5.2De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Met betrekking tot het verzoek om aanhouding
De rechtbank is anders dan de verdediging van oordeel dat de opsporingsambtenaren wel onderzoek hebben gedaan naar alternatieve scenario’s die verdachte heeft geschetst. Zo blijkt uit het dossier dat de rol van de door verdachte genoemde mogelijke dader, [betrokkene 1], door de verbalisanten is onderzocht waarbij is vastgesteld dat deze collega van verdachte op twee van de acht dagen waarop de in de tenlastelegging genoemde bedragen zijn vrijgegeven afwezig was in verband met ziekte en vakantie. Voorts is de direct leidinggevende van verdachte, mevr. [getuige], gehoord omtrent het onderling uitwisselen van wachtwoorden. Zij heeft verklaard dat dit niet mag en dat er één keer van dit beleid is afgeweken, te weten in juni/juli 2012 in verband met ondersteuning van een andere eenheid van de Belastingdienst.
Voorts heeft verdachte ter zitting verklaard dat zijn computer al na enkele minuten, eerder één à twee dan vijf, in een stand verspringt waarin deze alleen met zijn wachtwoordgegevens gebruikt kan worden, terwijl hij werkte in aanwezigheid van doorgaans meerdere collega’s tegelijk die allen zicht hadden op zijn computer en op elkaar.
Daarnaast blijkt uit het dossier dat het computergebruik van verdachte uitvoerig onderzocht is. Iedere computer en laptop van de Belastingdienst heeft een uniek configuratienummer en de FIOD heeft laten onderzoeken op welke configuratienummers met de userid van verdachte, te weten [gebruikersnaam], is ingelogd. Uit dat onderzoek is gebleken dat op alle data waarop de in de tenlastelegging genoemde bedragen zijn vrijgegeven activiteiten zijn ontplooid op de laptop die in de locker van verdachte is aangetroffen en waarvan verdachte heeft verklaard dat die door hem gebruikt werd. Tevens is gebleken dat er op die data niet tegelijkertijd met verdachte’s userid op een andere computer en/of laptop is ingelogd. De nadere onderzoeksvragen van de raadsman zijn naar het oordeel van de rechtbank daarmee reeds beantwoord.
Een nader verhoor van de direct leidinggevende en de naaste collega’s van verdachte acht de rechtbank evenmin noodzakelijk. Het verzoek om aanhouding wordt derhalve afgewezen.
Met betrekking tot het bewijs van het tenlastegelegde
De Belastingdienst heeft tussen 15 juni 2011 en 13 juli 2012 onder vermelding van belastingaanslagnummers in totaal acht bedragen overgeboekt naar een op naam van verdachte staand bankrekeningnummer. Het totaal van deze overboekingen bedraagt
€ 13.502. Deze acht betalingen zijn vrijgegeven in de applicatie UCC. Dat is een verrekenprogramma van de Belastingdienst waarin door geautoriseerde medewerkers wordt bepaald hoe een teruggave verwerkt moet worden. Daarbij zijn telkens de naam [verdachte] en het bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] vermeld. Vanaf mei 2011 beschikte verdachte over de autorisatie om te raadplegen en te muteren in het verrekenprogramma UCC.
Met betrekking tot het door verdachte geschetste alternatieve scenario dat niet híj, maar een naaste collega van hem verantwoordelijk is voor de vrijgave van de in de tenlastelegging genoemde bedragen, overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank leidt uit het dossier af dat verdachte op de dagen dat de in de tenlastelegging genoemde bedragen zijn vrijgegeven gewerkt heeft in het belastingkantoor te [vestigingsplaats 1].
Aan deze vaststelling liggen de volgende feiten en omstandigheden ten grondslag.
- Blijkens de tourniquetgegevens van het belastinggebouw in [vestigingsplaats 1] over de periode 9 augustus 2011 tot en met 31 augustus 2012 is de toegangspas van verdachte op vijf van de acht data waarop de in de tenlastelegging genoemde bedragen zijn vrijgegeven gebruikt om toegang te verkrijgen tot het belastinggebouw. De overige drie dagen liggen voor 9 augustus 2011 en over die voorafgaande periode zijn geen tourniquetgegevens bekend.
- Volgens de rittenadministratie van de dienstauto die aan verdachte ter beschikking stond is verdachte op twee van de drie resterende dagen in [vestigingsplaats 1] geweest. Op de resterende dag is hij vermoedelijk vanuit [vestigingsplaats 1] vertrokken, dus ook in [vestigingsplaats 1] geweest.
- In het urenregistratiesysteem SAP van verdachte is vastgelegd dat verdachte op elk van de acht dagen waarop de in de tenlastelegging genoemde bedragen zijn vrijgegeven gewerkt heeft (acht dan wel zeven uren).
- Volgens de inloggegevens van verdachte’s userid is op alle acht dagen waarop de in de tenlastelegging genoemde bedragen zijn vrijgegeven met die userid ingelogd op de computer die in de locker van verdachte is aangetroffen.
Voorts blijkt uit het dossier dat verdachte in 2008 is gescheiden, waardoor hij in financiële problemen is gekomen. In de periode van 1 mei 2011 tot en met 31 augustus 2012 heeft verdachte geldbedragen geleend bij verschillende kredietinstellingen (Your Finance, Friendly Finance etc.). In dezelfde periode is er sprake van mailwisseling met de Rabobank in verband met achterstanden in hypotheekrentebetalingen door verdachte.
Uit het verloop van de bankrekening [rekeningnummer 1], zijnde de betaalrekening van verdachte waarop zijn inkomen wordt bijgeschreven en waarvan hij de vaste lasten en de alimentatie betaalt, komen de stortingen van de Belastingdienst in zeven van de acht gevallen op een datum binnen waarop het saldo negatief is, dan wel negatief dreigt te worden. Het geld dat verdachte heeft ontvangen is gebruikt voor de betaling van alimentatie, voor de afbetalingen van zijn kortlopende leningen en voor vakanties. Deze kosten had verdachte zonder de stortingen van de Belastingdienst niet kunnen betalen.
Uit de door verdachte ter aanzuivering van de tekorten op zijn bankrekening aangegane kortlopende leningen leidt de rechtbank af dat verdachte precies wist hoeveel geld hij op zijn bankrekening had staan. Het laat het zich naar het oordeel van de rechtbank daarom zeer slecht denken dat verdachte niet heeft opgemerkt dat op zijn bankrekening acht maal een geldbedrag werd overgemaakt dat verband hield met een belastingteruggave of toeslag die niet voor hem bestemd was. Verdachte had meer dan genoeg kennis van belastingen om te kunnen zien dat het telkens om een geldbedrag ging waar hij geen recht op had. Hij heeft echter nooit aan de bel getrokken bij de Belastingdienst.
Tot slot overweegt de rechtbank dat getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte bij een voorlichting van het verrekenprogramma UCC heeft verkondigd dat het heel eenvoudig was om een eigen rekeningnummer in te vullen in het verrekenprogramma UCC. Verdachte was er dus van op de hoogte dat het mogelijk was om geld uit te laten betalen op zijn eigen rekening.
Op grond van het hiervoor overwogene moet de lezing van verdachte dat hem door (een) ander(en) een hak is gezet naar het oordeel van de rechtbank als ongeloofwaardig terzijde gesteld worden. De rechtbank acht bewezen dat verdachte degene is geweest die de in de tenlastelegging genoemde bedragen heeft vrijgegeven. Hij heeft daarmee als ambtenaar geld verduisterd.
Het primair aan verdachte tenlastegelegde feit wordt bewezen verklaard.