ECLI:NL:RBOVE:2014:6969

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
30 december 2014
Publicatiedatum
30 december 2014
Zaaknummer
08.955086-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 21-jarige man voor straatroof in Zwolle met toepassing van adolescentenstrafrecht

Op 30 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel een 21-jarige man uit Zwolle veroordeeld voor straatroof gepleegd op 27 oktober 2013 in het Azaleapark te Zwolle. De rechtbank legde een straf op van 3 maanden voorwaardelijke jeugddetentie, een werkstraf van 150 uur en een proeftijd van twee jaren met bijzondere voorwaarden. De verdachte moet ook in totaal 850 euro schadevergoeding betalen aan de slachtoffers. De rechtbank past het adolescentenstrafrecht toe, omdat begeleiding en behandeling van de verdachte noodzakelijk worden geacht, gezien het hoge recidivegevaar. De rechtbank oordeelt dat behandeling belangrijker is dan vergelding, vooral omdat de verdachte niet vanaf het begin bij de beroving betrokken was maar er door zijn persoonlijkheidsstructuur in meegesleept is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is en dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging. De verdachte heeft samen met anderen de slachtoffers bedreigd en gedwongen tot afgifte van hun mobiele telefoons. De rechtbank heeft de tenlastelegging verbeterd, maar dit heeft de verdachte niet in zijn verdediging geschaad. De rechtbank heeft de rol van de verdachte als medepleger gekwalificeerd, ondanks dat niet bewezen is dat hij bij het maken van het plan betrokken was. De rechtbank heeft de adviezen van deskundigen en de reclassering overgenomen en de strafoplegging gebaseerd op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het gepleegd is. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische problemen van de verdachte, waaronder ADHD en een lichte verstandelijke beperking, en de impact van zijn verleden op zijn gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955086-14 (P)
Datum vonnis: 30 december 2014
Vonnis op tegenspraak (promis) van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1993 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 2 september 2014 en 16 december 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. B.C. van Haren en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. de Ruiter, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 in de gemeente Zwolle, op of aan de openbare weg, in het Azaleapark, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen twee, althans een aantal, mobiele telefoons (merk Wolfgang en/of Samsung Galaxy), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of haar mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn medeverdachte(n)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben aangesproken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd hoe laat het was en/of waar de Sky High was en/of
- hun capuchons heeft/hebben opgezet en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben omsingeld en/of ingesloten en/of
- tegen die Berenschot en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd en/of medegedeeld: "Jongens jullie geven nu allemaal jullie mobiel" en/of "Ik wil nu je mobiel" en/of "Geef je mobiel" en/of "Wij hebben boksbeugels" en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel heeft/hebben vastgegrepen/vastgepakt en/of (vervolgens) tegen de schutting aangedrukt en/of geduwd
en/of
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 in de gemeente Zwolle op of aan de openbare weg, in het Azaleapark, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van twee, althans een aantal, mobiele telefoons (merk Wolfgang en/of Samsung Galaxy) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben aangesproken en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd hoe laat het was en/of waar de Sky High was en/of
- hun capuchons heeft/hebben opgezet en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben omsingeld en/of ingesloten en/of
- tegen die Berenschot en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd en/of medegedeeld: "Jongens jullie geven nu allemaal jullie mobiel" en/of "Ik wil nu je mobiel" en/of "Geef je mobiel" en/of "Wij hebben boksbeugels" en/of
- die [slachtoffer 1] bij de keel heeft/hebben vastgegrepen/vastgepakt en/of (vervolgens) tegen de schutting aangedrukt en/of geduwd;
De rechtbank heeft de in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsman heeft daartoe - zakelijk weergegeven - aangevoerd dat verdachte niet heeft geweten dat de medeverdachten aangevers wilden gaan beroven, en aldus niet de vereiste opzet heeft gehad, alsmede dat verdachtes rol niet als medeplegen kan worden gekwalificeerd.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte wordt verweten dat - kort samengevat - hij op 27 oktober 2013 te Zwolle in het Azaleapark, samen met anderen telefoons van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] afhandig heeft gemaakt door middel van geweld en bedreiging met geweld.
De rechtbank gaat op grond van de in de bijlage bedoelde bewijsmiddelen uit van het volgende feitencomplex.
Verdachte heeft op 27 oktober 2013 in het Azaleapark te Zwolle de medeverdachten
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ontmoet. [medeverdachte 1] heeft hem vervolgens gevraagd of hij geld wilde verdienen, waarmee hij (uiteindelijk) heeft ingestemd. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] geroepen: “het is nu of nooit”, waarna [medeverdachte 1] en de broers [medeverdachten 2 en 3] hun capuchon over hun hoofd hebben gedaan. Verdachte had op dat moment een Nike pet op zijn hoofd. Vervolgens zijn ze met z’n vieren in de richting van een groepje jongeren gelopen die zich verderop bij een schutting bevonden. Van deze groep hebben onder andere aangevers [slachtoffer 2] en
[slachtoffer 1] deel uitgemaakt. Verdachte en de andere drie medeverdachten zijn vervolgens in een halve cirkel rondom het groepje jongeren gaan staan. Verdachte droeg zijn pet op dat moment op zodanige wijze dat zijn gezicht niet zichtbaar was. Vervolgens hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] geroepen dat ze hun telefoon moesten afgeven. [medeverdachte 1] heeft op dat moment een boksbeugel in zijn hand gehad en heeft gedreigd deze te gebruiken. Nadat [medeverdachte 3] aangever [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en tegen het hek heeft geduwd, hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hun telefoons aan respectievelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] afgegeven. Verdachte heeft ten tijde van het gebeurde tegen de schutting aan gestaan zodat het groepje jongeren niet langs die kant kon weglopen. Verdachte is vervolgens samen met [medeverdachten 2 en 3] en [medeverdachte 1] weggerend.
De rechtbank stelt voorop dat onvoldoende uit de bewijsmiddelen is af te leiden dat verdachte aanwezig is geweest bij het maken van het plan door de andere drie medeverdachten om (een aantal van) de groep jongeren te beroven.
Evenmin is op grond van de bewijsmiddelen bewezen dat verdachte een wapen, zoals een boksbeugel of schroevendraaier, in zijn handen heeft gehad noch dat hij voorafgaand aan het feit een wapen aan één van de medeverdachten heeft gegeven. De verklaringen die hierover zijn afgelegd door medeverdachten en getuigen zijn voor wat betreft het soort wapen en de hoeveelheid wapens die verdachte zou hebben gedragen niet consistent en congruent. Daarbij wordt in de getuigenverklaringen op dit punt geen signalement gegeven waarin verdachte past.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat op het moment dat [medeverdachte 1] hem heeft gevraagd of hij geld wilde verdienen, hij wist dat dit zou betekenen dat hij iets zou gaan doen wat niet goed was maar dat hij niet wist dat dit de uiteindelijke afpersing van de groep jongeren zou zijn. Door niettemin vervolgens met de andere drie medeverdachten in de richting van het groepje jongeren te lopen en in een halve cirkel met de medeverdachten om hen heen te gaan staan, heeft verdachte er toe bijgedragen dat er voor deze jongeren een zeer dreigende situatie is ontstaan. Verdachte heeft vervolgens gezien en gehoord dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] door middel van bedreiging met geweld en met geweld de jongeren telefoons afhandig hebben willen maken. Door zich vervolgens niet van de plaats delict te distantiëren, maar daarentegen de groep daders door zijn aanwezigheid numeriek te versterken, daarbij zijn gezicht achter zijn pet te verbergen en daarbij de doorgang voor die jongeren te blokkeren, heeft verdachte zich bewust bij het strafbare handelen van [medeverdachte 1] en de broers [medeverdachten 2 en 3] aangesloten wetende dat het de bedoeling was de aangevers hun telefoons afhandig te maken. Verdachte heeft derhalve, ondanks dat niet is komen vast te staan dat hij bij het maken van het plan voorafgaand aan het delict, de opzet op de afpersing gehad. Voorts heeft verdachte, gezien zijn handelwijze, een zodanige significante bijdrage aan het feit geleverd en is hij zo nauw en bewust bij met name de uitvoering ervan betrokken geweest, dat hij als medepleger gekwalificeerd dient te worden.
4.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 oktober 2013 in de gemeente Zwolle op of aan de openbare weg, in het Azaleapark, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van twee mobiele telefoons (merk Wolfgang en/of Samsung Galaxy) toebehorende aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en zijn mededaders
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben aangesproken en
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gevraagd hoe laat het was en waar de Sky High was en
- hun capuchons hebben opgezet en
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben omsingeld en
- tegen die Berenschot en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben gezegd en/of medegedeeld: "Jongens jullie geven nu allemaal jullie mobiel" en/of "Ik wil nu je mobiel" en/of "Geef je mobiel" en/of "Wij hebben boksbeugels" en
- die [slachtoffer 1] bij de keel heeft/hebben vastgegrepen/vastgepakt en vervolgens tegen de schutting aangedrukt en/of geduwd.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte een werkstraf van 200 uren subsidiair 100 dagen jeugddetentie en 3 maanden jeugddetentie voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren zal worden opgelegd met daaraan gekoppeld de voorwaarde van reclasseringstoezicht, hetgeen mede behandeling voor de (gevolgen) van ADHD kan inhouden en daarnaast voortzetting van het begeleid wonen bij Woon Zorg Combinatie Overijssel (WZCO).
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat:
  • de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot een bedrag van € 750,- wordt toegewezen en de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet- ontvankelijk wordt verklaard, alsmede dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd;
  • de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot een bedrag van € 100,- wordt toegewezen en de benadeelde partij in zijn vordering voor het overige niet- ontvankelijk wordt verklaard, alsmede dat de schadevergoedingsmaatregel wordt opgelegd.
De verdediging heeft, in het geval verdachte zal worden veroordeeld, verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en een voorwaardelijke straf op te leggen met daaraan gekoppeld de door de officier van justitie gevorderde voorwaarde(n). De raadsman heeft voorts verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] af te wijzen omdat de verdediging van mening is dat verdachte dient te worden vrijgesproken.
8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een afpersing van twee personen, waarbij twee telefoons zijn buitgemaakt. Het door verdachte gepleegde feit, in de volksmond ook wel straatroof genoemd, veroorzaakt grote maatschappelijke onrust. Voorts mag als feit van algemene bekendheid worden aangenomen dat slachtoffers van berovingen veelal als gevolg daarvan te kampen kunnen krijgen met grote psychische problemen. Mede door zijn optreden heeft verdachte veel angst veroorzaakt bij de slachtoffers, zoals uit de aangiftes van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] is gebleken.
Zowel de psychiater, T. den Boer, als de psycholoog, L.E.E. Lighthart, hebben een rapport over verdachte opgemaakt, respectievelijk van datum 20 november 2014 en
5 december 2014. De deskundigen hebben geconstateerd dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van ADHD van het gemengde type en afhankelijkheid van alcohol en cannabis. Hiernaast is er ook sprake van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens in de vorm van verstandelijke vaardigheden die als zwakbegaafd geclassificeerd kunnen worden. Aangezien verdachte nog jong is, is sprake van een vertraagde ontwikkeling en wordt (nog) niet van een persoonlijkheidsstoornis gesproken.
Blijkens de rapportages heeft de scheiding van verdachtes ouders op negenjarige leeftijd een grote impact op verdachte gehad en is dit de aanleiding tot zowel internaliserende als externaliserende problematiek geweest. Vanaf zijn twaalfde is verdachte begonnen met blowen en het gebruiken van meerdere middelen. Vanaf het moment dat het contact met zijn moeder op vijftienjarige leeftijd werd verbroken, is het middelengebruik naar problematische proporties geëscaleerd en is verdachte enkele jaren in Zwolle rond gaan zwerven zonder enige structuur in zijn leven.
Verdachte had vóór het tenlastegelegde middelen gebruikt waaronder alcohol en wiet,
hetgeen volgens de deskundigen een drempelverlagende werking gehad zou kunnen hebben. Daarnaast kan verdachte door zijn ADHD gemakkelijk impulsief reageren en overziet hij vanwege zijn verstandelijk beperking onvoldoende de situatie waarin hij terecht komt. Door deze beperking is verdachte volgens de deskundigen eveneens gemakkelijk beïnvloedbaar en gemakkelijk over te halen tot activiteiten zonder dat hij daarvan de draagwijdte overziet. Mogelijk heeft ook een zekere behoefte aan spanning een rol van betekenis gespeeld. Ten tijde van de ten laste gelegde feiten is verdachte onder de genoemde omstandigheden aan zichzelf overgeleverd geweest. Volgens de psychiater dient verdachte tenminste enigszins verminderd toerekeningsvatbaar en volgens de psycholoog is verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten.
De recente plaatsing binnen woonbegeleiding van WZCO laat voorzichtig de eerste resultaten zien van deze opvang en begeleiding. Op het moment van het ten laste gelegde was deze plaatsing nog niet gerealiseerd. De positieve resultaten zijn volgens de deskundigen zeer zeker toe te schrijven aan het gestructureerde karakter van deze opvang. In deze verblijfssituatie is het, met enig vallen en opstaan, mogelijk om verdachte zelfstandigheid, zelfverzorging en een adequate copingstijl bij te brengen. Betrokkene heeft ter terechtzitting verklaard zeer gemotiveerd te zijn voor begeleiding en ondersteuning vanuit WZCO. Ondanks het verblijf bij het WZCO hebben de deskundigen geconcludeerd dat sprake is van relatief weinig beschermende factoren en vooral risicofactoren in de vorm van matige cognitieve capaciteiten, geen sociaal netwerk, geen baan en het risico van verder oplopende schulden. Dit betekent dat het risico op gewelddadig gedrag in de toekomst volgens de deskundigen als duidelijk verhoogd moet worden ingeschat.
Verdachte kan op dit moment niet zelfstandig functioneren binnen deze maatschappij en zal daarvoor begeleiding en behandeling nodig hebben. Gezien de combinatie van stoornissen is het te verwachten dat daarbij structuur, regels en duidelijkheid van belang zijn zoals zijn huidige begeleiders en hij zelf aangeven. Een setting als WZCO lijkt dit hem op dit moment te kunnen bieden. In overleg met deze instelling en de Reclassering kan -mocht dit in de toekomst nodig blijken- eventueel nog gedacht worden aan een meer op de mogelijkheden van verdachte gerichte setting voor personen met een lichte verstandelijke beperking.
Gezien de combinatie van een ernstige achterstand in de ego-ontwikkeling, een lichte
verstandelijke beperking en de leeftijd van verdachte adviseren de deskundigen het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Het advies omtrent de toepassing van dit minderjarigenstrafrecht is mede tot stand gekomen door toepassing van de ‘Wegingslijst
Adolescentenstrafrecht’. Voorts wordt door de deskundigen geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als voorwaarde een opname in woonvorm, zoals de huidige begeleiding van de WZCO, onder toezicht van de Reclassering met meldplicht en de verplichting zich te houden aan de aanwijzingen van de Reclassering. In dit verband kan eveneens de wenselijkheid van medicatie met betrekking tot verdachtes ADHD nader bekeken worden.
De reclassering heeft zich blijkens het rapport van 11 december 2014 bij het advies van de deskundigen, ook wat betreft de toepassing van het adolescentenstrafrecht aangesloten. De reclassering heeft verder geadviseerd om het reclasseringstoezicht te laten uitvoeren door Reclassering Nederland, vanwege de nadruk op het individu, de participatie in de samenleving en vanwege het feit dat verdachte in een woonvorm woont waarin reeds van pedagogische beïnvloeding sprake is. Daarnaast is het mogelijk dat de begeleiding vanuit de reclassering en behandelinstelling voortduurt tot na zijn 23e levensjaar, hetgeen pleit voor een traject bij de volwassenreclassering.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en de rechtbanken (LOVS) als uitgangspunt genomen. Bij overtreding van artikel 317 Sr, zoals in de onderhavige context, geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van 6 maanden. De omstandigheid dat verdachte het delict samen met anderen heeft gepleegd dient in beginsel strafverzwarend te zijn. De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen en de reclassering, ook ten aanzien van het gebruik van het adolescentenstrafrecht, over en maakt deze tot de hare. De rechtbank acht het noodzakelijk dat verdachte zal worden begeleid en behandeld zodat hij zich in de maatschappij staande zal kunnen houden. De rechtbank acht in het onderhavige geval behandeling van verdachte, mede gezien het hoge recidivegevaar, belangrijker dan dat er vergelding plaatsvindt. Daarbij speelt mee dat verdachte niet vanaf het begin bij de voorgenomen beroving betrokken was maar er, mede gedreven vanuit zijn persoonlijkheidsstructuur, in meegesleept is. De rechtbank zal de officier van justitie in die zin volgen dat een voorwaardelijke jeugddetentie en een werkstraf zal worden opgelegd. Gezien de persoon van verdachte, het feit dat verdachte (enigszins) verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en het feit dat verdachtes rol bij het delict geringer is geweest dan die van zijn mededaders, zal de werkstraf tot de duur van 150 uren worden beperkt. Tevens zal de rechtbank aan de voorwaardelijke straf de door de reclassering geadviseerde voorwaarden stellen.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 1], gemachtigde [naam 1], wonende te [adres 1], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 199,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de post ‘vervanging gestolen telefoon’.
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij
[slachtoffer 1] als gevolg van het hiervoor bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende, weersproken. De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij zijn telefoon terug heeft gekregen. De rechtbank is echter van oordeel dat het in het huidig tijdgewricht niet onredelijk is te achten dat het slachtoffer zo spoedig mogelijk na diefstal een andere telefoon heeft aangeschaft. De rechtbank acht een bedrag van € 100,00 redelijk als tegemoetkoming in de gemaakte kosten. De hoogte van de schade is genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 100,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] levert naar het oordeel van de rechtbank voor het meer gevorderde een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij [slachtoffer 1] voor dat deel van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij [slachtoffer 1] kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
[slachtoffer 2], gemachtigde[naam 2], wonende te [adres 2], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 913,77,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de post “Samsung Galaxy cover II” van € 263,77 en de post immateriële schade ten bedrage van € 650,- .
Naar het oordeel van de rechtbank is komen vast te staan, dat de benadeelde partij
[slachtoffer 2] als gevolg van het hiervoor onder 2 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De vordering is met de door de benadeelde partij overgelegde stukken onderbouwd en niet, althans onvoldoende, weersproken. De rechtbank acht een bedrag van
€ 650,00 aan immateriële schade een redelijk bedrag. De rechtbank wijst een bedrag van
€ 100,00 aan materiële schade toe. De raadsman heeft aangevoerd dat de benadeelde partij zijn telefoon terug heeft gekregen. De rechtbank is echter van oordeel dat het in het huidig tijdgewricht niet onredelijk is te achten dat het slachtoffer zo spoedig mogelijk na diefstal een andere telefoon heeft aangeschaft. De rechtbank acht een bedrag van € 100,00 redelijk als tegemoetkoming in de gemaakte kosten. De hoogte van de schade is aldus genoegzaam komen vast te staan tot een bedrag van € 750,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag dat het bewezen verklaarde feit is gepleegd tot de dag van algehele voldoening. De vordering zal dan ook tot dat bedrag worden toegewezen. De verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op heden begroot op nihil.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht hoofdelijk aansprakelijk.
De behandeling van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] levert naar het oordeel van de rechtbank voor het meer gevorderde een onevenredige belasting van het strafgeding op. Daarom zal de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor dat deel van de vordering niet- ontvankelijk worden verklaard. De benadeelde partij [slachtoffer 2] kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de benadeelde partij [slachtoffer 2] naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 77c, 77g, 77h, 77i, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het alternatief tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het genoemde strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie van
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- omdat de verdachte geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, hetgeen mede in kan houden dat:
  • verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens de Reclassering Nederland;
  • dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt begeleiding of behandeling Dimence of Trajectum of soortgelijke instelling voor geestelijke gezondheidszorg in verband met zijn ADHD, alsmede indien dit inhoudt dat verdachte de begeleiding binnen WZCO voortzet;
  • draagt de reclassering op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt.
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1], gemachtigde [naam 1], wonende te [adres 1] van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
schadevergoeding
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], gemachtigde[naam 2], wonende te [adres 2], van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
Dit vonnis is gewezen door mr. S.M. Milani, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 30 december 2014.
Buiten staat
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL04RE-2013091786. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], pagina 43 e.v., inhoudende:
(…) Op zondag 27 oktober 2013 omstreeks 20.00 uur was ik in het Azaleapark in Assendorp in de gemeente Zwolle. (…) Op gegeven moment zag ik dat er 3 jongens naar ons toe kwamen en zij vroegen hoe laat het was. Zij vroegen dat in het algemeen en toen pakte [slachtoffer 1] zijn mobiel en vertelde de jongens hoe laat het was. (…) Ik zag dat de jongens zich weer naar ons toe wensen en vroegen waar Sky High is. (…) Wij zijn halverwege het park terug gelopen en ik zag dat de drie jongens die ik hierboven heb omschreven ons duidelijk achterna liepen. (…) Omstreeks 21.30 uur zag ik dat er vier jongens naar ons toe kwamen lopen. (…) Ik zag dat de 3 jongens een capuchon over hun hoofd trokken en 1 van de jongens had een baseball petje op. Ik zag dat de jongens in een cirkel om ons heen gingen staan en volgens mij hadden ze allemaal wel iemand in gedachten wie ze aan wilden spreken. Ik zag dat 1 jongen voor mij ging staan en hij zei ‘ik wil nu je mobiel’. (…) Ik dacht eerst, ik geef hem niet, maar toen zag ik dat [slachtoffer 1] bij zijn keel werd gepakt en tegen de schutting werd geduwd. Op dat moment schrok ik daarvan en heb ik besloten om mijn mobiel af te geven. (…)
Bijlage weggenomen goederen
Object : telefoon
Merk/type : Samsung Galaxy.
Een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], pagina 48 e.v, inhoudende:Op zondag 27 oktober 2013 omstreeks 19.45 uur ben ik samen met mijn vrienden naar het Azeleapark gegaan. Mijn vrienden zijn [slachtoffer 2] (…) Ongeveer 10 minuten later zaten wij nog steeds bij die schutting toen ik vijf jongens aan zag komen. (…) Ik zie dat de vijf jongens in een halve cirkel om ons heen komen staan. Ik had het gevoel dat wij door de jongens werden ingesloten. De jongen die het meest links van mij stond hoorde ik tegen ons zeggen: “Jongens jullie geven nu allemaal je mobiel.” (…) Ik hoorde die jongen ook zeggen: “ We hebben boksbeugels”. (…) Toen kwam er nog een jongen die erbij stond naar mij toe en ik hoorde dat hij tegen mij zei: “geef je mobiel”. Die jongen stond vlak voor mij. Voor dat ik goed en wel door had wat er allemaal gebeurde voelde ik en zag ik dat die jongen mij bij de keel pakte en dat hij mij tegen de schutting aan drukte. Ik heb toen mijn mobiel uit de broekzak gehaald en heb deze aan de jongen gegeven. (…) Mijn mobiel is een Wolfgang smartphone, kleur zwart. (…) In het scherm zaten allemaal barsten. (…)
Een proces-verbaal van verhoor van [naam 3], pagina 55 e.v., inhoudende:
(…) Ik was vanavond, zondag 27 oktober 2013 rond kwart voor acht ’s avonds met vier vrienden in het Azaleapark in Zwolle. Ik was daar met [slachtoffer 1], [naam 4], [slachtoffer 2] en [naam 5]. (…) Een paar minuten later, ik denk 20:20 uur en of 20:25 uur zag ik ineens dat de vijf jongens uit het genoemde groepje om ons heen ging staan. (…) Ik hoorde dat de jongens zeiden: “Geef je mobiel”. (…) Ik zag dat een andere jongen een boksbeugels om zijn hand had. (…) Ik zag dat deze jongen zijn hand met de boksbeugel tot een vuist gebald had en die dreigend naast het hoofd van [naam 5] hield. (…) Ik hoorde dat hij zei: “Ik heb een boksbeugel, ik kan je zo slaan.” (…) Ik zag dat [slachtoffer 2] toen toch maar uit angst zijn telefoon uit zijn jaszak pakte en aan één van de jongens gaf.(…)
Een proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 1], pagina 122 e.v.:
(…) V: Zondagavond 27 oktober 2013 ben jij ook betrokken geweest bij een straatroof maar dan in het Azaleapark. Vertel eens. (….) [bijnaam verdachte], [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en ik hebben van een paar jongens in het Azaleapark de telefoon afgepakt. (…) [medeverdachte 3] zei toen dat we ze van die telefoons zouden beroven. (Toen we het daar over hadden stonden [medeverdachte 2], [medeverdachte 3], [verdachte] en ik bij elkaar.) (…) We liepen toen die kant op. (…) Ik zag toen dat [medeverdachte 3] een van die jongens bij zijn keel pakte en hem tegen het hek aan duwde en dat hij zijn telefoon in leverde. Een van die jongens gaf zijn telefoon aan mij. Ik heb niets gezegd maar die jongen gaf de telefoon aan mij en ik heb hem toen aangenomen. Ik heb die telefoon later ook weer aan [medeverdachte 3] gegeven en die zou hem verkopen. (…) We deden ook niets met die wapens want het was meer zo van; telefoons inleveren, daarna gaven ze de telefoon en zijn wij weggerend. (…) Ik had dus een buitgemaakte telefoon bij mij, een Samsung. Die heb ik uiteindelijk niet aan [medeverdachte 3] gegeven, zoals ik eerder zei, maar die heb ik uiteindelijk aan de ouders van [naam 6] verkocht.
(…) Ik heb [medeverdachte 3] 25 euro gegeven. [medeverdachte 3] zou die andere telefoon ook verkopen en daar zou ik dan nog geld van krijgen. (…)
Proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 243 e.v., inhoudende:
Ik ben zondagavond wel in het Azaliapark geweest. (…)
A: Ik ben inderdaad bij [naam 7] geweest samen met [naam 8]. Ik fietste langs het park.
[naam 6] riep: “He [bijnaam verdachte]”. Ik ben toen gestopt en [medeverdachte 1], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] liepen
naar mij. [naam 6] liep naar mijn vriendin en die zijn het park ingegaan. [medeverdachte 1]
vroeg aan mij of ik geld wilde verdienen. Ik heb gezegd van nee. Hij bleef maar
aandringen. Uiteindelijk heb ik gezegd dat het goed was. (..) [medeverdachte 1] zei: T is nu of nooit”. (…) We liepen naar dat groepje wat tegen de schutting zat. Ik ben meegelopen (..). Toen we bij dat groepje stonden, hoorde ik dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] om de telefoons vroegen. De jongen zei ‘nee’ en ik zag dat [medeverdachte 3] hem naar de strot greep. Daarna gaf die jongen zijn telefoon wel. Ik zag [medeverdachte 1] weglopen, er liep nog een weg en ik hoorde “rennen”. (…)
V: Heb jij gezien dat iemand een dreigende beweging gezien heb?
A: (..) ik heb wel gehoord dat [medeverdachte 1] zei: “Ik heb een boksbeugel”. (..)
(..)
V: Wie waren er allemaal hij?
A: [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en ik.
(..)
A: [medeverdachte 1] stond rechts, [medeverdachte 2] stond naast [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] naast [medeverdachte 2] en ik aan de andere kant. Ik stond er zodat ze niet weg konden lopen via die kant. (..)
V: Wie heeft er wat gepakt?
A: [medeverdachte 3] had een telefoon en [medeverdachte 1] een Samsung.
Proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 2], pagina 220 e.v., inhoudende:
0: Afgelopen zondag zijn er twee jongens van hun telefoon beroofd. Jij zou hier ook
wel bij zijn geweest. Vertel.
A: We waren daar. Ik was samen met [medeverdachte 1], [naam 6] en [medeverdachte 3]. [medeverdachte 1] en [naam 6] hadden het erover om iemand van een groepje vlak bij ons te
gaan bestelen van zijn mobiele telefoon. Dat groepje zat tegen een schutting aan.
Dat groepje bestond volgens mij uit vijf personen.
V: Kende jij die personen?
A: Nee.
V: Waren het jongens of meisjes?
A: Volgens mij twee meisjes en drie jongens.
V: En toen?
A: [naam 6] is iets verderop gaan staan. Ik stond samen met [medeverdachte 1], [medeverdachte 3] en
nog een jongen op een rij. Die andere jongen heet [verdachte]. Ik weet niet zijn
achternaam en ook niet waar hij woont. [medeverdachte 1] zei: ”Het is nu of nooit, jongens”. We
zijn toen op de groep afgelopen. Eerst ging [medeverdachte 1], toen [verdachte], toen ik en toen
[medeverdachte 3].
[medeverdachte 1] had een boksbeugel (..). [medeverdachte 1] had deze volgens mij in zijn rechtervuist gedaan. (..) Ik zag dat [medeverdachte 1] voorover boog naar een van de jongens die op de grond zat en dat
hij de boksbeugel voor hem hield. (..) Het ging allemaal heel snel. Iedereen rende ineens weg. Ik ben toen achter ze aan gerend.
De door verdachte ter terechtzitting van 16 december 2014 afgelegde verklaring, onder meer –zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 27 oktober 2013 heb ik in het Azaleapark te Zwolle [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] ontmoet. [medeverdachte 1] heeft mij vervolgens gevraagd of ik geld wilde verdienen waarmee ik (uiteindelijk) heb ingestemd. Ik heb op dat moment begrepen dat ik ‘iets’ zou gaan doen wat niet goed was. Vervolgens heeft [medeverdachte 1] geroepen: “het is nu of nooit”, waarna [medeverdachte 1] en de broers [medeverdachten 2 en 3] hun capuchon over hun hoofd hebben gedaan terwijl ik op dat moment een Nike pet op mijn hoofd heb gehad. Vervolgens zijn we met z’n vieren in de richting van een groepje jongeren gelopen die zich verderop bij een schutting bevonden. Van deze groep hebben onder andere de mij later bekende aangevers [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] deel uitgemaakt. Ik ben vervolgens met de andere drie medeverdachten in een halve cirkel rondom het groepje jongeren gaan staan. Ik heb mijn pet op dat moment op zodanige wijze gedragen dat mijn gezicht niet zichtbaar is geweest. Vervolgens hebben [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] tegen de jongeren geroepen dat ze hun telefoon af moesten geven. [medeverdachte 1] heeft op dat moment een boksbeugel in zijn hand gehad en heeft gedreigd deze te gebruiken. Nadat
[medeverdachte 3] aangever [slachtoffer 1] bij de keel heeft gepakt en tegen het hek heeft geduwd, hebben [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hun telefoons aan respectievelijk [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] afgegeven. Ik heb ten tijde van het gebeurde tegen de schutting aan gestaan zodat geen van de jongeren er langs kon. Ik ben vervolgens samen en gelijktijdig met [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] weggerend.