In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 20 februari 2014 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een inwoner van Almelo, en het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Almelo. Eiser kreeg in 2010 de last opgelegd om het bedrijfsmatig houden en fokken van honden op zijn perceel te staken, omdat dit in strijd was met het bestemmingsplan. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft het beroep van eiser beoordeeld, waarbij de focus lag op de vraag of de opgelegde last terecht was en of de invordering van dwangsommen rechtmatig was.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op verschillende momenten meer honden op zijn perceel had dan toegestaan. De gemeente Almelo heeft op basis van deze overtredingen dwangsommen opgelegd. Eiser heeft betoogd dat hij niet in overtreding was, omdat hij slechts een hobby had en niet bedrijfsmatig handelde. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de aanwezigheid van een groot aantal honden, samen met de omstandigheden waaronder deze werden gehouden, duidde op bedrijfsmatig handelen. De rechtbank heeft de niet-ontvankelijkverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 4 augustus 2010 bevestigd, maar heeft de invordering van een dwangsom van € 5.000,-- wegens een op 11 december 2012 geconstateerde overtreding vernietigd, omdat de gemeente onvoldoende had aangetoond dat eiser de opgelegde last had overtreden. De rechtbank heeft ook de besluiten van 13 februari en 19 maart 2013 vernietigd, omdat deze niet deugdelijk waren gemotiveerd.
De rechtbank heeft de gemeente veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op € 974,-- zijn begroot. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor bestuursorganen om zorgvuldig te handelen bij handhaving en het opleggen van lasten, en dat de motivering van besluiten helder en onderbouwd moet zijn.