Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.de stichtingStichting Alifa,
2.[verweerder 2],
1.Het procesverloop
2.De feiten
onvoldoende betwist en voor zover hier van belang, als vaststaand worden aangenomen.
30 mei 2006 haar naam gewijzigd in Alifa. De rechtbank zal verder, net als partijen, (ook) spreken over SWZ, nu dat in wezen de naam was die Alifa voerde ten tijde van de in deze procedure relevante feiten.
"de Kop van het Park" (namelijk het Wesselerbrinkpark).
Wesselerweg 15 te Enschede krachtens een op 5 april 2005 door Domijn getekende huurovereenkomst (welke niet namens SHI is getekend) voor een bedrag van
€ 126.000,-- per jaar, exclusief BTW en voor de periode van 1 februari 2006 tot en met 31 januari 2010.
3.De vordering
als bedoeld in artikel 2:9 e.v. BW, als gevolg waarvan hij jegens de failliete boedel
van SHI aansprakelijk is voor het boedeltekort in het faillissement van SHI, althans
gehouden is tot schadevergoeding,
gedeelte van) de kosten voor de zogeheten “SWZ-inzet”, voor personeel en
administratie, alsmede van de beloning van [verweerder 2], te dragen, waaronder de
kosten van de auto waarvan [verweerder 2] ook ten behoeve van zijn werkzaamheden
voor SWZ gebruik maakte en SHI (een buitenproportioneel gedeelte van) deze
kosten te laten dragen.
bewijs van kwijting aan eiser te betalen, des dat de één betalend, de anderen zullen
zijn bevrijd:
4.De standpunten van partijen
"niet tijdig de steven heeft gewend".
"een aanzienlijk onrendabel investeringsgedeelte [kent]".
("de uitspanning", een restaurant met een sociaal doel).
Het is niet aan hem, [verweerder 2], te wijten dat geen, althans onvoldoende, subsidies werden ontvangen ter dekking van de onrendabele top.
in casualleen met betrekking tot feiten ná 18 januari 2003.
Hij heeft steeds te goeder trouw gehandeld als een redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zou doen.
Hij heeft integendeel te allen tijde in het belang van SHI gehandeld, is geen aanvullende verplichtingen aangegaan en heeft er alles aan gedaan om de omzet te verhogen en de kosten te verminderen.
Zij voert daarbij in wezen hetzelfde aan als [verweerder 2] ter zake heeft gedaan (als hiervoor kort samengevat in rechtsoverwegingen 4.23/4.47).
5.De beoordeling
in casuSHI). Dit betreft een vordering ter zake van interne bestuurdersaansprakelijkheid voor de toewijzing waarvan -kort gezegd- de eiser dient te stellen en bij betwisting te bewijzen dat aan de bestuurder een ernstig verwijt kan worden gemaakt in die zin dat sprake moet zijn van een onmiskenbare tekortkoming, of, anders gezegd, een handelen van de bestuurder dat geen redelijk denkend bestuurder onder dezelfde omstandigheden zou doen.
- i) het voeren van een onjuiste boekhouding ter zake van de immateriële activa en het aanschaffen van een te dure inventaris (als reeds in rechtsoverwegingen 5.10/5.12 genoemd);
- ii) het laten prevaleren van de belangen van SWZ in het kader van de beloning van [verweerder 2] en de aan [verweerder 2] ter beschikking gestelde auto;
- iii) onvoldoende ingrijpen in het beleid van SHI, door, ondanks steeds tegenvallende resultaten verplichtingen aan te gaan zonder voor afdoende financiering te zorgen;
- iv) onvoldoende rapportage aan de RvT;
- v) onvoldoende rapportage aan Domijn "in het kader van de samenwerkings- en financieringsrelatie" met die partij;
- vi) het betalen van overuren aan twee werknemers tot een bedrag van bijna € 4.500,-- welke betaling de curator als een "selectieve betaling" aanduidt;
- vii) het toekennen van een te hoog salaris aan [verweerder 2];
- viii) het maken van onverantwoord hoge "aanloop- en proceskosten";
- ix) het ten onrechte overhevelen van, naar de rechtbank begrijpt, (een deel van) onder andere de sub (viii) bedoelde kosten naar SHI, waar SWZ die kosten zelf behoorde te dragen.
betekent dat sprake is van een "onjuiste boekhouding" gaat de rechtbank voorbij. Artikel
2:365 BW, waar de curator een parallel mee trekken wil, is, zoals de curator zelf
opmerkt gelet op artikel 2:360 BW, niet van toepassing op SHI.
dragen dat de boekhouding van SHI fundamenteel onjuist was. Blijkens de
accountantsverklaring bij de jaarrekening 2004 geeft de jaarrekening een getrouw beeld.
De rechtbank ziet in hetgeen door de curator is gesteld, geen enkele aanleiding aan te
nemen dat gedaagden op dit punt hun taak onbehoorlijk hebben vervuld.
het gaat om slechts een pannenkoekenboerderij en dat -later- overnamekandidaten de
inventaris "belachelijk duur" achtten, is onvoldoende om aan te nemen dat, gelet op alle
omstandigheden, waaronder het gegeven dat de pannenkoekenboerderij deel uitmaakte
van een breder complex van sociaal maatschappelijke voorzieningen ter plaatse in de
zogeheten Kop van het Park, inderdaad een inventaris is aangeschaft die dermate duur
was, dat sprake is van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling door gedaagden. De
curator heeft daartoe te weinig gesteld.
prevaleren, heeft de curator kennelijk het oog op het feit dat [verweerder 2] ook voor SWZ
werkte. De curator stelt echter onvoldoende om dit aannemelijk te maken, terwijl
gedaagden gemotiveerd uitleggen waarom in het kader van de dubbele
dienstbetrekking van [verweerder 2] gekozen is voor het ten laste van SHI brengen van de
autoleasekosten, welk arrangement bovendien is goedgekeurd door de RvT en
opgenomen in een (addendum bij) de arbeidsovereenkomst.
Ook op dit punt slaagt de curator er mitsdien niet in aannemelijk te maken dat sprake is
van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling.
hebben vervuld c.q. hun zorgplicht jegens SHI en de gezamenlijke schuldeisers hebben
geschonden, door niet voldoende “in te grijpen” in het beleid van SHI.
Hetgeen de curator stelt is onvoldoende specifiek en, voor zover wel specifiek, onvoldoende onderbouwd om de conclusie te rechtvaardigen dat gedaagden hun taak onbehoorlijk hebben vervuld.
Voor zover de curator hierbij het oog heeft op subsidies die SHI heeft misgelopen, heeft hij onvoldoende feiten gesteld om aan te nemen dat zulks te wijten was aan (bestuurs)handelingen van een van de gedaagden. Evenmin heeft de curator voldoende gesteld met betrekking tot het aangaan van (financiële) verplichtingen, ondanks tegenvallende resultaten. De rechtbank overweegt hierbij dat De Koperen Koekenpan pas sinds februari 2005 operationeel was en dat op zich inderdaad de (omzet- en resultaats)prognoses niet werden gehaald. Het ging echter niet om een puur commerciële onderneming, maar om een onderneming die (ook) een sociaal, culturele doelstelling had (zie rechtsoverweging 2.7). Van dat laatste waren alle betrokken partijen, ook Domijn, dat mede initiatiefnemer, huisbaas en financier was, op de hoogte. In dit verband is ook de overeenkomst van belang. Artikel 2 daarvan ("Risicospreiding") brengt tot uiting dat de partijen bij de overeenkomst (Domijn en SHI), er zich van bewust waren dat "het project […] een aanzienlijk onrendabel investeringsgedeelte …" zou kennen en houdt voorts in dat "bij een negatief resultaat en blijvende negatieve prognoses" Domijn financieel zou bijspringen. Weliswaar is de voorwaarde daartoe dat SHI kan aantonen dat zij "…in relatie tot de exploitatie, het project voldoende heeft gemanaged…", maar om de conclusie te rechtvaardigen dat dat niet zo was, heeft de curator onvoldoende gesteld. Gedaagden hebben gemotiveerd gesteld dat, nog tot een laat moment, [verweerder 2] bezuinigingen en desinvesteringen heeft voorgesteld waartegen Domijn zich echter verzette.
Onder deze omstandigheden kan geenszins worden gesproken van kennelijk onbehoorlijke taakvervulling, in de zin van artikel 2:138 lid 1 BW of onrechtmatig handelen jegens SHI of de gezamenlijke schuldeisers.
De curator stelt niet duidelijk welke aanvullende financiële verplichtingen [verweerder 2] is aangegaan in het stadium dat hem duidelijk werd dat, door de gewijzigde opstelling van Domijn, SHI in een situatie kwam te verkeren dat zij aan haar verplichtingen niet meer kon voldoen. Gelet op hetgeen tussen SHI en Domijn in die laatste fase (november/december 2005) aan de orde was, lijkt [verweerder 2] tijdig te hebben onderkend dat de financiële situatie van SHI onhoudbaar was en koos hij er terecht voor om zelf het faillissement aan te vragen.
Collectieve Arbeidsovereenkomst Welzijn. Op grond van een en ander heeft de curator onvoldoende aannemelijk gemaakt dat op dit punt sprake was van kennelijk onbehoorlijk bestuur of het schenden van enige zorgplicht.
Gelet op het voorgaande is er geen aanwijzing, althans heeft de curator onvoldoende gesteld, om aan te nemen dat sprake is geweest van kennelijk onbehoorlijk bestuur of schending van enige zorgplicht.
De curator verwijt Alifa dat dit kosten waren die in wezen onkosten van SWZ zelf waren.
6.De beslissing
( 2 punten, tarief VII ) aan salaris van de advocaat voor wat betreft de gedaagde Alifa;