ECLI:NL:RBOVE:2014:709

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
13 februari 2014
Publicatiedatum
14 februari 2014
Zaaknummer
08.770225-13 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen en ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte in strafzaak

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Overijssel op 13 februari 2014 uitspraak gedaan in een zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het plegen van ontuchtige handelingen met een slachtoffer. De verdachte, geboren in Eritrea en thans in voorarrest, werd beschuldigd van het dwingen van het slachtoffer tot het ondergaan van seksuele handelingen. Tijdens de zitting op 30 januari 2014 werd de verdachte bijgestaan door zijn advocaat, mr. M.J.H. Mühlstaff, terwijl de officier van justitie, mr. S. Leusink, aanwezig was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft in haar overwegingen gekeken naar de verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook naar forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek. De rechtbank concludeerde dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden, maar dat het subsidiair ten laste gelegde, namelijk het dwingen tot het dulden van ontuchtige handelingen, wel bewezen kon worden. De rechtbank heeft daarbij de verklaringen van het slachtoffer en getuigen als overtuigend beschouwd, evenals de resultaten van het DNA-onderzoek.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict volledig ontoerekeningsvatbaar was, zoals geconcludeerd door deskundigen in psychiatrische rapportages. Gezien deze ontoerekeningsvatbaarheid heeft de rechtbank de verdachte ontslagen van rechtsvervolging en gelast tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft daarbij de noodzaak van behandeling en de risico's van recidive in overweging genomen, evenals de steun van de familie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht - Meervoudige Kamer te Zwolle
Parketnummer: 08.770225-13 (P)
Uitspraak: 13 februari 2014

VONNIS IN DE STRAFZAAK VAN:

het openbaar ministerie
tegen

[verdachte],

geboren op [geboortedag] 1974 te [geboorteplaats] (Eritrea),
wonende te [adres], [plaats],
thans in voorarrest gedetineerd in het PPC te Den Haag.

ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 30 januari 2014.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. M.J.H. Mühlstaff, advocaat te Deventer.
Als officier van justitie was aanwezig mr. S. Leusink.

TENLASTELEGGING

Aan verdachte is tenlastegelegd dat
Primair
hij op of omstreeks 20 oktober 2013 te Schalkhaar, gemeente Deventer, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]:
- voornoemde [slachtoffer] heeft aangesproken en/of (vervolgens)
- een arm om het lichaam van die [slachtoffer] heeft gelegd en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] op/tegen diens mond heeft gekust en/of gezoend en/of (vervolgens)
- voornoemde [slachtoffer] op/tegen de grond heeft geduwd/gedrukt en/of gegooid en/of (vervolgens)
- op het lichaam van die [slachtoffer] is gaan zitten en/of liggen en/of (daarbij)
- de rits van de broek van die [slachtoffer] heeft geopend en/of (vervolgens) de broek van die [slachtoffer] deels naar beneden heeft getrokken en/of gerukt,

terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;

Subsidiair
hij op of omstreeks 20 oktober 2013 te Schalkhaar, gemeente Deventer, door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) [slachtoffer] heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), bestaande uit het kussen/zoenen op/tegen de mond en/of het betasten van de (boven)benen en/of schaamstreek en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) uit het op/tegen de grond duwen/drukken en/of gooien van die [slachtoffer] en/of (vervolgens) op het lichaam van die [slachtoffer] gaan zitten en/of liggen.

VOORVRAGEN

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

BEWIJSOVERWEGINGEN

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van hetgeen onder primair ten laste is gelegd.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman van verdachte heeft bepleit om zijn cliënt van het primair ten laste gelegde vrij te spreken vanwege het ontbreken van bewijs voor het pogen tot binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. Ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

De rechtbank heeft acht geslagen op de volgende bewijsmiddelen [1] .
De aangifte van [slachtoffer] d.d. 21 oktober 2013 waarbij zij onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) Tussen zondag 20 oktober 2013 te 07:15 uur en zondag 20 oktober 2013 te 07:30 uur liep ik vanaf mijn werk van het ziekenhuis naar het station. (…) Hij kuste me op de mond. Toen begreep ik dat hij iets wilde wat ik niet wilde. Ik probeerde hem af te weren, wat niet zo goed lukte. Uiteindelijk wist hij me op de grond te werken. (…) Dat was midden op de Koningin Wilhelminalaan te Schalkhaar. Daar hebben we wat afgeworsteld. (…) Toen zag ik vanuit mijn ooghoeken een fietsster voorbij komen. Ze stopte op een voor haar veilige afstand. Die riep ook iets. Waarop de man ophield met wat hij aan het doen was. Hij ging toen van me af. Ik probeerde op te staan, maar hij duwde me terug op de grond. We worstelden nog weer verder. Hij wist de rits van mijn broek open te krijgen. (…) Hij stapte van mij af en hij liep weg. Ik stond op en rende naar die auto. Daar bleek een meneer in te zitten en hij vroeg wat er aan de hand was. Hij bleek staande te zijn gehouden door die fietsster. Ik vertelde dat iemand had geprobeerd om mij te verkrachten. (…)
A: Wat ook nog zo was, toen die man hem in bedwang hield, zei hij meerdere keren: “Sorry sister”. (…)
V: Op een gegeven moment liggen jullie op de grond. Hoe liggen jullie dan?
A: Ik lig op mijn rug en hij ligt er boven op.
V: Je vertelde dan gaat dat worstelen verder.
A: Hij probeert me in bedwang te houden. Ik probeer weg te komen. Hij duwde me naar beneden. Ik kwam nog een keer heel hard met mijn hoofd tegen de grond. Hij duwde ook nog een keer heel hard op mijn keel. Wat uiteraard een heel vervelend gevoel gaf. Het was niet zozeer bedoeld om mij te wurgen, maar om mij in bedwang te houden. (…) [2]
Het proces-verbaal informatief gesprek zeden met [slachtoffer] d.d. 20 oktober 2013, waarin zij onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) We vielen samen op straat, de man maakte toen mijn broek los, hij opende de rits van mijn broek. Hij was echt gericht op dat gebied, daar zat hij ook met zijn handen. (…) [3]
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 20 oktober 2013, waarin hij onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) Voor de rotonde, op Koningin Wilhelminalaan, werd ik aangesproken door een meisje op een fiets. Ik hoorde haar zeggen dat er iemand werd aangerand. Op de rotonde, van de Koningin Wilhelminalaan en de Oerdijk, zag ik dat er een mevrouw voor mijn auto sprong. Ik zag dat deze mevrouw met haar armen aan het zwaaien was. Ik ben gestopt en hoorde haar zeggen ‘help help, ik word aangerand’. Mevrouw is vervolgens bij mij in de auto gestapt. Nadat mevrouw bij mij was ingestapt ben ik de Oerdijk opgereden. Na zo’n 200 meter rijden zagen wij een persoon op de Oerdijk lopen. Ik hoorde mevrouw zeggen ‘Dat is hem’. (…) [4]
Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige] d.d. 23 oktober 2013, waarin hij onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) V: Wat voor een indruk maakte de vrouw op je op dat moment?
A: Lichtelijk in paniek. Bang. Vroeg direct om hulp, een echt slachtoffer. Ik zag meteen dat het geen grapje was. (…)
V: De man, waarvan de vrouw zei dat hij degene was die hem had aangerand of verkracht: wat kan je over hem vertellen?
A: Hij zei dat hij uit Eritrea kwam, dat hij malaria had, dat hij van het AZC kwam. En hij zei de hele tijd tegen de vrouw: ”Sorry, sorry, sorry.”. (…) [5]
Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 oktober 2013 waarin verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] onder meer het volgende hebben verklaard:
(…) Er werd haar gevraagd welke kledingstukken waren aangeraakt door de persoon die haar had aangerand. Ze vertelde dat hij haar jas had aangeraakt en haar broek. Wij legden [slachtoffer] uit dat deze kledingstukken derhalve inbeslaggenomen zouden worden ten behoeve van het onderzoek in verband met mogelijke sporen. Op mijn, verbalisant [verbalisant 1], verzoek deed [slachtoffer] haar jas in de papieren zak, die ik haar overhandigde. (…) Op mijn, verbalisant [verbalisant 1], verzoek deed [slachtoffer] haar broek in de papieren zak, die wij haar overhandigden.
De jas en de broek, zoals hierboven genoemd, werden door ons, verbalisanten, inbeslaggenomen. (…) [6]
Het NFI-rapport van onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een aangifte van een zedendelict gepleegd in Schalkhaar op 20 oktober 2013 waarin onder meer het volgende is gerapporteerd:
(…)
DNA-onderzoek
Onderstaand onderzoeksmateriaal is onderworpen aan een DNA-onderzoek (zie fotobijlage):
AAFT2340NL#01 bemonstering van de rits en het textiel rondom de rits van de broek
RAAZ6898NL een referentiemonster wangslijmvlies van het slachtoffer[slachtoffer] (geboren op 10 februari 1968)

Resultaten, interpretatie en conclusie

Van het referentiemonster RAAZ6898NL van het slachtoffer is een DNA-profiel verkregen. Dit DNA-profiel en het DNA-profiel van de verdachte [verdachte] (de rechtbank begrijpt [verdachte]) RAAZ8630NL zijn betrokken bij het vergelijkend DNA-onderzoek.

Tabel 1 Resultaten, interpretaties en conclusie vergelijkend DNA-onderzoek

SIN
Beschrijving DNA-profiel / celmateriaal kan afkomstig zijn van
Matchkans DNA-profiel
AAFT2340NL#01
DNA-mengprofiel van (minimaal) twee personen
DNA-hoofdprofiel
verdachte [verdachte]
zwak aanwezige DNA-kenmerken
slachtoffer [slachtoffer]
kleiner dan één op één miljard
niet berekend
(…) [7]
De rechtbank is op grond van bovengenoemde bewijsmiddelen van oordeel dat hetgeen primair ten laste is gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden. Uit de bewijsmiddelen kan niet worden afgeleid dat het opzet van verdachte gericht is geweest op verkrachting van het slachtoffer en dat sprake is geweest van een begin van uitvoering daarvan. De rechtbank zal de verdachte hiervan vrijspreken. Hetgeen subsidiair ten laste is gelegd kan naar het oordeel van de rechtbank wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen. Aangeefster [slachtoffer] verklaart omtrent handelingen van verdachte, zoals het onverhoeds zoenen op haar mond, het op de grond duwen van haar en het door verdachte op haar liggen en het openen van haar rits. Haar verklaring wordt ondersteund door de verklaring van getuige [getuige] onder meer voor wat betreft zij hem vlak na het gebeuren heeft verteld, haar gemoedstoestand op dat moment en de excuses die verdachte (vervolgens) kennelijk aan haar heeft gemaakt. Bovendien is de kans kleiner dan één op één miljard dat sprake is geweest dat een ander dan verdachte DNA-materiaal heeft achtergelaten op de rits van de broek van het slachtoffer. Een en ander past niet bij de verklaring van verdachte dat hij het slachtoffer slechts heeft geholpen op te staan. Verdachte heeft geen verklaring gegeven voor het aantreffen van vorenbedoeld celmateriaal.

BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte subsidiair ten laste is gelegd, met dien verstande dat
hij op 20 oktober 2013 te Schalkhaar, door geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, bestaande uit het zoenen op de mond en het betasten van de bovenbenen en bestaande dat geweld uit het op de grond duwen en gooien van die [slachtoffer] en vervolgens op het lichaam van die [slachtoffer] gaan liggen.
Van het subsidiair meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Het bewezene levert op:
subsidiair
Feitelijke aanranding van de eerbaarheid,
strafbaar gesteld bij artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht.
Het bewezen verklaarde feit is volgens de wet strafbaar. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.

STRAFBAARHEID van de VERDACHTE

Ter beoordeling van de strafbaarheid van de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde heeft de rechtbank acht geslagen op een tweetal Pro Justitia rapportages. Het betreft een psychiatrische rapportage d.d. 20 januari 2014 van drs. C.A.J. Veldman, psychiater, en een psychologische rapportage d.d. 26 januari 2014 van dr. Th.A.M. Deenen, klinisch psycholoog.
Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen dat bij verdachte ten tijde van het ten laste gelegde sprake was een ziekelijke stoornis. De psychiater concludeert dat het gaat om een schizofreniforme psychose, dat wil zeggen een psychose uit het schizofreniespectrum. De psycholoog concludeert dat het gaat om een psychotische stoornis, niet anderszins omschreven, waarbij mogelijk sprake is van schizofrenie.
Zowel de psycholoog als de psychiater beschrijven dat verdachte zich in de weken voor zijn aanhouding vreemd gedroeg, dat hij ontregeld en verward was, agressief, ruziezoekend en onhandelbaar. Tijdens een kortdurende opname wegens een psychose gedroeg verdachte zich eveneens onhandelbaar en kon hij mede door zijn onhandelbaarheid moeilijk afdoende behandeld worden. Hij is tegen het advies in vertrokken uit het psychiatrisch ziekenhuis. Verdachte raakte buiten het psychiatrisch ziekenhuis snel verder ontregeld. De psychiater en de psycholoog gaan ervan uit dat verdachte ook ten tijde van het tenlastegelegde psychotisch is geweest en niet in staat is geweest om zijn eigen gedrag te sturen of te beïnvloeden. Verdachte ontkent het tenlastegelegde, maar heeft aan veel zaken uit de tijd van zijn psychose geen herinnering. Omdat hij zich niets meer herinnerde en toch op de vragen van autoriteiten wil antwoorden, heeft hij later een verhaal verzonnen. Zowel de psycholoog als de psychiater concluderen dat verdachte ten tijde van het ten last gelegde volledig ontoerekeningsvatbaar was.
De rechtbank is, gelet op deze conclusies van de deskundigen, van oordeel dat verdachte ten tijde van het plegen van het bewezenverklaarde feit volledig ontoerekeningsvatbaar was in verband met een psychische stoornis. De rechtbank zal verdachte, gelet op het voorgaande, ontslaan van rechtsvervolging, nu het feit hem niet kan worden toegerekend.

MOTIVERING VAN STRAF OF MAATREGEL

Het standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht en gelet op de ontoerekeningsvatbaarheid van verdachte gevorderd aan hem op te leggen de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis ex artikel 37 Wetboek van Strafrecht voor de duur van maximaal één jaar.

Het standpunt van de verdediging

De raadsman heeft zich ten aanzien van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.

Het oordeel van de rechtbank

Nu verdachte op de voet van artikel 39 Wetboek van Strafrecht niet strafbaar wordt geacht en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging ziet de rechtbank zich vervolgens voor de vraag geplaatst of oplegging van de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis, gelet op het gevaar dat verdachte voor zichzelf, voor anderen of de algemene veiligheid van personen of goederen oplevert, noodzakelijk is.
Zowel de psychiater als de psycholoog adviseren om verdachte op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis met toepassing van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De psychiater heeft ten aanzien van het recidiverisico overwogen dat verdachte zonder behandeling vatbaar lijkt voor nieuwe psychosen, waarin hij zijn gedrag niet onder controle heeft. Verdachte kan in psychotische toestand gevaarlijk gedrag vertonen, maar ook door zijn vreemd, onbegrijpelijk gedrag agressie uitlokken. In een dergelijke toestand kan verdachte tot vergelijkbare delicten komen. Bij de behandeling moet rekening worden gehouden met het feit dat betrokkene de Nederlandse samenleving (nog) niet goed kent. Hij heeft begeleiding nodig om zijn weg in de maatschappij te vinden. Gunstig voor verdachte is het feit dat zijn familie zich actief bereid heeft verklaard hem te willen helpen. Zonder voldoende strak kader acht de psychiater het gevaar dat verdachte zich zal onttrekken aan de nodige behandeling groot. Er kan onvoldoende op zijn zelfzorg en eigen verantwoordelijkheid worden gerekend bij het voorkomen van een nieuwe psychose. In de greep van de psychose verkerend heeft verdachte geen sturing meer over zijn gedrag en is hulpverlening op vrijwillige basis vooralsnog onvoldoende gebleken.
De psychiater geeft aan dat plaatsing van verdachte voor de duur van één jaar in een psychiatrisch ziekenhuis, hem behandeling en begeleiding kan bieden die verdachte op het goede spoor kan zetten en houden.
De psycholoog heeft ten aanzien van het recidiverisico overwogen dat behandeling noodzakelijk is om nieuwe psychotische ontregeling te voorkomen. Bij de behandeling dient tevens uitgebreidere diagnostiek te gebeuren naar de psychiatrische aandoening en naar de persoonlijkheidsstructuur van verdachte. De psycholoog adviseert verdachte op te laten nemen in een psychiatrisch ziekenhuis waar hij zich niet voortijdig kan onttrekken. De psycholoog adviseert daarbij om te kiezen voor een FPA of FPK in de regio Zuid-Holland in verband met de woonplaats van de zus en zwager van verdachte. Zij hebben aangegeven verdachte te willen helpen bij de behandeling en bij de verdere opvang.
De rechtbank is op grond van deze adviezen van oordeel dat een klinische behandeling noodzakelijk is en dat de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar eist. Gelet op hetgeen de gedragsdeskundigen hebben opgemerkt omtrent de steun van verdachtes zus en zwager verdient het de voorkeur dat verdachte wordt geplaatst in de regio Zuid-Holland.
De oplegging van straf of maatregel is, behalve op de reeds aangehaalde wettelijke voorschriften, gegrond op de artikelen 37 en 39 van het Wetboek van Strafrecht.

Beslissing

Het primair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
Het subsidiair ten laste gelegde is bewezen zoals hiervoor aangegeven en levert het strafbare feit op, zoals hiervoor vermeld.
Het subsidiair meer of anders ten laste gelegde is niet bewezen en de rechtbank spreekt de verdachte daarvan vrij.
De rechtbank verklaart verdachte
niet strafbaaren
ontslaatde verdachte
van alle rechtsvervolging.
De rechtbank gelast de
plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar.
Aldus gewezen door mr. Y. Cenik, voorzitter, mrs. M.A. Wijnands-Veninga en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 februari 2014.
Mr. Wijnands-Veninga voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar met paginanummering aangeduide processen-verbaal en andere stukken, betreft dit op ambtseed/ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal dan wel andere bescheiden, als bijlagen opgenomen bij het proces-verbaal van het opsporingsonderzoek van de Politie Oost Nederland, District IJsselland, team Zeden, onder zaaknummer PL0400 2013088760, opgemaakt op 3 december 2013.
2.Opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], beiden brigadier en bevoegd zedenrechercheur van Regiopolitie IJsselland, op 21 oktober 2013, pag. 36 tot en met 39.
3.Opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 1], beiden brigadier en bevoegd zedenrechercheur van Regiopolitie IJsselland, op 20 oktober 2013, pag. 33.
4.Opgemaakt door [verbalisant 5], aspirant Regiopolitie IJsselland, op 20 oktober 2013, pag. 41.
5.Opgemaakt door [verbalisant 3], brigadier en bevoegd zedenrechercheur van Regiopolitie IJsselland, op 23 oktober 2013, pag. 44.
6.Opgemaakt door [verbalisant 1] en [verbalisant 2], beiden brigadier en bevoegd zedenrechercheur Regiopolitie IJsselland, op 20 oktober 2013, pag. 54.
7.Opgemaakt door dr. L.H.J. Aarts, NFI-deskundige forensisch onderzoek van biologische sporen en DNA, op 16 januari 2014.