ECLI:NL:RBOVE:2014:6946

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
29 december 2014
Zaaknummer
08.955097-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop door bestuurder van maishakselaar met beperkt zicht

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 27 november 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 9 oktober 2013 als bestuurder van een maishakselaar een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een fietser om het leven is gekomen. De verdachte reed op de Oostermaatsdijk te Lettele, terwijl zijn zicht ernstig werd belemmerd door de opgeklapte maaibalken van de hakselaar. Hierdoor kon hij de fietser, die zich op het naastgelegen fietspad bevond, niet tijdig opmerken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet de nodige oplettendheid en voorzichtigheid heeft betracht, wat heeft geleid tot het ontstaan van gevaar op de weg.

De officier van justitie had gevorderd dat de verdachte voor het primair tenlastegelegde zou worden veroordeeld tot een werkstraf en een ontzegging van de rijbevoegdheid. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het ongeval is ontstaan door het beperkte zicht van de verdachte. Daarom heeft de rechtbank de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit, maar het subsidiair ten laste gelegde feit, dat betrekking heeft op het veroorzaken van gevaar op de weg, is bewezen verklaard.

De rechtbank heeft de verdachte een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,- opgelegd en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden. Bij de strafoplegging heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is begaan en de persoon van de verdachte. De verdachte heeft geen relevante justitiële documentatie en heeft getracht contact op te nemen met de nabestaanden van het slachtoffer, wat in zijn voordeel is meegewogen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955097-14
Datum vonnis: 27 november 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1964 te [geboorteplaats],
wonende te [adres], [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 13 november 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van wat door de verdachte en zijn raadsvrouw mr. H.G. Bouwman, advocaat te Hattem, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat:
primair:aan de schuld van verdachte is te wijten dat op 9 oktober 2013 te Lettele een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor [slachtoffer] is overleden;
subsidiair:verdachte op 9 oktober 2013 te Lettele gevaar op de weg heeft veroorzaakt;
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 9 oktober 2013 te Lettele, gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig met beperkte snelheid (maishakselaar), daarmede rijdende over de weg, de Oostermaatsdijk, komende uit de richting Lettele en gaande in de richting van van de kruising met de Holterweg (N344), roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
- terwijl het zicht van verdachte (ernstig) werd belemmerd, beperkt of gehinderd door de rechtopstaande maaibalken aan de voorzijde van die maishakselaar, en/of
- terwijl op de Oostermaatsdijk kort voor genoemde kruising en/of splitsing duidelijk zichtbaar een in zijn richting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg), en/of
- terwijl op de genoemde kruising kort voor het naast de Holterweg gelegen fiets/bromfietspad op het wegdek (zogenaamde) haaientanden (genoemd in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) waren aangebracht (inhoudende: voorrang geven aan bestuurders op de kruisende weg), en/of
- heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of
- heeft verdachte niet, althans onvoldoende, gelet op mogelijke weggebruikers op de Holterweg en/of het naastgelegen fiets/bromfietspad van dezelfde weg, en/of
- heeft verdachte een over het fiets/bromfietspad van de Holterweg rijdende voor hem, verdachte, van rechts komende fietser niet (tijdig) opgemerkt/gezien, en/of
- is verdachte genoemde kruising op en/of overgereden en/of heeft verdachte (daarbij) geen voorrang verleend aan die fietser, althans die fietser niet in staat gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig gebotst, althans in aanrijding gekomen met die fietser,

en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (genaamd [slachtoffer]) werd gedood;

althans, voor zover voor het vorenstaande geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 9 oktober 2013 te Lettele, gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig met beperkte snelheid (maishakselaar), daarmede heeft gereden over de weg, de Oostermaatsdijk, komende uit de richting Lettele en gaande in de richting van van de kruising met de Holterweg (N344),
- terwijl het zicht van verdachte (ernstig) werd belemmerd, beperkt of gehinderd door de rechtopstaande maaibalken aan de voorzijde van die maishakselaar, en/of
- terwijl op de Oostermaatsdijk kort voor genoemde kruising en/of splitsing duidelijk zichtbaar een in zijn richting gekeerd bord B6 van bijlage 1 van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 was geplaatst (inhoudende: verleen voorrang aan bestuurders op de kruisende weg), en/of
- terwijl op de genoemde kruising kort voor het naast de Holterweg gelegen fiets/bromfietspad op het wegdek (zogenaamde) haaientanden (genoemd in artikel 80 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990) waren aangebracht (inhoudende: voorrang geven aan bestuurders op de kruisende weg), en/of
- heeft verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of voorzichtigheid betracht, en/of
- heeft verdachte niet, althans onvoldoende, gelet op mogelijke weggebruikers op de Holterweg en/of het naastgelegen fiets/bromfietspad van dezelfde weg, en/of
- heeft verdachte een over het fiets/bromfietspad van de Holterweg rijdende voor hem, verdachte, van rechts komende fietser niet (tijdig) opgemerkt/gezien, en/of
- is verdachte genoemde kruising op en/of overgereden en/of heeft verdachte (daarbij) geen voorrang verleend aan die fietser, althans die fietser niet in staat gesteld ongehinderd zijn weg te vervolgen, en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig gebotst, althans in aanrijding gekomen met die fietser,

door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren subsidiair 120 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 18 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaar.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
Inleiding
Verdachte reed als bestuurder van een hakselaar over de Oostermaatsdijk, in de richting van de kruising met de Holterweg. Verdachte wilde de kruising recht oversteken om zijn weg over de Oude Molenweg, in de richting Bathmen, te vervolgen. Verdachte werd het zicht op het fiets/bromfietspad gelegen naast de Holterweg grotendeels ontnomen door direct voor de cabine van zijn hakselaar rechtop staande maaibalken.
Toen verdachte met de hakselaar aan de overkant van de weg was merkte hij dat hij iets had geraakt. Hij voelde dat hij met de rechterzijkant wat omhoog kwam. Verdachte keek in zijn rechterspiegel en zag iemand op straat liggen.
Op de rechter fietssuggestiestrook langs de Oude Molenweg, op ongeveer 10 meter vanaf het fietspad gelegen naast de Holtenweg lag een fietser. Hij was overreden.
Door de ter plaatse gekomen ambulance werd geconstateerd dat de persoon die overreden was, te weten [slachtoffer], was overleden.
5.2
De standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gereden, doordat hij, terwijl hij wist dat het zich naar links en rechts ernstig werd beperkt met de maishakselaar is gaan rijden en hij er niet alles aan heeft gedaan om het zicht te verbeteren.
De raadsvrouw van verdachte heeft vrijspraak bepleit van het primair ten laste gelegde. Zij heeft betoogd dat niet is komen vast te staan wat de toedracht van het ongeval is geweest en dat evenmin is komen vast te staan dat het ongeval veroorzaakt is door verminderd zicht.
De raadsvrouw heeft ook vrijspraak bepleit van het subsidiair ten laste gelegde feit, nu de feiten niet duidelijk zijn geworden c.q. niet tot een bewezenverklaring van artikel 5 WVW kunnen leiden.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Om tot het oordeel te komen dat sprake is van schuld in de zin van artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 is vereist dat het rijgedrag van verdachte dat heeft geleid tot het ongeval roekeloos dan wel zeer of aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. Daarvoor moet beoordeeld worden of sprake was van een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid.
Verdachte heeft verklaard dat hij, alvorens hij de kruising met de Holterweg is overgestoken, naar links en naar rechts en vervolgens weer naar links en rechts heeft gekeken en al bij het naderen van de kruising zoveel mogelijk heeft gekeken of er verkeer op de Holterweg aankwam. Op de kruising is hij voorover gaan zitten om langs de messen van de maaibalken te kijken. Verdachte heeft daarbij verklaard dat hij de fietser niet heeft gezien voorafgaand aan het ongeval.
De rechtbank stelt vast dat het zicht van verdachte in ernstige mate werd belemmerd door de opgeklapte maaibalken van de hakselaar. Uit onderzoek is gebleken dat het uitzicht door de voorruit en zijruiten van het voertuig naar rechts en naar links nihil was. Door de politie is een 3D visualisatie/zichtreconstructie gemaakt waarbij gebruik is gemaakt van dezelfde hakselaar als welke bij het ongeval betrokken is geweest. Uit deze visualisatie komt naar voren dat verdachte tijdens de gehele oversteek van de kruising geen zicht op een (groot) deel van het fietspad gelegen naast de Holterweg had. De fietser, [slachtoffer], kan zich tijdens de gehele oversteek van de hakselaar in de dode hoek hebben bevonden.
De rechtbank acht het verwijtbaar dat verdachte met een voertuig met zodanig beperkt zicht is gaan rijden op de openbare weg.
De rechtbank stelt echter ook vast dat uit de VerkeersOngevalsAnalyse (VOA) niet duidelijk is geworden wat de feitelijke toedracht van het ongeval is geweest.
De fietser is aangetroffen op ongeveer 10 meter van het fietspad naast de Holterweg. De fietser reed waarschijnlijk – maar dit is niet met zekerheid vastgesteld - over het fietspad gelegen naast de Holterweg in de richting van de kruising met de Oude Molenweg en wilde waarschijnlijk op de kruising rechts afslaan om zijn weg over de Oude Molenweg, in de richting Bathmen, te vervolgen. Niet kan worden geconcludeerd dat verdachte de fietser geen voorrang heeft verleend. De fietser is immers op 10 meter afstand van de Holterweg aangetroffen op de Oude Molenweg en er zijn geen sporen dat de fietser, al dan niet vanaf de kruising, door de hakselaar is meegesleept.
Verder is niet duidelijk geworden of de fietser door de hakselaar is geraakt en daardoor is gevallen of dat de fietser met een andere oorzaak is gevallen. Sporen dat de fietser voordat hij werd overreden met de hakselaar in aanraking is geweest met die hakselaar zijn niet aangetroffen. In het VOA-rapport is omtrent de aangetroffen sporen op het voertuig wel het volgende opgenomen:
In/op de profilering van de rechter achterband van de hakselaar werden door ons
veegsporen aangetroffen met in hetzelfde gebied op de band een aantal bloedspatten. Deze
sporen waren kennelijk veroorzaakt door de fietser op het moment dat hij werd overreden.
Verder werd in hetzelfde gebied op de rechter achterband van de hakselaar witte verfsporen
aangetroffen.
Wij hebben op de rechter voorband van de hakselaar geen enkel spoor aangetroffen waaruit
zou blijken dat dit wiel over de fietser was gereden. Vermoedelijk heeft de fietser zich rechts
naast de hakselaar bevonden en is hij tussen het rechter voorwiel en het rechter achterwiel
van de hakselaar naar links omgevallen.
In de grasberm van de Oude Molenweg is direct naast de fietsstrook op een afstand van 10 meter vanaf de Holterweg net voor een zogenaamd ‘varkensruggetje’ een vers spoor, bestaande uit een opgestuite graspol, aangetroffen. Het zou zo kunnen zijn geweest dat de fietser of een onderdeel van de fiets hierop voorafgaand aan het noodlottige ongeval terecht is gekomen.
Er zijn geen getuigen die het ongeval hebben zien gebeuren, zodat de exacte toedracht van het ongeluk niet kan worden vastgesteld. Niet valt uit te sluiten, gelet op bovengenoemde bevindingen, dat op het moment dat de hakselaar de fietser passeerde de fietser ten val is gekomen, naar links is gevallen en na de voorband van het voertuig onder de hakselaar is gekomen en door de rechterachterband is overreden.
De rechtbank is, gezien het voorgaande, van oordeel dat niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat het ongeval is ontstaan als gevolg van het beperkte zicht van verdachte en dat sprake was van roekeloosheid of zeer, dan wel aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend of onachtzaam rijgedrag in de zin van artikel 6 WVW. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde.
Het subsidiair ten laste gelegde is toegesneden op artikel 5 WVW. In dit artikel is strafbaar gesteld het zich zodanig op de weg gedragen dat gevaar wordt veroorzaakt of kan worden veroorzaakt, dan wel het verkeer wordt gehinderd of kan worden gehinderd.
Daarbij moet beoordeeld worden of er sprake is van een concrete, gevaar scheppende gedraging van verdachte. Zoals hiervoor al is weergegeven acht de rechtbank het verwijtbaar dat verdachte met een voertuig met zodanig beperkt zicht is gaan rijden op de openbare weg. Verdachte heeft hierdoor niet de nodige oplettendheid op het overige verkeer kunnen betrachten. Hierdoor kon gevaar op de weg ontstaan.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 9 oktober 2013 te Lettele, gemeente Deventer, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig met beperkte snelheid (maishakselaar), daarmede heeft gereden over de weg, de Oostermaatsdijk, komende uit de richting Lettele en gaande in de richting van de kruising met de Holterweg (N344),
- terwijl het zicht van verdachte ernstig werd belemmerd door de rechtopstaande maaibalken aan de voorzijde van die maishakselaar en- verdachte niet voortdurend de nodige oplettendheid en voorzichtigheid heeft betracht, en
- verdachte een fietser niet heeft gezien, door welke gedragingen van verdachte gevaar op die weg kon worden veroorzaakt
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 177 van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
subsidiair
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon en de draagkracht van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft als bestuurder op 9 oktober 2013 gereden terwijl gevaar op de weg kon worden veroorzaakt. Hij is met een hakselaar op de openbare weg gaan rijden terwijl het zicht ernstig werd belemmerd door de opgeklapte maaibalken, zodanig dat het uitzicht door de voorruit en zijruiten van het voertuig naar rechts en naar links nihil was.
Verdachte heeft vervolgens op de Oude Molenweg te Lettele een fietser overreden die als gevolg van het ongeval is overleden.
De rechtbank heeft geconstateerd dat verdachte contact heeft willen opnemen met de nabestaanden van het slachtoffer en dat verdachte naar de uitvaart is geweest. De rechtbank neemt dat in positieve zin mee in het kader van de strafoplegging. Daarnaast heeft verdachte geen relevante justitiële documentatie.
De rechtbank heeft in strafverzwarende zin meegewogen, dat verdachte een professioneel bestuurder is van een groot en gevaarlijk voertuig waarmee extra oplettendheid is geboden. De rechtbank zal mede gelet daarop een voorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen aan verdachte opleggen, enerzijds om de ernst van het door verdachte gepleegde feit tot uitdrukking te brengen en anderzijds om invloed uit te oefenen op het (verkeers)gedrag van verdachte in de toekomst.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op de strafmaat in vergelijkbare zaken en is van oordeel dat een onvoorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 500,- en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden passend en geboden is.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart niet bewezen hetgeen primair aan verdachte is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven onder 5.4 omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.
- verklaart verdachte strafbaar voor het subsidiair bewezenverklaarde;
straf
- legt aan verdachte op een
geldboeteten bedrage van
€ 500,-(zegge: vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door tien dagen hechtenis;
  • ontzegtverdachte
    de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigenvoor de tijd van
    3 maanden;
  • bepaalt dat de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaar aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en F.E.J. Goffin, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Seuters, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland met nummer PL04CB 2013085700. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal VerkeersOngevalsAnalyse met nummer 2013085700 van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] d.d. 10 januari 2014, inhoudende:
Door ons werden de standen en de daarbij behorende gezichtsvelden van de spiegels van
het voertuig, merk Krone maishakselaar gecontroleerd. (…)
Het zicht vanaf de bestuurdersstoel naar links en naar rechtsvoor werd in ernstige mate
belemmerd door de rechtopstaande maaibalken aan de voorzijde van het voertuig.
(…)
Tevens bleek uit dit onderzoek, dat het uitzicht door de voorruit en zijruiten van dit voertuig
naar rechts en naar links nihil was. (…)
Ik, [verbalisant 1], heb plaats genomen op de bestuurdersstoel van de hakselaar, op het punt waar
deze voor de haaientanden voor de Holterweg stond. Daarbij had ik geen zicht op een groot
deel van de rijbaan en op het verkeer dat mij van rechts naderde. Ik zag hierbij dat het
fiets/bromfietspad, voor mij aan de overzijde van de rijbaan voor een groot deel verscholen
ging achter de maaibalk van de hakselaar en had ik geen zicht op dit deel van het
fiets/bromfietspad.
(…)
Op zondag 10 november 2013 van 09:00 uur tot 12:00 uur werd door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] bij de afdeling Forensische Visualisatie eenheid Oost, district lJsselland, met behulp van een laser-scanner en pano-scan een 3D visualisatie/zichtreconstructie gemaakt.(…)
Bij dit onderzoek werd gebruik gemaakt van dezelfde hakselaar als welke bij het ongeval
betrokken was geweest. Wij zagen dat de maaibalk zoals deze ten tijde van het ongeval aan
het voertuig was bevestigd ook nu in dezelfde staat aan het voertuig was aangebracht.
(…)
Bij deze visualisatie zagen wij dat de bestuurder van de hakselaar tijdens de gehele
oversteek van de kruising geen zicht op een (groot) deel van het fietspad had.
2.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 oktober 2013, p. 8, inhoudende:
Bij elke kruising probeer ik zo snel mogelijk zicht te pakken door bijvoorbeeld tussen bomen te kijken of er iets aankomt. Op de kruising ga ik voorover zitten om voor de messen langs te kijken.
3.
Het proces-verbaal van verhoor van verdachte van 10 oktober 2013, p. 12-13, inhoudende:
Ik ben werkzaam bij [bedrijf] B.V. Dit bedrijf is gevestigd in [plaats]. Ik ben daar chauffeur en rijd op tractoren, mobiele kranen en hakselaars.
Vandaag woensdag 9 oktober 2013 moest ik mais hakselen. Vanmorgen heb ik bij het
bedrijf de hakselaar opgehaald. (…)
Ik moest vandaag naar een klant die aan de Bathmenseweg in Lettele zat. Ik had net een stuk land klaar die gelegen was aan de Oostermaatsdijk te Lettele. Ik ben daar weggereden en de kruising overgestoken met de Holterweg, N334. Ik wilde deze weg over steken om op de Oude Molenweg uit te komen. Ik ben gestopt en heb daar naar links en rechts gekeken. Aan mijn linkerkant had ik sneller overzicht van de weg als rechts. Ik keek eerst links en zag daar ik in de verte een auto aan komen (…)Ik schat dat het een paar honderd meter is geweest. Ik reed langzaam naar voren en keek naar rechts. Aan mijn rechterkant zag ik geen verkeer aankomen. Ik ben langzaam verder gereden. Ik schat dat ik ongeveer 10 km per uur zou hebben gereden, want ik was net aan het versnellen net de hakselaar. Ik was al aan de
overkant van de weg, de Oude Molenweg, toen ik merkte dat ik iets geraakt had. Ik voelde namelijk dat ik met de rechterzij kant iets omhoog kwam. (…) Ik keek in mijn rechterspiegel en zag iemand op straat liggen met zijn been half op een fiets. Deze persoon lag achter mijn hakselaar. (…) Ik zag aan het slachtoffer dat ik over zijn rug was gereden. Ik zag
namelijk de noppen van de banden op zijn rug en er kwam bloed uit zijn hoofd.
(…)
Boven in de cabine heb je schuin voor je een enorme grote dode hoek aan zowel linker als rechter kant. Ik heb deze man nooit gezien. Ik heb geen idee waar deze man vandaan kwam. Blijkbaar was deze man op een fiets, want ik zag een fiets liggen bij deze man.