Proces-verbaal van kennisgeving van inbeslagneminginzake [verdachte 4]:
Uit het proces-verbaal blijkt dat verdachte bij aanhouding op 15 november 2011 een plastic tas bij zich had met als inhoud:
- 1 wit doosjes met tipjes
- 1 doos grote vloei van het merk Smoking Weed:
- 5 NL, 10 zakjes, totaal gewicht 6,7 gram
- 10 NL, 10 zakjes, totaal gewicht 12,3 gram
- 10 Shiva, 10 zakjes, totaal gewicht 14 gram
- 5 DD, 60 zakjes, totaalgewicht 3 8,4 gram
- 10 DD, 40 zakjes, totaalgewicht 50,8 gram
- 5 OB, 10 zakjes, totaalgewicht 6,4 gram
- 5 SM, 10 zakjes, totaalgewicht 6,7 gram
- SlO H, 10 zakjes, totaalgewicht 9 gram
- 10 WW, 10 zakjes, totaalgewicht 11,4 gram
- 10 Polm, 5 zakjes, totaalgewicht 7,05 gram
- Voorgedraaide joint, aantal 75 stuks.
7.
Op 15 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 4]bij de politie het volgende verklaard:
(..)
V: U gaf net aan dat u vanmiddag op straat bent aangehouden.
A: Ik stap uit de auto, ik was bij de coffeeshop Sky High aan de Van Karnebeekstraat. Ik wilde daar iets afgeven, dat doe ik altijd. Dat doe ik al jaren.
(..)
V: Wij zijn vanmiddag bij u in de cel geweest. Mijn collega is bij u geweest om de code van de kluis te vragen. Weet u waarom dit was?
A: Dat klopt dat heb ik gegeven. Ik heb goed meegewerkt. Ik wilde in eerste instantie de code niet gegeven omdat het geld in de kluis van de coffeeshop is en ik was daar verantwoordelijk voor.
V: Wat zou het bedrag in de kluis zijn?
A: Het was van de hele week, ik denk zo’n 25.000 euro.
V: Wist u toen u vanmiddag werd aangehouden waarvoor u werd aangehouden?
A: Eerst niet. Ik zag dat kaartje wel. Maar toen ze die plastic tas afpakten, een plastic Albert Heijn tas volgens mij, dacht ik wel dat het om de wiet ging.
V: Hoe lang doet u dit al?
A: Al jaren. Zo lang als ik daar woon. Acht jaar al. Ik heb daar nooit moeilijk over gedaan. Ik heb kantoor aan huis en ik krijg dan een fax met daarop de bestelling wat ik in een zak moet doen en dan breng ik dat heen. Maar de coffeeshop mag niet zoveel hebben. 500 gram
maximaal. In de kast zitten allemaal laden. Ik pakt uit de laden de bestelling die ik via de fax krijg. Soms een keer per dag maar soms ook drie keer per dag.
V: Van wie is die kast met voorraad?
A: Van de coffeeshop.
V: Maar die kast staat in uw huis.
A: Ja. Dat klopt. Dat kan gebeuren.
V: Van wie is de coffeeshop?
A: Van mevrouw [verdachte 2].
V: Hoe noemt u mevrouw [verdachte 2]?
A: Ik noem haar [verdachte 2].
V: Maar op sommige dagen gaat u drie keer per dag naar de coffeeshop.
A: Ja dat klopt. Anders moet mijn zoon dat doen.
V: Dus u doet dat voor uw zoon?
A: Ja dat klopt. Voor mijn zoon [verdachte 1].
8.
Op 16 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 4]het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V: Is de [adres 1] een koop of huurhuis?
A: (..) Ik huur het huis van mijn zoon [verdachte 1]. [verdachte 1] heeft het huis gekocht.
(..)
V: Bent u de enige die voorraad naar de coffeeshop brengt?
A: Ja, samen met [verdachte 1].
(..)
V: Hoe weet u wat op de bestelling staat?
A: In de kast met allerlei soorten wiet staat per soort er op wat er in zit. Ik heb er geen verstand van dus ik pak gewoon wat ik lees. De wiet komt al bij ons in kleine zakjes, ik verpak dus niks.
(..)
V: Kent u dit?
0: Ik laat de verdachte een faxlijst zien afkomstig van Sky High.
A: Ja. Dit is een faxlijst. Oh. . . dit is van 14 november, dat is een nieuwe.
V: Maar hoe werkt dit dan?
A: Ik lees wat ze nog op voorraad hebben en dat vul ik aan tot een gewicht van 500 gram omdat de coffeeshop niet meer op voorraad mag hebben. Ik reken dat een beetje uit, dat gaat nog prima. Ik heb thuis een lijst wat er ongeveer in de coffeeshop moet zijn. Er zijn ook
soorten bij die niet zo hard lopen.
(..)
V: Wat is de rol van [verdachte 2]?
A: Ze is eigenaar en directrice van de zaak. En ze doet de boekhouding. [verdachte 1] en [verdachte 2] hebben samen kinderen en ze hebben elkaar nodig in de coffeeshop. Hij is geen mede-eigenaar.
(..)
Ik kan u nog wel vertellen dat ik iedere dag de kas opmaak van de coffeeshop. In de kassacomputer in de shop wordt de omzet berekend en ik zorg iedere dag voor een kassalade
met kleingeld zodat er genoeg wisselgeld is.
V: Wie brengt de kassalade naar Sky High?
A: Dat doe ik soms zelf, dat doe ik iedere ochtend als er nog niemand is.
9.
Op 16 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 4]aanvullend bij de politie verklaard:
(..)
V: U had gisteren een sleutelbos bij u, daar zat onder andere de autosleutel van de Mercedes aan. Waar zijn die andere sleutels voor?
A: Die ene sleutel hoort bij de voorraadkast van de coffeeshop.
(..)
V: Wie heeft er nog meer een sleutel van de voorraadkast?
A: Alleen [verdachte 1].
V: En [verdachte 3] dan?
A: [verdachte 3] volgens mij niet maar [verdachte 3] heeft wel een sleutel van het kantoor aan de [weg] volgens mij. [verdachte 1] regelt dat allemaal.
(..)
10.
Op 25 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 4]het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V; Hoe verdient [verdachte 1] zijn geld?
A; Hij verdient zijn geld met het inkopen en leveren van de hennep aan de Sky high. Wat ze nodig hebben koopt [verdachte 1] in. Wat er voor financiële afspraken zijn tussen [verdachte 1] en [verdachte 2] weet ik niet.
(..)
V; Uit onderzoek is gebleken dat [verdachte 3] een tijdje in de woning van [verdachte 1] heeft gezeten toen [verdachte 1] en [naam] op vakantie waren. Hoe zit dat?
A; [verdachte 3] moest toen op de woning passen. Als er geleverd moet worden aan de Sky High en ik kan niet dan doet [verdachte 3] dat. Toen [verdachte 1] op vakantie ging zat er genoeg in de kluis om de shop voor die 3 weken te voorzien. Dat was dus geen probleem.
(..)
A; Nou, dat zei ik als ik eens niet kon dan deed [verdachte 3] dat. Hij maakte dan de bestelling in orde en bracht het naar de shop. Dat was zo afgesproken met [verdachte 1]. Ik belde hem ook wel eens op omdat ik die dag niet kon. Hij deed dat dan.
V; Waar komt de wiet vandaan die is aangetroffen in uw kantoor?
A; Dat wordt door [verdachte 1] ingekocht. Een teler komt bij hem op kantoor met wiet en [verdachte 1] koopt dat dan. [verdachte 1] brengt het spul dan vervolgens naar een thuiswerker die de wiet in kleine gripzakjes stopt. Ook rolt die de joints die zijn aangetroffen in de kluis. Dat komt dan weer op kantoor en die stop ik dan in de kluis. Als de Sky High dan een bestelling door geeft dan maak ik die bestelling in orde en breng die weg. Als ik of [verdachte 1] eens een keer niet kan dan kan het ook zo zijn dat [verdachte 3] dat doet.
(..)
V; Bij de doorzoeking hebben we gezien dat de wiet in zakjes zit en dat er voorgerolde joints bij waren. Wie weegt die zakjes af en rolt die joints?
A; Dat doet dus die thuiswerker waar [verdachte 1] de wiet heen bracht. [verdachte 1] heeft meerdere thuiswerkers, volgens mij 3 of 4. (..)
V; Wie werken er allemaal bij Sky High en wat voor functie hebben zij daar?
A; [verdachte 2] is de eigenaresse en zij is daar ook regelmatig. (..)
V; U heeft verklaard dat u elke dag de kas opmaakt van de coffeeshop. Ook geeft u aan dat u de opbrengst afstort bij een bank. Hoe gaat dat in zijn werk?
A; Ik of [verdachte 1] gaan ‘s ochtends naar de shop. Daar staat dan in de kluis de kassa met de opbrengst van de dag daarvoor. Ik heb dan een andere kassalade met nieuw wisselgeld voor de komende dag. De kassa met de opbrengst van de dag ervoor nemen wij dan mee. Op de [weg] controleer ik de kassa. Tel het geld en doe dat in de kluis op de [weg]. Ik krijg een of twee keer in de week een sms-je van [verdachte 2] die mij aangeeft dat ik een bepaald bedrag naar de bank moet brengen. Ik breng dat geld dan in een sealbag naar de Frieslandbank op de burgemeester van Rooyensingel. Ik vul die formulieren ook in, in drievoud. Een gaat naar kantoor op de [weg], een naar de Friesland bank en een gaat naar [verdachte 2].
Dat wat ik nu beschrijf deed [verdachte 1] of ik.
(..)
11.
Op 28 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 3]het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V; Ken je [verdachte 1]?
A; Ja, die ken ik wel.
V; Wat is jouw bemoeienis met Sky High?
A; [verdachte 1] is verbonden aan de Sky High. Hij levert de wiet aan de Sky. Normaal gesproken brengt de vader van [verdachte 1] de wiet naar de Sky en als hij niet kon dan bracht ik de hennep. Ik had een sleutel van het kantoor en ik had ook een sleutel van de kluis in het kantoor waar de
wiet in zat.
(..)
V; De indruk die wij hebben is dat jij min of meer de rechterhand van [verdachte 1] bent.
A; Ja ik help met dingen.
(..)
V; Kwam je vaak in de Sky?
A; Jawel, ik deed daar wel eens een klusje als dat nodig was, en verder ook vaak om slap te ouwehoeren. Ik rook zelf ook wel eens joint. [verdachte 1] die vroeg dan aan mij of ik dit of dat wilde doen, ik deed dat dan. Het kwam ook wel voor dat ik zelf iets zag en dat dan deed.
12.
Op 29 november 2011 heeft medeverdachte [verdachte 3]het volgende bij de politie verklaard:
(..)
V; Hoe zit het met de organisatie rondom Sky High? Wie doet wat?
A; Ik weet dat [verdachte 2] de Sky op naam heeft, [verdachte 1] zorgt voor de inkoop en de Sky wordt bevoorraadt door Opa. Ik verleen hand en spandiensten voor [verdachte 1], zoals ik gisteren ook al heb verklaard.
V; Je hebt gisteren aangegeven dat je wel eens klusjes doet voor [verdachte 1]. Wat kun je daarover vertellen?
A; Als Opa uit eten gaat of iets dergelijks dan breng ik de wiet ook wel naar de shop. De bestelling komt dan via de fax binnen, ik word dan vanuit de shop gebeld. Ik ga dan naar het kantoor aan de [weg] en maak de bestelling in orde en lever die af bij de shop. Ik zie het
niet als een vaste verplichting. Af en toe wordt mij iets gevraagd en als mij dat past dan doe ik het.
(..)
V; [verdachte 1] en [verdachte 4] hebben verklaard dat [verdachte 1] de hennep inkoopt van telers. Dat doet hij aan de [weg]. Wat kun je daar over zeggen?
A; Ik ben daar inderdaad wel eens bij geweest. (..)
V; Toen [verdachte 1] op vakantie was en jij in zijn woning zat. Wat heb je toen gedaan met betrekking tot de hennep?
A; Over het algemeen heeft opa toen de shop bevoorraad. Ik heb het in die tijd ook wel gedaan. Opa is in de avond wel eens moe en hij kwakkelt wat met zijn gezondheid dus de avondvulling deed ik vaak.
V; Heb jij wel eens hennep ingenomen van telers wat bestemd was voor de Sky High?
A; Daar ga ik verder niet op in. Ja, ik heb dat inderdaad wel een paar keer gedaan. [verdachte 1] was immers op vakantie en dan moet de zaak wel doorgaan. Ik heb ze nooit betaald, [verdachte 1] betaalde ze als hij terug was of opa betaalde de telers. (..)
V; Als de hennep is ingekocht wat gebeurt er dan mee?
A; Dan gaat het naar thuiswerkers. Ik heb daar nooit bemoeienis mee gehad. Ik weet ook niet wie dat zijn. (..)
13.
Proces-verbaal van doorzoeking ter beslagnemingd.d. 15 november 2011 inzake de woning aan de [adres 1] te Zwolle (verblijfadres medeverdachte [verdachte 4]):
Op dinsdag 15 november 2011, omstreeks 15.40 uur, werd door de officier van justitie (..), binnengetreden in een woning, [adres 1] Zwolle (..).
Op het adres [adres 1] te Zwolle staan ingeschreven en waren op het moment van doorzoeking aanwezig: [verdachte 4], geboren op [1927] (..)
Uit het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming kan worden opgemaakt dat in totaal in beslag is genomen: Hennep met een totaal nettogewicht van 8344,09 gram alsmede 1350 joints.
14.
Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuninginzake aangetroffen verdovende middelen tijdens de zoeking gehouden aan de [adres 1] te Zwolle.
GEWICHT / aantal Hennep / hash
8.344,09 gram Netto totaal
Joints: 1.350 stuks totaal
Goederen: Aan hoedanigheid, vorm, kleur en geur herken ik deze goederen als zijnde Hennep en Hash van het ras Cannabis.
Door mij, verbalisant is met behulp van de Drugs field Test Kit monsters genomen van het in
beslaggenomen materiaal en indicatief getest op 17-11-2011.
Ik zag daarbij dat de inhoud van het testbuisjes direct verkleurden van helder/doorzichtig naar rood. Hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van Cannabis.
15.
Het expertiseverslag regionale Recherche Ondersteuninginzake aangetroffen verdovende middelen tijdens de aanhouding van medeverdachte [verdachte 4].
GEWICHT / aantal Hennep / hash
- 5 NL, 10 zakjes, totaal gewicht 6,7 gram
- 10 NL, 10 zakjes, totaal gewicht 12,3 gram
- 10 Shiva, 10 zakjes, totaal gewicht 14 gram
- 5 DD, 60 zakjes, totaalgewicht 3 8,4 gram
- 10 DD, 40 zakjes, totaalgewicht 50,8 gram
- 5 OB, 10 zakjes, totaalgewicht 6,4 gram
- 5 SM, 10 zakjes, totaalgewicht 6,7 gram
- SlO H, 10 zakjes, totaalgewicht 9 gram
- 10 WW, 10 zakjes, totaalgewicht 11,4 gram
- 10 Polm, 5 zakjes, totaalgewicht 7,05 gram
- Voorgedraaide joint, aantal 75 stuks.
Goederen: Aan hoedanigheid, vorm, kleur en geur herken ik deze goederen als zijnde Hennep en Hash van het ras Cannabis.
Door mij, verbalisant is met behulp van de Drugs field Test Kit monsters genomen van het in
beslaggenomen materiaal en indicatief getest op 18-11-2011.
Ik zag daarbij dat de inhoud van het testbuisjes direct verkleurden van helder/doorzichtig naar rood. Hetgeen indicatief is voor de aanwezigheid van Cannabis.
16.
Het echtscheidingsverzoekschriftvan verdachte [verdachte 1] en verdachte, inhoudende het door voornoemde personen ondertekende echtscheidingsconvenant waaruit het onder sub b. genoemde onderdeel valt op te maken dat verdachte aan de onderneming verbonden zal blijven zoals hij dat de drie voorafgaande boekjaren heeft gedaan.
Citaat: ”
de man faciliteert het welslagen van de onderneming in dezelfde mate als de man de afgelopen 3 boekjaren heeft gedaan”.
17.
Het echtscheidingsverzoekschriftvan [verdachte 1] en verdachte, inhoudende het door voornoemde personen ondertekende echtscheidingsconvenant waaruit het onder 2.1 en 2.3 vastgestelde blijkt dat verdachte alimentatie ontvangt aan de hand van winst van de onderneming Sky High.
2.1De vrouw zal met ingang van 1 juli 2005 maandelijks bij vooruitbetaling aan de man een voorschot van € 10.000,00 op de bruto alimentatie betalen.
(..)
2.3De in artikel 2.1 vastgestelde alimentatie is vastgesteld aan de hand van de
navolgende aannames en omstandigheden c.q. voorwaarden:
a.
In de onderneming Sky High is in de boekjaren 2000 tot en met 2004 een nettowinst uit onderneming voor belastingen van gemiddeld circa €439.000,00 per jaar gerealiseerd, een ander volgens aangehechte berekening. De nettowinst uit onderneming kent een dalende tendens en bedroeg in 2004 € 326.412,00. Bij de vaststelling van de alimentatie gaan partijen in eerste instantie uit van een nettowinst uit onderneming van €240.000,00 per jaar, daarbij rekening houdend met de voornoemde dalende tendens en de liquiditeitspositie van de onderneming.
Overwegingen met betrekking tot de ten laste gelegde feiten
De rechtbank overweegt dat uit voornoemde bewijsmiddelen valt op te maken dat verdachte en haar medeverdachten, allen een substantiële rol hebben vervuld bij de exploitatie van Sky High ten aanzien van de bevoorrading en de bedrijfsvoering van voornoemde coffeeshop.
[verdachte 1] heeft de zogenaamde achterdeurproblematiek geheel voor zijn rekening genomen terwijl verdachte, de exploitante van de coffeeshop, de administratieve zaken rondom de coffeeshop voor haar rekening nam. Zij onderhield onder andere de contacten met de politie en de gemeente en droeg zorg voor de boekhouding en het personeel.
[verdachte 1] heeft in het kader van die achterdeurproblematiek zorggedragen voor de aanlevering van de benodigde handelsvoorraad van Sky High door onder andere de hennep voor Sky High in te kopen. [verdachte 1] kreeg daarvoor het benodigde geld van Sky High. Vervolgens liet [verdachte 1] de hennep door thuiswerkers bewerken, waarna die hennep door hem werd geleverd aan Sky High.
De vader van [verdachte 1], medeverdachte [verdachte 4] (woonachtig aan de [adres 1] te Zwolle), verzorgde grotendeels het aanvullen van de voorraad van Sky High.
Aan de [adres 1] te Zwolle bevond zich een kluis waar de ingekochte en bewerkte hennep werd bewaard. Indien de coffeeshop aanvulling van de voorraad behoefde, was de procedure als volgt: vanuit de coffeeshop werd door een van de medewerkers een fax naar [verdachte 4] aan de [adres 1] te Zwolle verzonden waarop werd aangegeven hoeveel van elke soort hennep nog op voorraad was, zodat medeverdachte [verdachte 4] dat kon aanvullen tot een gewicht van totaal 500 gram. [verdachte 4] maakte “de bestelling” dan klaar en bracht die naar Sky High.
Indien [verdachte 1] of [verdachte 4] niet aanwezig waren, nam medeverdachte [verdachte 3] die rol met betrekking tot het aanvullen van de handelsvoorraad van Sky High op zich. [verdachte 3] had een sleutel van het kantoor aan de [adres 1] te Zwolle en een sleutel van de kluis in het kantoor waar de wietvoorraad in werd bewaard. Ook heeft [verdachte 3] weleens, bij afwezigheid van medeverdachte [verdachte 1], de wiet van de telers ingenomen ten behoeve van Sky High. [verdachte 3] verleende dus de nodige hand- en spandiensten, zodat de exploitatie van Sky High continue was gegarandeerd.
Ook met betrekking tot het financiële gedeelte van de exploitatie van Sky High vervulden zowel verdachte als medeverdachten [verdachte 1] en [verdachte 4] een eigen rol. [verdachte 4] maakte elke dag de kas op voor Sky High en zorgde elke dag voor een kassalade met kleingeld, zodat er voldoende wisselgeld aanwezig was in de coffeeshop. De kassalade met de opbrengst van de dag daarvoor werd dan meegenomen door [verdachte 4]. In zijn woning aan de [adres 1] controleerde hij de kassalade, maakte de kas op en borg het geld op in de kluis. Eén of twee keer per week ontving hij een sms-je van verdachte waarin zij aangaf welk bedrag hij naar de bank moest brengen. [verdachte 4] bracht dit geld dan in een sealbag naar de betreffende bank. Hij vulde de benodigde formulieren in, in drievoud. Eén exemplaar werd bewaard op het kantoor aan de [adres 1] te Zwolle, één exemplaar was voor de bank en één exemplaar ging naar verdachte, als exploitante van de coffeeshop. [verdachte 4] heeft verklaard dat hij of zijn zoon ([verdachte 1]) dit klusje voor hun rekening namen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat zij op de hoogte was van deze gang van zaken. Zij regelde de “voordeur” en [verdachte 1] regelde de “achterdeur”.
Het onder 1 ten laste gelegde (handel in hennep c.q. aanwezig hebben van hennep, in de uitoefening van een bedrijf)
De rechtbank is van oordeel dat, gezien het voornoemde in onderlinge samenhang bezien, er sprake is van een dusdanig samenwerkingsverband dat gesproken kan worden van een nauwe en bewuste samenwerking van verdachte met voormelde medeverdachten ten aanzien van, kort gezegd, de handel in hennep ten behoeve van de bevoorrading van Sky High, alsmede het aanwezig hebben van een grote hoeveelheid hennep in een pand aan de [adres 1] te Zwolle. Daarnaast acht de rechtbank voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig voor de omstandigheid dat verdachte heeft gehandeld in de uitoefening van een bedrijf.
De rechtbank acht derhalve het onder 1 ten laste gelegde, met in achtneming van het voorgaande, wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte voor wat betreft het overige onder 1 ten laste gelegde vrijspreken, waaronder betrokkenheid bij de aanwezigheid van hennep in een garagebox [nummer 1] aan de [adres 2].
Het onder 3 ten laste gelegde (leiding geven aan een criminele organisatie)
Om van een criminele organisatie in de zin van artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht te kunnen spreken is vereist dat sprake is van een gestructureerd en duurzaam samenwerkingsverband van twee of meer personen met een bepaalde organisatiegraad, dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven.
Van deelname is sprake als de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteuning biedt aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het in dat artikel beoogde oogmerk. Voor strafbare deelname is voorts voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet dat er een organisatie bestaat en dat die organisatie het plegen van misdrijven tot oogmerk heeft. Wetenschap van een of meer concrete misdrijven die door de organisatie worden beoogd, is niet vereist, als de dader maar weet dat de organisatie het begaan van misdrijven beoogt. Evenmin is vereist dat de betrokkene daadwerkelijk heeft deelgenomen aan (alle) gepleegde misdrijven, noch dat hij heeft samengewerkt, althans bekend moet zijn geweest met alle andere personen die deel uitmaken van de organisatie.
De rechtbank is van oordeel dat reeds uit de aard van een coffeeshop als onderneming voortvloeit dat sprake is van bestaande structuren en daarmee van een organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht. Voorts blijkt (onder meer) uit de verklaringen van verdachte en medeverdachte [verdachte 1], en meer in het bijzonder uit de afspraken die zijn vastgelegd in het echtscheidingsconvenant omtrent ieders rol bij Sky High, dat sprake is van een georganiseerd verband.
Het georganiseerde verband was tevens duurzaam nu uit de verklaringen van verdachten en uit de nadere stukken in het dossier is komen vast te staan dat de werkwijze reeds vanaf de start van de coffeeshop (begin jaren 90) hetzelfde was. Het georganiseerde verband had tot oogmerk de handel in hennep, zulks in het kader van de bevoorrading en bedrijfsvoering van Sky High, waarvan de deelnemers van het georganiseerde verband op de hoogte waren dat dit een misdrijf betrof.
Uit het dossier komt naar voren dat verdachte en medeverdachte [verdachte 1] binnen deze organisatie een beslissende en leidinggevende rol vervulden, terwijl medeverdachten [verdachte 4] en [verdachte 3] diverse hand- en spandiensten verleenden om de exploitatie van de coffeeshop te garanderen.
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een structurele en duurzame samenwerking tussen voornoemde personen gericht op - kort gezegd - de hennephandel, dat deze samenwerking professioneel van aard was en dat verdachte mede hieraan feitelijk leiding heeft gegeven.
Vrijspraak met betrekking tot het onder 2 ten laste gelegde (witwassen)
Voor een veroordeling voor “witwassen” is vereist, dat komt vast te staan dat verdachte de illegale herkomst van gelden of voorwerpen heeft verborgen of verhuld, in die zin dat (criminele) opbrengsten aan het zicht van politie en justitie worden onttrokken, zodat confiscatie wordt voorkomen.
Naar het oordeel van de rechtbank kan in het onderhavige geval niet worden vastgesteld dat sprake is van voornoemd aspect van verhullen of verbergen door verdachte en/of haar medeverdachten. Verdachte heeft inzicht gegeven in de financiële administratie van Sky High welke financiële administratie ook ter inzage is geweest. Daarnaast is tijdens het strafrechtelijk onderzoek geen niet te verwachten geldstroom aangetroffen anders dan verdachte zelf reeds had aangegeven.
De rechtbank acht daarom het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte van dit feit vrijspreken.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 en 3 ten laste is gelegd, met dien verstande dat:
1.
zij op verschillende tijdstippen in de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle (telkens) tezamen en in vereniging met anderen, in de uitoefening van een bedrijf (te weten als eigenaar/exploitante van coffeeshop Sky High) (telkens) opzettelijk heeft afgeleverd en verstrekt en vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad in Coffeeshop Sky High en middels stashes (externe opslag in een woning aan de [adres 1]), meer dan 500 gram hennep/softdrugs handelsvoorraad, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.
zij in de periode van 1 april 2011 tot en met 15 november 2011 in de gemeente Zwolle, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk heeft deelgenomen aan een organisatie, welke werd gevormd door verdachte en medeverdachten, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- het opzettelijk bewerken en vervoeren en afleveren en verstrekken en aanwezig hebben van hennep, zijn de hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II,
en welke organisatie (mede) door haar, verdachte, en één medeverdachte is opgericht en aan welke organisatie (mede) door haar, verdachte, en één medeverdachte feitelijk leiding is/werd gegeven.
Van het onder 1 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
1.
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht,
en
Medeplegen van het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod,meermalen gepleegd
strafbaar gesteld bij artikel 11 van de Opiumwet en artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht.
3.
Als leider deelnemen aan een organisatie die als oogmerk heeft het plegen van misdrijven,
strafbaar gesteld bij artikel 11a van de Opiumwet en artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht.
STRAFBAARHEID VAN HET FEIT
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft betoogd dat aan het handelen van verdachte de wederrechtelijkheid is ontvallen nu dit handelen voor langere tijd is gedoogd door politie, gemeente en justitie. Volgens de verdediging staan alle formeel verboden handelingen aan de achterdeur van de coffeeshop in het teken van de gedoogde exploitatie van de coffeeshop. De verdediging heeft aangevoerd dat de gemeente, door het stelselmatig afgeven van een gedoogbeschikking, aan verdachte te kennen heeft gegeven dat haar gedrag geen afkeuring verdient en evenmin in strijd is met geschreven en ongeschreven rechtsregels in die zin dat, ook al is er sprake van een overtreding van de Opiumwet in algemene zin, er geen sprake is van overtreden van de zogenoemde “facetwederrechtelijkheid”.
Verdachte dient, aldus de verdediging, te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich over het ontbreken van de wederrechtelijkheid niet uitgelaten.
Het oordeel van de rechtbank
Voorop staat dat het de wetgever voor ogen heeft gestaan de exploitatie van hennep te verbieden. Het gedoogbeleid van de gemeente Zwolle is ingesteld met als doel het gebruik van softdrugs te reguleren. Daartoe zijn voor de coffeeshops een aantal criteria opgesteld waaraan de coffeeshops zich dienen te houden, waaronder de 500 gramsnorm inzake de aanwezige handelsvoorraad. Aan Sky High, met verdachte als exploitante, is op 6 september 2010 een vervolggedoogvergunning afgegeven van onbeperkte duur.
Niet is gebleken dat door de gemeente toestemming is verleend aan verdachte voor het handelen in strijd met de criteria in de gedoogvergunning. Evenmin is gebleken van een eigen, aan het objectieve recht te ontlenen bevoegdheid van verdachte om te handelen in strijd met de criteria van gedoogvergunning.
Tegen de achtergrond van de belangen die de wetgever door de strafbaarstelling van de in de Opiumwet omschreven gedragingen heeft willen beschermen kan de (enkele) omstandigheid dat de gemeente het stelselmatig overtreden door verdachte van voornoemd gedoogcriterium, tot op heden niet heeft gesanctioneerd en een gedoogbeschikking heeft afgegeven voor Sky High, niet worden aangenomen dat het wederrechtelijke aspect aan het ten laste gelegde is komen te ontvallen.
De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
De bewezen verklaarde feiten zijn volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
STRAFBAARHEID van de VERDACHTE
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten. De verdachte is dan ook strafbaar.
MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL
Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren en een geldboete van € 50.000,- waarvan € 25.000,- voorwaardelijk.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, voor het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen, verzocht verdachte schuldig te verklaren zonder oplegging van straf of maatregel overeenkomstig artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
Het oordeel van de rechtbank
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden
waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte,
zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de
na te noemen beslissing passend. De rechtbank overweegt in het bijzonder nog het volgende.
De strafbaarstelling van drugsdelicten dient ertoe om het drugsgebruik tegen te gaan en te reduceren (zeker voor zover dat leidt tot gezondheids- en sociale schade) en om de maatschappelijke schade te voorkomen en te verminderen, die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden.
De Opiumwet maakt een onderscheid tussen enerzijds een lijst met harddrugs met een onaanvaardbaar risico (zoals heroïne en cocaïne) en anderzijds een lijst met softdrugs, te weten “cannabisproducten”, waarvan de risico’s door de wetgever minder groot zijn ingeschat. De strafbedreiging beoogt de beschikbaarheid van drugs tegen te gaan. Harddrugs kennen een strenger strafklimaat dan softdrugs.
De Nederlandse overheid heeft daarnaast een gedoogbeleid in het leven geroepen, het zogenaamde coffeeshopbeleid, waarbij onder strikte voorwaarden de verkoop van softdrugs in coffeeshops wordt gedoogd.
Binnen het landelijk gedoogkader is in de gemeente Zwolle beleid gemaakt met betrekking tot de verkoop van softdrugs vanuit coffeeshops, dat is opgenomen in het Integraal Horecabeleid. Het achterliggende doel van dit coffeeshopbeleid is om de in de samenleving bestaande behoefte aan softdrugs in goede banen te leiden en om overlast en verstoring van de openbare orde tegen te gaan.
Het is een feit van algemene bekendheid dat dit coffeeshopbeleid hybride trekken vertoont. Enerzijds is de verkoop van cannabisproducten vanuit een coffeeshop met een gedoogvergunning, onder stringente voorwaarden, toegestaan. Anderzijds is het vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren en het in grotere hoeveelheid aanwezig hebben van die hennepproducten strafbaar, waardoor het voor de exploitanten van die coffeeshops niet goed mogelijk is om de coffeeshops te bevoorraden en een voor een behoorlijke bedrijfsvoering noodzakelijke voorraad aan te houden of de noodzakelijke hoeveelheden hennepproducten in te kopen. Dit staat algemeen bekend als de “achterdeurproblematiek”.
Die achterdeurproblematiek speelt ook in deze strafzaak een rol. De bewezen verklaarde feiten zijn begaan in het kader van de exploitatie van de coffeeshop Sky High. Aan (mede-)verdachte [verdachte 2] is, als eigenaresse van Sky High, een gedoogvergunning verleend. Zij zorgde zelf voor de bedrijfsvoering (administratie, financiën en personeelszorg), [verdachte 1] zorgde voor de inkoop van de hennep, [verdachte 4] verzorgde de dagelijkse bevoorrading van Sky High en [verdachte 3] verrichtte af en toe hand- en spandiensten, waaronder ook de bevoorrading van Sky High en het innemen van hennep van telers.
Bij de politiefunctionarissen, die in het verleden controles op de naleving van de gedoogvoorwaarden (de AHOJG-criteria) hebben uitgevoerd, staat Sky High bekend als een goed lopende coffeeshop, met een grote omzet, die zich in het algemeen altijd keurig aan de gedoogvoorwaarden heeft gehouden. In het pand van Sky High is nooit meer dan 500 gram aan hennepproducten aangetroffen. Voorts is niet anders gebleken dan dat Sky High er een deugdelijke boekhouding op nahoudt en dat aanzienlijke bedragen aan belasting worden afgedragen.
De voorraad hennep, die aan de [weg] is aangetroffen (ruim 8 kilo hennep en 1350 joints), dient evenwel óók als een handelsvoorraad ten behoeve van Sky High te worden aangemerkt. Deze handelsvoorraad had een dusdanige omvang, dat hierdoor de in de gedoogvoorwaarden toegestane handelsvoorraad van 500 gram ver werd overschreden.
De werkwijze, waarmee vanuit de [weg] de voorraad hennep in Sky High meermalen per dag op peil werd gehouden, staat op gespannen voet – om niet te zeggen: is in strijd – met de in de gedoogvergunning opgenomen voorwaarde dat de exploitant van de coffeeshop maximaal 500 gram cannabisproducten als handelsvoorraad aanwezig mag hebben. Dit mag bij de verdachten [verdachte 1] en [verdachte 2] bekend worden verondersteld. Weliswaar hebben [verdachte 1] en [verdachte 2] ervoor gezorgd dat in de coffeeshop zelf nooit meer dan 500 gram aan hennepproducten voorradig was, maar uiteraard dient een buiten de coffeeshop aangehouden handelsvoorraad ook aan Sky High te worden toegerekend. Dat de politie daarop niet controleerde doet daaraan niets af.
[verdachte 1] en [verdachte 2] hebben zich, ter verdediging, onder meer beroepen op de onwerkbaarheid van de situatie waarin de verkoop van hennep aan de voordeur onbeperkt is toegestaan, maar de inkoop aan de achterdeur strafbaar is. Toch is de rechtbank van oordeel dat het coffeeshopbeleid tamelijk duidelijk en overzichtelijk is, namelijk als volgt. Coffeeshops mogen niet meer dan 500 gram aan hennep op voorraad hebben. Bedrijfsmatige teelt en handel is verboden en wordt actief opgespoord en vervolgd. Particulieren wordt toegestaan om maximaal 5 hennepplanten in huis te hebben en er mag geen sprake zijn van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Dat betekent dat exploitanten van coffeeshops hun hennep dus moeten inkopen bij particulieren die niet meer dan 5 hennepplanten in huis hebben en bij wie geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Met die gegevens is het een illusie om te menen dat je een coffeeshop met een omzet als die van Sky High kunt runnen zonder je in te laten met het plegen van strafbare feiten. Dat hadden [verdachte 1] en [verdachte 2] zich moeten realiseren toen zij aan een coffeeshop van een dergelijke omvang begonnen. In zoverre hebben zij – waar zij zich beklagen over de achterdeurproblematiek – boter op hun hoofd.
Datzelfde geldt echter voor de lokale autoriteiten. Uit de verhoren bij de rechter-commissaris blijkt dat de politiefunctionarissen, die betrokken waren bij de controles van Sky High, zich bewust waren van de achterdeurproblematiek en zich realiseerden dat er bij Sky High wel sprake moest zijn van externe voorraden en tussentijdse bevoorrading. Niet gebleken is echter, dat er ooit actief gecontroleerd is op of navraag gedaan is naar de bevoorrading van Sky High en de eventuele aanwezigheid van voorraden op andere plaatsen dan in Sky High.
De bij het coffeeshopbeleid betrokken gemeenteambtenaren (inclusief de burgemeester) benaderen het coffeeshopbeleid vooral vanuit een oogpunt van openbare orde en het voorkomen van overlast en straathandel. Zij hadden vanuit dat oogpunt geen belang bij een kritische opstelling ten aanzien van de achterdeur. In het verlengde van de politie en de gemeente heeft ook het openbaar ministerie gedurende het 21-jarige bestaan van Sky High nooit eerder opsporingsonderzoeken geëntameerd. Eerdere (opsporings)onderzoeken zijn de rechtbank althans niet gebleken. Het geheel wekt stellig de indruk dat de in de lokale driehoek verenigde gezagsdragers steeds hebben wegkeken van de achterdeur van Sky High en dat Sky High mede daardoor kon groeien tot een omvang als zij nu heeft.
De vraag is nu welke straffen aan de verdachten dienen te worden opgelegd, voor zover het gedragingen betreft in het kader van de exploitatie van Sky High, gelet op de hiervoor omschreven context van het coffeeshopbeleid.
In de Aanwijzing Opiumwet van het College van Procureurs-Generaal staat met betrekking tot de opsporing en vervolging in het kader van het coffeeshopbeleid het volgende geschreven:
De handhaving van de gedoogcriteria ligt (…) primair bij de burgemeester in de uitoefening van zijn sluitingsbevoegdheid ex artikel 13b van de Opiumwet. De strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie is het sluitstuk op de bestuurlijke handhaving door de gemeente. Het integrale beleid ten aanzien van coffeeshops dient ertoe om tot een evenwichtige inzet van de verschillende beheersingsinstrumenten te komen. Naast het strafrechtelijke instrumentarium is in artikel 13b Opiumwet een bestuursdwangbevoegdheid opgenomen die door de burgemeester kan worden uitgeoefend (…). Deze bevoegdheid kan ook worden gebruikt ten aanzien van coffeeshops die zich niet aan de voorwaarden houden. De bevoegdheid van de burgemeester doet op geen enkele wijze afbreuk aan de bevoegdheden om strafrechtelijk op te treden.
De rechtbank is van oordeel dat de vervolging in deze concrete zaak een trendbreuk vormt op het sinds jaar en dag gevolgde gedoogbeleid, waarbij geen acht werd geslagen op de bevoorrading aan de achterdeur of de aanwezigheid van voorraden buiten de coffeeshop. Daarbij heeft de rechtbank echter een integrale visie op de bedrijfsvoering van coffeeshops van een omvang als die van Sky High in het requisitoir van de officier van justitie node gemist. Welke omvang van coffeeshops staat de driehoek nu voor ogen? Wat doet dat met de bestaansmogelijkheden van deze coffeeshops? Hoe verhoudt zich dat tot het belang voor de openbare orde en het voorkomen van overlast en straathandel aan de ene kant en het belang van het reduceren van drugsgebruik aan de andere kant? En wat gaat dat in de toekomst betekenen voor het handhavingsniveau van de gedoogcriteria in de gemeente Zwolle, met name aan de achterdeur?
Overigens dringt de vraag zich op in hoeverre ten aanzien van Sky High sprake is van een geïntegreerde aanpak, nu [verdachte 1] en [verdachte 2] ter terechtzitting onweersproken hebben verklaard dat de bedrijfsvoering van Sky High op dit moment nog onverminderd door gaat.
Met betrekking tot verdachte [verdachte 2]:
Kennelijk staat de officier van justitie voor een stringente toepassing van de gedoogcriteria, met name die met betrekking tot de toegestane voorraad. Zoals hiervoor overwogen ziet de rechtbank hierin een trendbreuk ten opzichte van de meer passieve opstelling in het verleden. Dat zo zijnde, is de rechtbank van oordeel dat nu eerst volstaan had moeten worden met een waarschuwing dat de regels van het gedoogbeleid voortaan strikter kunnen worden toegepast dan in het verleden is gebleken. De rechtbank zal daarom in verband met de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, bepalen dat aan verdachte [verdachte 2] deze keer geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
De beslissing is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 9a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart de dagvaarding partieel nietig voor wat betreft de onder feit 2 ten laste gelegde zinsnede “
althans luxe/dure en/of op geld waardeerbare goederen”.
De rechtbank verklaart het openbaar ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging ten aanzien van het onder 4 ten laste gelegde.
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het onder 1 en 3 ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert de strafbare feiten op, zoals hiervoor vermeld.
Het onder 1 en 3 meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het bewezene is strafbaar en de verdachte is strafbaar.
De rechtbank bepaalt dat geen straf of maatregel zal worden opgelegd.
Aldus gewezen door mr. F. Koster voorzitter, mrs. F.E.J. Goffin en J. de Ruiter-Kok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. S.A. van den Hoek als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 februari 2014.
Mrs. F.E.J. Goffin en S.A. van den Hoek voornoemd zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen