ECLI:NL:RBOVE:2014:804

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 februari 2014
Publicatiedatum
19 februari 2014
Zaaknummer
C/08/151668 / KG RK 14/613
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter mr. F. Koster door verzoeker

In deze zaak heeft verzoeker op 4 februari 2014 een wrakingsverzoek ingediend tegen kantonrechter mr. F. Koster, die belast was met de behandeling van verschillende zaken. Het wrakingsverzoek werd op 4 februari 2014 in het openbaar behandeld, waarbij verzoeker aanwezig was, maar mr. Koster niet. Verzoeker heeft zijn verzoek gegrond op de stelling dat mr. Koster blijk geeft van vooringenomenheid, omdat hij de rechten die voortvloeien uit een document genaamd 'Kennis - Verklaring van Begrip en Intentie' niet erkent. Tijdens de zitting heeft de kantonrechter verzoeker voorgehouden dat hij een aantal dossiers had en dat de officier van justitie had gevorderd om verzoeker te gijzelen. Na de einduitspraak van de kantonrechter, die de vorderingen toewijsde, heeft verzoeker geuit: 'Dan wraak ik u'. De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter die al een einduitspraak heeft gedaan. Aangezien mr. Koster reeds een einduitspraak had gedaan voordat het wrakingsverzoek werd ingediend, heeft de rechtbank verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot wraking. De beslissing is openbaar uitgesproken op 14 februari 2014 door de rechters C.H. de Haan, G.H. Meijer en H.R. Schimmel, in aanwezigheid van griffier mr. G.W.G. Wijnands.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK OVERIJSSEL

Wrakingskamer
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rekestnummer: C/08/151668 / KG RK 14/613
Beslissing van 14 februari 2014
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker tot wraking,

1.De procedure

1.1.
Op 4 februari 2014 heeft [verzoeker] het verzoek tot wraking gedaan van mr. F. Koster, kantonrechter in deze rechtbank en in die hoedanigheid belast met de behandeling van de zaken die zijn geregistreerd onder CJIB-nummers [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer], [CJIB-nummer].
1.2.
Het wrakingsverzoek van [verzoeker] is op 4 februari 2013 in het openbaar behandeld.
Bij de mondelinge behandeling is [verzoeker] verschenen. Mr. Koster heeft laten weten niet te berusten in het wrakingsverzoek en niet te zullen verschijnen.
1.3.
Nadat [verzoeker] ter zitting om uitstel van de behandeling heeft verzocht, heeft de rechtbank aan [verzoeker] meegedeeld dat hij de gelegenheid zal krijgen om zijn standpunt mondeling naar voren te brengen en dat hij vervolgens tot een week na de zitting de gelegenheid zal krijgen zulks schriftelijk te doen.
1.4.
[verzoeker] heeft bij brief d.d. 10 februari 2014 zijn wrakingsverzoek schriftelijk toegelicht.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
[verzoeker] heeft het verzoek in de kern gegrond op de stelling dat mr. Koster blijk geeft van vooringenomendheid omdat hij de rechten die in de visie van [verzoeker] voortvloeien uit een stuk genaamd “Kennis - Verklaring van Begrip en Intentie” niet erkent.

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om naar aanleiding van de schriftelijke toelichting van [verzoeker] de behandeling ter zitting ter heropenen.
3.2.
Het proces-verbaal van zitting op welke [verzoeker] het wrakingsverzoek indiende houdt, voor zover van belang, het volgende in:
“De kantonrechter houdt de verschenen persoon voor dat hij een zevental dossiers heeft en dat de officier van justitie heeft gevorderd om machtiging te verlenen om de heer [verzoeker] te [woonplaats] (hierboven genoemd) te gijzelen.
[…]
De kantonrechter heeft de verschenen persoon daarop voorgehouden dat deze niets meer zou kunnen verklaren als de kantonrechter eenmaal beslist had en de verschenen persoon vervolgens wederom in de gelegenheid gesteld om nog te verklaren wat hij wilde verklaren.
Vervolgens heeft de kantonrechter als zijn beslissing meegedeeld dat hij de vorderingen zou toewijzen. Daarop heeft de verschenen persoon gezegd: “Dan wraak ik u”.”
Vaste jurisprudentie (zie onder meer: HR 18 december 1998, NJ 1999, 271) is dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. Uit het proces-verbaal blijkt dat mr. Koster reeds einduitspraak had gedaan voordat het wrakingsverzoek door [verzoeker] werd ingediend.
3.3.
Verzoeker dient mitsdien niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn verzoek.

4.De beslissing

De rechtbank
4.1.
verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Deze beslissing is gegeven door mrs. C.H. de Haan, G.H. Meijer en H.R. Schimmel in tegenwoordigheid van de griffier mr. G.W.G. Wijnands en in openbaar uitgesproken op 14 februari 2014.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.