ECLI:NL:RBOVE:2014:7025

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
7 januari 2015
Zaaknummer
3583794 VV EXPL 14 – 139
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichting tot doorbetaling van salaris bij bedrijfsongeval volgens CAO Sociale Werkvoorziening

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Overijssel op 23 december 2014, staat de vraag centraal of de werkgever, Larcom B.V., verplicht is om tijdens het tweede ziektejaar 100% van het salaris door te betalen aan de werknemer, [eiser], die zich beroept op een bedrijfsongeval. De werknemer is sinds 1 november 1992 in dienst bij Larcom en heeft in juli 2013 arbeidsongeschiktheid wegens ziekte gemeld, na een incident op de werkvloer op 9 juli 2013 waarbij hij door een collega, aangeduid als [X], fysiek werd bedreigd. De werknemer stelt dat zijn ziekte het gevolg is van dit bedrijfsongeval, en beroept zich op artikel 8.1 lid 4 van de CAO Sociale Werkvoorziening, dat bepaalt dat bij een bedrijfsongeval het loon gedurende het tweede ziektejaar op 100% moet worden doorbetaald.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er sprake is van een ongewilde, plotselinge gebeurtenis die schade aan de gezondheid van de werknemer heeft veroorzaakt, en dat deze gebeurtenis voldoet aan de definitie van een bedrijfsongeval zoals omschreven in de Arbeidsomstandighedenwet. De rechter oordeelt dat Larcom niet heeft aangetoond dat de oorzaak van het ongeval aan de werknemer kan worden verweten. De kantonrechter heeft de vordering van de werknemer toegewezen, inclusief de betaling van achterstallig loon, wettelijke verhogingen en incassokosten. Larcom is veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak benadrukt de bescherming van werknemers in geval van bedrijfsongevallen en de verplichtingen van werkgevers onder de CAO. De beslissing van de kantonrechter is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Larcom onmiddellijk aan de uitspraak moet voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
Zaaknr. : 3583794 VV EXPL 14 – 139
Datum : 23 december 2014

Vonnis in het kort geding van:

[eiser],

wonende te [woonplaats],
eisende partij,
verder te noemen [eiser],
gemachtigde mr. J. de Waard,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
LARCOM B.V.,
gevestigd te Ommen,
gedaagde partij,
verder te noemen Larcom,
gemachtigde mr. J.W. Munk.

Verloop van de procedure

De kantonrechter heeft kennisgenomen van de dagvaarding in kort geding van 2 december 2014, de door Larcom bij brief van 12 december 2014 toegezonden producties, en de bij faxbericht van 16 december 2014 door [eiser] toegezonden productie 15.
De zaak is behandeld op de terechtzitting van 17 december 2014. Beide partijen en de gemachtigden zijn verschenen en hebben de standpunten nader toegelicht.
Het bezwaar van Larcom tegen de late indiening door [eiser] van zijn productie 15 is ter zitting van 17 december 2014 afgewezen.

Geschil

[eiser] vordert, kort samengevat, betaling van € 858,60 bruto per maand gedurende de maanden augustus tot en met november 2014, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente, en ingaande 1 december 2014 betaling van € 2.862,00 bruto per maand tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is beëindigd, betaling van € 625,00 aan incassokosten, afgifte van loonspecificaties versterkt met een dwangsom, en de veroordeling van Larcom in de proceskosten.
Larcom heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vordering, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.

Beoordeling

1. Tussen partijen staat het volgende vast.
[eiser], geboren [geboortedatum], is vanaf 1 november 1992 werkzaam bij Larcom, laatstelijk in de functie van specialist+. Zijn salaris bedraagt € 2.862,00 bruto per maand exclusief emolumenten op basis van een 36-urige werkweek.
Op de arbeidsovereenkomst is de cao Sociale Werkvoorziening (hierna te noemen: cao) van toepassing.
Deze cao bevat onder meer het volgende:
8.1
Loondoorbetaling bij ziekte
1. Bij ziekte heeft de werknemer gedurende 52 weken recht op 100% van het laatstverdiende loon. Voor de werknemer die gebruik maakt van de regeling betaald ouderschapsverlof, geldt het vorenstaande met inachtneming van het bepaalde in artikel 6.9, lid 8 van deze cao.
2. Voor zover de ziekteperiode van de werknemer langer duurt dan de in lid 1 genoemde periode van 52 weken wordt over de volgende periode van 52 weken, het 2e ziektejaar, het loon doorbetaald op 70% van het laatstverdiende loon.
3. (…)
4. Voor zover de ziekte genoemd in de leden 1, 2 en 3 het gevolg is van een bedrijfsongeval waarvan de oorzaak niet aan de werknemer is te wijten, wordt het loon door de werkgever gedurende het 2e ziektejaar doorbetaald op 100% van het loon.
2. [eiser] is in juli 2013 arbeidsongeschikt wegens ziekte geworden. Met ingang van het tweede ziektejaar heeft Larcom conform de hoofdregel van artikel 8.1 lid 2 van de cao de loonbetaling teruggebracht tot 70%.
3. [eiser] beroept zich op lid 4 van artikel 8.1 en stelt dat zijn arbeidsongeschiktheid wegens ziekte het gevolg is van een bedrijfsongeval, waarvan de oorzaak niet aan hem is te wijten, zodat Larcom gehouden is 100% van zijn salaris te blijven voldoen. Deze stelling mondt uit in een loonvordering c.a. ingaande de maand augustus 2014.
4. Larcom bestrijdt deze stelling. Larcom betoogt dat niet sprake is van een bedrijfsongeval en als daarvan al sprake zou zijn, de oorzaak daarvan aan [eiser] is te wijten. Zij heeft ter zitting ook betoogd, dat [eiser] niet (meer) arbeidsongeschikt is wegens ziekte.
5. De kantonrechter oordeelt als volgt.
Het spoedeisend belang is niet bestreden en vloeit overigens voort uit de aard van de vordering.
6. In de dagvaarding heeft [eiser] het in artikel 8.1 lid 4 van de cao gehanteerde begrip bedrijfsongeval, dat in de cao zelf niet is gedefinieerd, uitgelegd aan de hand van artikel 1 lid 3 van de Arbeidsomstandighedenwet. Dit artikellid bevat een definitie van het begrip bedrijfsongeval, welke definitie als volgt luidt:
arbeidsongeval: een aan een werknemer in verband met het verrichten van arbeid overkomen ongewilde, plotselinge gebeurtenis, die schade aan de gezondheid tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad en heeft geleid tot ziekteverzuim, of de dood tot vrijwel onmiddellijk gevolg heeft gehad.
Larcom heeft niet bestreden dat het begrip bedrijfsongeval in de cao overeenkomstig deze definitie dient te worden begrepen, zodat dit tussen partijen vaststaat. De kantonrechter zal daarom hierna toetsen of is voldaan aan deze definitie van het begrip bedrijfsongeval.
7. Tussen partijen staat vast dat een werknemer van Larcom, die in dit vonnis met zijn voornaam [X] zal worden aangeduid, zich op 9 juli 2013 jegens [eiser] agressief heeft gedragen. De agressie heeft in het kantoor bij het magazijn, de werkplek van [eiser], plaatsgevonden.
8. Uit de verklaring van [X] zelf blijkt, dat hij heeft erkend dat hij ‘
toen erg(is)
uitgevallen tegen [eiser]’ en dat hij ‘
op schouderhoogte bij de kraag van zijn blouse(heeft)
beetgepakt om te benadrukken wat zo een beschuldiging teweeg kan brengen bij iemand’. De door [X] bedoelde beschuldiging is, dat [eiser] hem enige tijd voor het voorval een ‘
matennaaier’ heeft genoemd. Dit bleef aan [X] ‘
knagen’ en hij lag ‘
er wakker van’. Na twee weken, op 9 juli 2013, wilde [X] het met [eiser] uitpraten, maar die zei dat met hem niets te bespreken viel. Daarop is [X] boos geworden.
Volgens [eiser] heeft [X] hem toen gestompt, uitgescholden, met de dood bedreigd en de keel dichtgeknepen.
9. Door beide partijen zijn verklaringen van andere werknemers van Larcom over het bewuste voorval in het geding gebracht, maar die verklaringen maken niet duidelijk of de stelling van [eiser] juist is dat [X] hem heeft gestompt, uitgescholden, met de dood heeft bedreigd en de keel heeft dichtgeknepen. Wel blijkt uit die verklaringen dat de situatie dreigend was en dat er fysiek geweld door [X] is toegepast, omdat is verklaard dat [X] met zijn armen zwaaide en [eiser] naar achteren, dan wel tegen de schouder, drukte. Ook uit de verklaring van [X] zelf blijkt trouwens dat hij fysiek geweld heeft gebruikt.
Wat er precies is gebeurd is niet duidelijk, maar wel staat vast dat [X] zich jegens [eiser] agressief heeft gedragen en zijn handen niet heeft thuis gehouden. Overigens is niet van belang exact vast te stellen wat er op 9 juli is gebeurd. Strafrechtelijk is dat zeker relevant, maar hier gaat het om de vraag of hetgeen is gebeurd voldoet aan de definitie van een bedrijfsongeval.
10. De kantonrechter acht voldoende aannemelijk dat [eiser] zich op 10 juli 2013 arbeidsongeschikt wegens ziekte heeft gemeld én dat tussen het incident op 9 juli 2013 en de ziekte van [eiser] een oorzakelijk verband bestaat. Dit oordeel is gebaseerd op de brief van de arboverpleegkundige [Z] van 16 juli 2013 aan [eiser] (‘
Cliënt geeft aan psychische klachten te hebben nav. een incident op het werk’), en -met name- de Probleemanalyse WIA van 29 augustus 2013: ‘
Eerste dag arbeidsongeschiktheid 10-07-2013’ en: ‘
Reden(en) van het verzuim Werk gerelateerd Psychische klachten nav. een incident met een collega (tijdens het werk).
Thans na verwijzing (huisarts) onder behandeling van een deskundige’. De datum van de ziekmelding 10 juli 2013, welke datum Larcom bestrijdt, volgt overigens ook uit het verslag van de gebeurtenissen op 9 juli 2013 van [G], de leidinggevende van [eiser] (zie blz. 3, 12e regel). De omstandigheid dat [eiser] na 9 juli gedurende twee dagen op een vestiging van Larcom in Hardenberg werkzaamheden heeft verricht totdat hij ook daar uitviel, doet hieraan niet af.
11. Anders dan Larcom betoogt, acht de kantonrechter niet aannemelijk dat [eiser] inmiddels arbeidsgeschikt is. Die stelling is namelijk op geen enkele wijze onderbouwd, bijvoorbeeld door middel van een bericht van de bedrijfsarts. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige van het UWV van 23 september 2014 blijkt, dat de verzekeringsarts gegevens van de bedrijfsarts heeft ontvangen waaruit blijkt ‘
dat behandeling voor werknemer noodzakelijk is’. Ook valt daar te lezen: ‘
De verzekeringsarts geeft aan dat het helder is dat werknemer behandeling nodig heeft.’ Dat nadien door Larcom andersluidende berichten inzake de arbeidsongeschiktheid van [eiser] zijn ontvangen is gesteld noch gebleken. Ter zitting maakte [eiser] ook niet de indruk hersteld te zijn. De stelling dat [eiser] de arbeidsongeschiktheid wegens ziekte veinst, laat de kantonrechter voor rekening van Larcom.
12. Dat [eiser] vóór het voorval op 9 juli 2013 wellicht al niet goed in zijn vel zat, zoals Larcom heeft betoogd ([eiser] voelde zich volgens haar ‘
ondergewaardeerd’), doet aan het vorenstaande niet af. De agressieve benadering door [X] was, veronderstellenderwijs uitgaande van de onderwaardering en de daaruit voortvloeiende psychische moeite, kennelijk de bekende druppel. Uit de door Larcom overgelegde lijst van het ziekteverzuim van [eiser] blijkt, dat [eiser] vanaf 5 juni 2013 weer hersteld en volledig aan het werk was.
13. Niet weersproken is de stelling van [eiser] dat de agressieve benadering door [X] een ongewilde, plotselinge gebeurtenis is als bedoeld in artikel 1 lid 3 van de Arbeidsomstandighedenwet.
14. Het vorenstaande leidt tot de gevolgtrekking dat [eiser] op 9 juli 2013, in verband met het verrichten van arbeid een ongewilde, plotselinge gebeurtenis is overkomen, die tot schade aan zijn gezondheid heeft geleid en tot ziekteverzuim.
Daarmee is voldaan aan de eis van artikel 8.1 lid 4 van de cao dat de ziekte het gevolg is van een bedrijfsongeval.
15. Rest de vraag of [eiser] de oorzaak van het ongeval kan worden verweten. Volgens Larcom heeft [eiser] bedoelde [X] een ‘
matennaaier’ genoemd en [eiser] heeft de agressieve benadering door [X] dan ook aan zichzelf te wijten, aldus Larcom.
[eiser] heeft bestreden dat hij [X] een ‘
matennaaier’ heeft genoemd, maar zelfs als dit verweer niet juist is, dan rechtvaardigt dit naar het oordeel van de kantonrechter niet een agressieve benadering inclusief fysiek geweld. Of anders gezegd: de oorzaak van het bedrijfsongeval kan niet om die reden aan [eiser] worden verweten.
16. De slotsom is dat [eiser] recht heeft op doorbetaling van zijn salaris tot 100%. De daarop gebaseerde vordering, die wat betreft de gevorderde bedragen niet is weersproken, kan worden toegewezen.
De kantonrechter zal de wettelijke verhoging, verschuldigd over het bedrag van het per heden achterstallige loon, matigen tot 20%.
De post incassokosten ad € 625,00 zal tot een bedrag van € 566,81 worden toegewezen, berekend over het achterstallige salaris over de periode augustus tot en met november 2014 (€ 858,60 bruto per maand).
Larcom zal eveneens worden veroordeeld tot afgifte van deugdelijke bruto/netto specificaties, maar de kantonrechter ziet geen grond daaraan een dwangsom te verbinden. De termijn waarbinnen de specificaties moeten worden verstrekt, zal de kantonrechter op vier weken stellen.
De vordering is toewijsbaar zoals in het dictum is opgenomen.
17. Larcom dient als verliezende partij in de proceskosten te worden veroordeeld. Deze kosten bedragen:
– explootkosten € 113,85
– griffierecht € 219,00
– salarisgemachtigde € 400,00.
Totaal € 732,85.

De beslissing

De kantonrechter:
1. veroordeelt Larcom tegen bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen:
a.
€ 858,60 bruto per maand gedurende de maanden augustus tot en met november 2014 te vermeerderen met emolumenten,
b.
€ 2.862,00 bruto vanaf 1 december 2014 tot de dag waarop de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd en [eiser] recht heeft op dit loon,
de bedragen sub
a.en sub
b.vermeerderd met de wettelijke verhoging van 20% over het bedrag van het per heden achterstallige loon,
dit achterstallige loon en de wettelijke verhoging van 20% vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW berekend over het per maand te berekenen achterstallige bedrag aan salaris en aan wettelijke verhoging, de rente telkens berekend vanaf de dag van de opeisbaarheid van het salaris en de wettelijke verhoging tot aan de dag van de voldoening,
c.
€ 566,81 wegens incassokosten;
2. veroordeelt Larcom binnen vier weken na de dag van betekening van dit vonnis aan [eiser] te verstrekken deugdelijke bruto/netto specificaties van alle nog door Larcom aan [eiser] ingevolge dit vonnis verschuldigde loonbedragen;
3. veroordeelt Larcom in de proceskosten tot op heden aan de kant van [eiser] begroot op € 732,85;
4. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Gewezen door mr. C.H. de Haan, kantonrechter, en in het bijzijn van de griffier uitgesproken in de openbare terechtzitting van 23 december 2014.