit bedrag is opgenomen in twee geldopnames van elk € 500,-- bij de Rabobank en ABN-Amro te Wierden. Verder is er een geldopname geweest van € 70,00 van de ABN Amro te Wierden en is er voor een bedrag van € 51,70 betaald bij een betaalautomaat van Tango te Nijverdal.
De bedragen van € 23.785,13 en € 3.500,-- hebben, na overmaking daarvan op een valse factuur namens het bedrijf [bedrijf 3], op de rekening van medeverdachte [medeverdachte] gestaan. Vervolgens is niet vastgesteld kunnen worden waar deze bedragen uiteindelijk terecht zijn gekomen. [medeverdachte] heeft hierover onaannemelijke verklaringen afgelegd.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft toegegeven dat genoemde bedragen op zijn rekening zijn gestort. Verder heeft hij verklaard verdachte al heel lang te kennen en een zakelijke relatie met hem te hebben. Hij heeft meerdere telefoonnummers van verdachte in zijn telefoon opgeslagen en zegt meerdere malen telefonisch en sms-contact met [verdachte] te hebben gehad. Op 18 mei 2010 te 22:40:55 uur werd naar het telefoonnummer [telefoonnummer], opgeslagen als [verdachte], met de Nokia 6230i van medeverdachte [medeverdachte] het sms-bericht verzonden: Rek. Nr, abn amro. [rekeningnummer 3] tav. [medeverdachte]. Hierna heeft de storting van eerdergenoemde € 3.500,-- op dat rekeningnummer plaatsgehad.
Op 1 juli 2010, een dag voordat het bedrag van € 23.785,13 op de rekening van [medeverdachte] is gestort, heeft [medeverdachte] een sms-bericht verstuurd naar verdachte. Het bericht luidt: “nog niks bij kijk morgen weer ff”. Aldus past dit sms-bericht precies in de tijdslijn waarin het bedrag van € 23.785,13 op de rekening van [medeverdachte] is gestort, zodat het er voor moet worden gehouden dat genoemd sms-bericht betrekking heeft op de storting van genoemd bedrag. Hiermee - en bij gebreke van een aannemelijke verklaring van verdachte daaromtrent - wordt het betoog van de raadsman dat een dergelijk bericht van alles kan betekenen, weerlegd.
Over het bedrag van € 9.071,37 heeft [getuige 2] verklaard dat zij van dit bedrag € 9.000,-- heeft opgenomen in Almelo en vervolgens heeft afgedragen aan [verdachte]. Over het bedrag van € 5.770,-- heeft de ter terechtzitting gehoorde getuige [getuige 3] verklaard, dat dit bedrag door haar aan verdachte contant is betaald, nadat verdachte had verzocht het bedrag te mogen laten storten op de bankrekening van [getuige 3]. Het bedrag van € 4.800,-- is vanaf de rekening van [aangever 2] gestort op de rekening van [getuige 2], die heeft verklaard haar bankpas in die periode te hebben uitgeleend aan [verdachte]. Vervolgens is er van dat bedrag een bedrag van € 3.500,-- gestort op de rekening van [medeverdachte] met wie [verdachte] in die periode regelmatig contact heeft gehad. [medeverdachte] heeft ongeloofwaardig over de herkomst van het geld verklaard.
Van het bedrag van € 4.800,-- is verder twee maal € 500,-- contant opgenomen.
De rechtbank heeft, in onderling verband en in samenhang bezien met de onder 1 en 3 bewezenverklaarde feiten en hetgeen de rechtbank daarover heeft overwogen, geen reden te twijfelen aan de betrouwbaarheid van [getuige 2] en [getuige 3].
De valse facturen bevatten gegevens en rekeningnummers die in verband kunnen worden gebracht met verdachte. De constructie met de door verdachte vervalste facturen, het overboeken naar andere rekeningnummers en het opnemen van geld door anderen dan wel met het pasje van een ander was gericht op het daadwerkelijk verhullen van de criminele herkomst van het geld.
Met betrekking tot het bedrag van € 1.047,--, (door de rechtbank gelezen als € 1.074,--) oordeelt de rechtbank dat verdachte hiervan dient te worden vrijgesproken, nu hij over dat bedrag, in verband met het faillissement op 13 april 2010 van het bedrijf ([bedrijf 1]) ten name waarvan het geld was gestort, niet heeft kunnen beschikken en hij dit bedrag aldus niet voorhanden heeft gehad.
Gelet op de nauwe contacten tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zoals daarvan blijkt uit de gebezigde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank sprake van medeplegen van het maken van een gewoonte van het plegen van witwassen.
Het betoog van de raadsman dat ertoe strekt dat mevrouw [betrokkene 1] wraak wilde nemen op verdachte en dat zij daartoe samen met [betrokkene 2] een plan heeft bedacht om verdachte een hak te zetten en waarbij door [betrokkene 1] zou zijn gemanipuleerd met zowel de telefoon van verdachte als de inhoud van de sms-berichten tussen verdachte en [betrokkene 1], wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. De rechtbank heeft geen reden te twijfelen aan de juistheid en betrouwbaarheid van die bewijsmiddelen. Het enkele feit dat uit publicaties en eigen onderzoek van de raadsman blijkt dat dergelijke manipulaties met mobiele telefoons in het algemeen mogelijk zijn, biedt onvoldoende onderbouwing voor zijn stelling dat dergelijke manipulaties in onderhavig geval zouden hebben plaatsgehad. De raadsman heeft zijn stellingen op dit punt evenmin op andere wijze aannemelijk gemaakt.
Op grond van dit alles is de rechtbank van oordeel dat de aan verdachte tenlastegelegde oplichting, de poging tot oplichting, de valsheid in geschrift en het gewoontewitwassen door verdachte zijn gepleegd en dat, gelet op de nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een of meer anderen, telkens sprake is geweest van medeplegen.