Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
beschikking van de enkelvoudige familiekamer voor burgerlijke zaken d.d.
11 november 2014
[verzoekster],
[belanghebbende],
Het procesverloop
- een brief van de man van 17 juni 2014 met bijlagen;
- een ter na te melden zitting zijdens de vrouw overgelegde pleitnotitie;
- een brief van de man van 6 augustus 2014 met bijlagen;
- een brief van de vrouw van 14 augustus 2014 met bijlagen;
- een brief van de man van 9 oktober 2014 met bijlagen;
- een ter na te melden zitting zijdens de vrouw overgelegde pleitnotitie.
- de vrouw, bijgestaan door mr. M.F. Kiers.
- de man, bijgestaan door mr. J.B. de Jong.
Vaststaande feiten
na jullie scheiding een alimentatierecht heeft en samenwoont met een ander als ware zij met die ander gehuwd (spraakgebruik; in concubinaat leven) zou jij als alimentatieplichtige je kunnen beroepen op boven weergegeven wetsartikel. Dan zou, als zich die situatie voordoet, daarmee de alimentatieplicht definitief vervallen. Jullie zijn van mening dat het op grond van jullie huwelijk en de afspraken die daarin golden, niet juist zou zijn je op dat artikel te beroepen. (…) Het effect van de afspraak om je niet op concubinaat te beroepen waaiert naar mijn oprechte mening niet naar iets anders uit en beperkt zich dus tot dit ene element. (…) Verder is elke alimentatie in principe vatbaar voor wijziging op grond van wijziging in de omstandigheden (…).” ”
jegens[de vrouw]
geen beroep zal doen dat zij met een ander samenwoont als ware zij gehuwd met die ander.”
nu zij samenwoont met de heer[…]
als waren zij gehuwd. U gaf aan dat u daarmee bekend bent, maar dat u het niettemin als een verplichting ziet om bij te dragen in haar onderhoud. (…) Door u is nog aan de orde gesteld de mogelijkheid dat[de vrouw]
met haar kunstuitoefening uiteindelijk voor een deel in haar eigen onderhoud zou kunnen voorzien. U bent van mening dat er ook in dat geval een aanpassing zou moeten volgen van de alimentatie.”
Het verzoek van de vrouw
- de man te veroordelen tot betaling van de overeengekomen alimentatie van € 2.400,- per maand casu quo te bepalen dat de man deze alimentatie maandelijks zal voldoen, beide verzoeken vanaf 1 oktober 2008 en onder aftrek van hetgeen is voldaan, te verhogen met wettelijke rente over de termijnen in verzuim;
- te bepalen dat (nu de man geen stukken heeft overgelegd over de prijsindexering van zijn salaris) deze alimentatie jaarlijks op 1 januari wordt verhoogd met het wettelijke percentage, voor het eerst vanaf 1 januari 2010;
- de man te veroordelen binnen 8 dagen na betekening vanaf het jaar 2012 en verder jaarlijks uiterlijk op 1 maart inkomensbescheiden aan de vrouw over te leggen waaruit blijkt met welk percentage zijn salaris is verhoogd op straffe van een dwangsom van € 100,- per dag;
- een en ander met veroordeling van de man in de proceskosten én de wettelijke rente hierover vanaf 8 dagen na betekening.
Het standpunt en verzoek van de man
De beoordeling
Proceskosten
Beslissing
- stelt de door de man aan de vrouw verschuldigde alimentatie stapsgewijs op nihil zoals vermeld in de brief van de raadsman van de man van 17 december 2013;
- beëindigt de verplichting van de man om levensonderhoud te verschaffen aan de vrouw per 1 mei 2014.
- veroordeelt de man om aan de vrouw binnen 14 dagen na betekening van deze beschikking wegens achterstallige indexering te betalen een bedrag van € 1.267,08 (twaalfhonderdzevenenzestig euro en acht eurocent), te verhogen met de wettelijke rente nadat hij in verzuim is geraakt;
- compenseert de proceskosten aldus, dat elke partij de eigen kosten draagt;
- verklaart deze beslissing uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.