ten aanzien van feit 1 en 2:
Een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], dan wel één hunner:
Wij verbalisanten hadden in de nacht van 9 op 10 augustus nachtdienst, waren in uniform gekleed en zijn gaan rijden in een opvallend dienstvoertuig, waarbij ik [verbalisant 1], het voertuig bestuurde. Voorafgaand aan onze dienst hebben wij een briefing gehad met de bijzonderheden van de voorgaande dagen. Een van de bijzonderheden was dat er een woninginbraak in Olst was geweest in de nacht van 7 op 8 augustus 2014. Bij deze woninginbraak is door een getuige gezien dat er door een persoon een TV was ingeladen in een auto, een Ford Focus met het kenteken [kenteken]. Wij kregen te horen tijdens de briefing dat de genoemde auto was gehuurd door [verdachte], [adres 1] uit [woonplaats].
Kort na aanvang van onze dienst kregen we te horen dat deze Ford Focus niet geparkeerd
stond in de nabijheid van deze woning in Deventer. Enige tijd later, op 10 augustus 2014, omstreeks 01.00 uur kregen wij verbalisanten het verzoek te gaan naar een woning in Olst aan de [adres 8] in verband met een poging inbraak in een woning. Bij deze woning kregen we te horen dat genoemde poging moest zijn gebeurd tussen 9 augustus 2014 16.30 uur en 10 augustus 2014 01.00 uur.
Op zondag 10 augustus 2014, omstreeks 01.25 uur stonden wij, verbalisanten met ons opvallend dienstvoertuig op de Rijksstraatweg in Wijhe, gemeente Olst/Wijhe. Ik, verbalisant [verbalisant 1], had namelijk een auto zien naderen vanuit de richting Zwolle en gelet op het bovenstaande wilde ik het kenteken van deze auto weten. Wij beiden zagen toen dat het kenteken van deze auto [kenteken] was, de bedoelde Ford Focus waar eerder over gesproken was. Ik, [verbalisant 1], heb toen onmiddellijk ons opvallende dienstvoertuig om de verkeersheuvel gedraaid waar we naast stonden en ik ben onmiddellijk achter genoemd voertuig aangereden. (...)Wij zagen dat de bestuurder van de Ford Focus nu zijn snelheid weer verhoogde tot 140 a 160 km/u op sommige gedeelten van de Raalterweg. (…).
Wij zagen vervolgens dat de bestuurder van de Ford Focus op het eind van de Johanna van Burenlaan rechtsaf de Jacob Reviusstraat opreed. Bij ons verbalisanten was bekend dat dit een doodlopende straat was. Wij zagen dat de bestuurder van de Ford Focus zijn auto aan het eind van de Jacob Reviusstraat bij een aantal geparkeerde auto tot stilstand bracht.
Wij hadden inmiddels gezien dat er twee personen in de Ford Focus zaten, naast de
bestuurder zat nog een persoon. Wij zagen dat beide personen onmiddellijk uit de auto sprongen toen deze stil stond en wij zagen dat de passagier rechts van de auto wegliep naar een steeg achter woningen. Door mij, [verbalisant 2] werd de achtervolging op deze persoon ingezet. Ik riep deze persoon aan en sommeerde hem te blijven staan, ik zag dat hij bleef doorrenen. Na enkele meters liep ik dusdanig achter deze persoon dat ik hem kon tackelen waarbij deze persoon viel. Ik zag toen dat het de mij bekende inbreker [betrokkene]
was. Ik zag ook dat [betrokkene] grijze handschoenen droeg. Ook zag ik dat [betrokkene] een zwart heuptasje droeg. Ik heb [betrokkene] vervolgens aangehouden en in ons dienstvoertuig geplaatst.
Nadat de door mij, [verbalisant 2] aangehouden persoon was overgedragen aan collega’s voor overbrenging naar het bureau van politie te Deventer heb ik de Ford Focus bekeken. Ik zag dat er in een vakje in de bestuurdersportier een Nederlands paspoort lag. Ik heb dit paspoort bekeken en ik zag dat het was afgegeven aan [verdachte], [geboortedag]-1977.