Op 30 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling van zijn toenmalige vriendin. De mishandeling vond plaats op 3 augustus 2014 in Deventer, waar de verdachte zijn vriendin meerdere malen met kracht in het gezicht heeft geslagen. Het slachtoffer heeft hierdoor letsel opgelopen en veel pijn ervaren. De verdachte had in 1996 een TBS-maatregel opgelegd gekregen, en sindsdien waren er meerdere veroordelingen voor geweldsdelicten geweest. De rechtbank hield rekening met deze achtergrond bij het bepalen van de straf.
Tijdens de zitting op 17 december 2014 heeft de officier van justitie een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand geëist, terwijl de verdediging aanvoerde dat de verdachte handelde uit noodweer. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte niet gerechtvaardigd was in zijn handelen, omdat de aanvankelijke klap van het slachtoffer niet voldoende was om een noodweerexces te rechtvaardigen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, met een proeftijd van één jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte al met de gevolgen van zijn gedrag was geconfronteerd binnen het kader van de TBS-maatregel, maar dat een straf noodzakelijk was voor de normbevestiging richting de verdachte en de maatschappij. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 300 van het Wetboek van Strafrecht en andere relevante bepalingen.