In deze zaak, die voor de Rechtbank Overijssel is behandeld, vorderde de Aloysius Stichting Onderwijs Jeugdzorg (hierna: Aloysius) in kort geding een gebod aan Switch IT Solutions B.V. (hierna: Switch) om de bestaande dienstverlening met betrekking tot het beheer van de ICT-omgeving voort te zetten tot 1 augustus 2014. Aloysius had in 2008 een overeenkomst gesloten met Switch voor het beheer van haar ICT-omgeving, maar er was een geschil ontstaan over de voortzetting van deze dienstverlening en de opzegging van contracten door Aloysius. Aloysius had in 2013 aan Switch laten weten dat zij het beheer per 1 augustus 2014 wilde beëindigen, maar tegelijkertijd de dienstverlening tot die datum wilde voortzetten. Switch had echter een claim ingediend van ruim € 1,5 miljoen voor de kosten van beëindiging van het beheer.
De voorzieningenrechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat Aloysius niet voldoende concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld die haar vordering aannemelijk maken. De rechter oordeelde dat Aloysius zelf een probleemsituatie had gecreëerd door contracten op te zeggen en dat er geen spoedeisend belang was bij toewijzing van de vordering. De vordering van Aloysius werd afgewezen, en de rechter wees Aloysius aan als de in het ongelijk gestelde partij, waardoor zij in de proceskosten werd veroordeeld. De voorzieningenrechter heeft Switch wel opgedragen om mee te werken aan de migratie van de ICT-omgeving, maar zonder dat er een dwangsom werd opgelegd.
Dit vonnis is gewezen op 12 februari 2014 door mr. A.E. Zweers en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor partijen om contractuele verplichtingen na te komen en de rol van de rechter bij het beoordelen van onvoorziene omstandigheden in contracten.