ECLI:NL:RBOVE:2014:6942

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 november 2014
Publicatiedatum
29 december 2014
Zaaknummer
08.952415-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gewapende overval op woning met geweld en bedreiging

Op 11 mei 2014 heeft de verdachte samen met een medeverdachte een gewapende overval gepleegd op de woning van een 76-jarige man in Deventer. De overval vond plaats in de avonduren, waarbij het slachtoffer werd beetgepakt, de trap op gesleept, met een mes werd bedreigd, in het gezicht werd gestompt en op bed werd vastgebonden. De daders hebben het huis doorzocht en waardevolle spullen, waaronder de trouwring van de overleden vrouw van het slachtoffer, gestolen. Na de overval werd het slachtoffer in een hulpeloze toestand achtergelaten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte geen rekening hebben gehouden met de gevolgen van hun daden voor het slachtoffer, die een zeer beangstigende ervaring heeft ondergaan. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar, waarbij rekening is gehouden met de ernst van de feiten en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook de inbeslaggenomen voorwerpen, waaronder een mes en een flacon, verbeurd verklaard en de schadevergoeding aan het slachtoffer toegewezen, die in totaal € 3.024,98 bedraagt, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de overval.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.952415-14 (P)
Datum vonnis: 27 november 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats] (Turkije),
wonende te [adres], [woonplaats],
nu verblijvende in het Huis van Bewaring te Zwolle.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 16 september 2014 en 13 november 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. Vloedbeld en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. K. Canatan, advocaat te Amsterdam, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander [slachtoffer] heeft overvallen in diens woning waarbij geweld is gebruikt en een portemonnee met inhoud, een sleutelbos en sieraden zijn gestolen;
feit 2:heeft geprobeerd met een gestolen bankpas geld op te nemen bij een pinautomaat.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) - heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud) en/of een sleutelbos, althans één of meer sleutel(s) en/of één of meer sieraad/sieraden, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte, en/of zijn mededader(s)
-bij die woning heeft/hebben aangebeld en/of aangeklopt en/of (vervolgens)
-(nadat die [slachtoffer] de deur van de woning had geopend) die [slachtoffer] (direct) bij de arm(en) heeft/hebben (vast)gepakt en/of (vast)gehouden en/of vastgegrepen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer] de trap op heeft/hebben gesleurd en/of gesleept en/of (vervolgens)
-tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen en/of geschreeuwd en/of gezegd, in elk geval medegedeeld: "we komen om geld " en/of "je hebt geld in huis, je hebt een kluis" en/of "we willen je geld", althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal (krachtig) op/tegen het hoofd en/of in het gezicht heeft/hebben gestompt en/of geslagen en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft/hebben getoond, althans duidelijk zichtbaar heeft/hebben voorgehouden en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] om zijn pinpas en/of pincode heeft/hebben gevraagd en/of (daarbij) die [slachtoffer] bij zijn duim heeft/hebben gepakt en gezegd dat hij/zij die duim zou(den) breken wanneer hij zijn pincode niet zou vertellen en/of (vervolgens)
-die [slachtoffer] op zijn bed (met zijn armen op de rug) heeft/hebben vastgebonden en/of (vervolgens)
-de/een (trouw)ring van de vinger van die [slachtoffer] heeft/hebben (af)getrokken en/of (vervolgens)
-tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze terug zouden komen als hij de politie zou bellen en/of (vervolgens)
-(terwijl die [slachtoffer] weerloos en/of gewond en/of vastgebonden op een bed lag) de portemonnee en/of de sleutels en/of de sieraad/sieraden heeft/hebben meegenomen;
2.
hij op of omstreeks 11 mei 2014 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een geldautomaat weg te nemen een geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een tevoren gestolen pinpas in die geldautomaat heeft ingevoerd en/of vervolgens een zogenaamde PINcode/4 cijferige code heeft ingetoetst terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar en 6 maanden met aftrek van voorarrest, verbeurdverklaring van de inbeslaggenomen flacon, mes en broche en hoofdelijke toewijzing van de vordering van de benadeelde partij met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat alle ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de aanvullende verhoren van aangever, de foto’s van het letsel bij aangever, de letselrapportage, de foto’s en aanvullende proces-verbalen van de achtergelaten flacon multicleaner en het aangetroffen mes, de fotomap, het sporenonderzoek, de camerabeelden van de pinpogingen, het gezichtsvergelijkend onderzoek door het NFI, de foto HKS, de herkenning door [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3] en de verschillende tapgesprekken.
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft daartoe aangevoerd dat de persoon op de beelden wel gelijkenis met zijn cliënt vertoont, maar dat niet vaststaat dat dit cliënt is. De herkenningen door [getuige 2] en [getuige 1] zijn slechts vermeende herkenningen nu [getuige 2] de beelden van Opsporing Verzocht aan [getuige 1] heeft getoond met de mededeling dat het cliënt zou kunnen zijn en [getuige 2] er al door cliënt op was gewezen dat hij op Opsporing Verzocht te zien zou zijn geweest. Naast deze vermeende herkenningen is er geen steunbewijs dat het cliënt is op de beelden. Het rapport van het NFI kan volgens de raadsman om zowel formele als materiële redenen niet voor het bewijs worden gebruikt. De raadsman heeft nimmer een benoeming ontvangen, zodat niet is voldaan aan de notificatieplicht. Ook is niet gemotiveerd op grond waarvan de onderzoeker als deskundige is aan te merken terwijl hij niet in het deskundigenregister staat. Verder is het bevel maatregelen in het belang van het onderzoek onjuist uitgevoerd omdat er geen foto’s zijn gemaakt van cliënt op de plek van de pinautomaat. Materieel is er sprake van een onbetrouwbare onderzoeksmethode waaraan geen enkele wetenschappelijke basis ten grondslag ligt en is het geen breed geaccepteerd bewijsmiddel. De conclusie van het rapport roept meer vragen op dan dat het beantwoordt.
Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaringen van [getuige 4] vanwege leugenachtigheid niet gebruikt kunnen worden als bewijsmiddel, de paallocatiegegevens op geen enkele wijze redengevend voor het bewijs kunnen zijn, omdat cliënt op de betreffende dag op de [straat] was welke straat ook binnen het gebied van de celmeting valt, het aangetroffen mes niet aan cliënt te koppelen is en cliënt niet voldoet aan het door aangever opgegeven signalement van de daders.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen concludeert de rechtbank het volgende.
Op zondag 11 mei 2014 deed [slachtoffer] omstreeks 21.15 / 21.30 uur zijn voordeur aan de [adres] te [plaats] open in de verwachting zijn zoon te zien staan. In plaats van zijn zoon stonden er echter twee gemaskerde mannen die [slachtoffer] beetpakten, riepen dat ze wisten dat hij een kluis met geld had en dat ze geld wilden, [slachtoffer] de trap op sleepten en hem boven in zijn slaapkamer een stomp in het gezicht gaven toen hij zei dat hij geen kluis op de slaapkamer had. De twee mannen hebben [slachtoffer] vervolgens op bed vastgebonden en het huis doorzocht. Ze hebben een portemonnee met inhoud, waaronder een bankpas, een bos sleutels en sieraden, waaronder de trouwring en de zegelring van de vingers van [slachtoffer], meegenomen. Bij het verlaten van de woning dreigden de twee mannen de woning in brand te steken als [slachtoffer] de politie zou bellen. Volgens [slachtoffer] heeft het hele gebeuren, inclusief het zichzelf losmaken, ongeveer drie kwartier geduurd.
Rondom 22.30 uur is geprobeerd met de – reeds geblokkeerde – gestolen bankpas van [slachtoffer] te pinnen bij de pinautomaat van de Rabobank aan de Keizerstraat te Deventer.
Van de pinpogingen zijn camerabeelden gemaakt en veiliggesteld. Deze camerabeelden zijn op 20 mei 2014 getoond in het televisieprogramma Opsporing Verzocht. [getuige 2] en [getuige 1] hebben verdachte naar aanleiding van deze beelden herkend en contact opgenomen met de politie. Ter terechtzitting van 13 november 2014 heeft de rechtbank de beelden bekeken en geconstateerd dat de persoon op de beelden lijnen in zijn gezicht heeft die overeenkomen met de belijning en het litteken in het gezicht van de verdachte. Ook heeft de rechtbank geconstateerd dat de persoon op de beelden iets gezichtsbedekkends over zijn gezicht trekt.
In opdracht van de rechter-commissaris heeft het NFI een gezichtsvergelijkend onderzoek verricht.
De verdediging heeft gesteld dat onvoldoende is gemotiveerd dat de deskundige deskundig zou zijn.
De rechtbank stelt vast, dat de deskundige op de bij wet voorgeschreven wijze is benoemd tot deskundige. De rechter-commissaris kan een niet in het deskundigenregister opgenomen deskundige benoemen, mits wordt gemotiveerd op grond waarvan deze als deskundige wordt aangemerkt. De rechtbank constateert dat de rechter-commissaris dat heeft gemotiveerd door te verwijzen naar de opleiding en toetsing van de deskundige door het NFI en het feit dat de deskundige binnen het geaccrediteerde kwaliteitssysteem van het NFI werkzaam is. Naar het oordeel van de rechtbank kon de rechter-commissaris daarmee volstaan.
De rechtbank betrekt in haar oordeel, dat de verdediging niet heeft gemotiveerd waarom de deskundige niet als deskundig zou kunnen worden aangemerkt en dat het de verdediging vrij stond om de officier van justitie of de rechter(-commissaris) te verzoeken een deskundige te benoemen voor het verrichten van tegenonderzoek om de bevindingen van de NFI deskundige zonodig te ontkrachten en dat heeft nagelaten. Naar het oordeel van de rechtbank kunnen de bevindingen van de deskundige dus worden gebruikt voor het bewijs.
Van verdachte is met behulp van een 3D-camera een 3D-model van zijn gezicht gemaakt, welk model is vergeleken met het gezicht van de persoon op de beelden bij de pinautomaat. Drie onderzoekers hebben vervolgens, onafhankelijk van elkaar, vormkenmerken zichtbaar in het 3D-model en de beelden bij de pinautomaat vergeleken aan de hand van een waarnemingenlijst. Alle drie de onderzoekers komen tot de conclusie dat het veel waarschijnlijker is (de kans is 100 tot 10.000 keer zo groot) dat verdachte de persoon op de beelden bij de pinautomaat is dan dat hij het niet is.
Uitgaande van het NFI rapport, de eigen waarneming ter terechtzitting en de herkenning door [getuige 2] en [getuige 1] komt de rechtbank tot de conclusie dat verdachte de persoon op de beelden bij de pinautomaat is, zodat
feit 2wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Uit een tapgesprek tussen (naar later blijkt) [getuige 4] (in de tapgesprekken aangeduid als [getuige 4]) en een (toenmalige) vriendin van verdachte, [naam 1] (in de tapgesprekken aangeduid als [naam 1]), kan worden afgeleid dat zij een gesprek hebben over de toen inmiddels gedetineerde verdachte. In die gesprekken heeft [getuige 4] aan [naam 1] onder meer gezegd dat hij – en de rechtbank begrijpt uit het verloop van de gesprekken en het gegeven dat de voornaam van verdachte meerdere malen is genoemd dat daarmee verdachte wordt bedoeld – aan hem zou hebben gezegd dat hij naar binnen is gegaan en heeft gestolen, dat het een bejaarde man zou zijn, dat ze een masker hebben opgezet en dat ze die man binnen gebonden hebben.
Verdachte heeft geen sluitend alibi voor het tijdstip van de overval. Eerder door hem aangegeven ontmoetingen met vrienden of familie bleken niet op het tijdstip van de overval plaats te hebben gevonden. De ter terechtzitting afgelegde verklaring door [getuige 5], de broer van verdachte, leidt niet tot een andere conclusie. Uit de netwerkmeting blijkt dat verdachte omstreeks het tijdstip van de overval in de buurt van de [adres] te [plaats] is geweest. Dat dat toevallig ook in de buurt van de [straat] is waar verdachte (uiteindelijk) claimt te zijn geweest doet daar niet aan af.
Gelet op het korte tijdsverloop tussen de diefstal van de pinpas, omstreeks 22.00 / 22.15 uur, en de pogingen om met de gestolen pinpas geld op te nemen, omstreeks 22.30 uur, het feit dat een deels gemaskerde man probeerde te pinnen, in samenhang gelezen met de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte ook
feit 1heeft gepleegd.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 mei 2014 te Deventer tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening - uit een woning (gelegen aan de [adres]) - heeft weggenomen een portemonnee (met inhoud), een sleutelbos en sieraden, toebehorende aan [slachtoffer],
welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en/of zijn mededader
-bij die woning heeft/hebben aangebeld en vervolgens
-(nadat die [slachtoffer] de deur van de woning had geopend) die [slachtoffer] direct bij de armen heeft/hebben vastgegrepen en vervolgens
-die [slachtoffer] de trap op heeft/hebben gesleept en vervolgens
-tegen die [slachtoffer] heeft/hebben geroepen en/of gezegd: "we komen om geld" en "je hebt geld in huis, je hebt een kluis" en "we willen je geld" en vervolgens
-die [slachtoffer] eenmaal krachtig in het gezicht heeft/hebben gestompt en vervolgens
-die [slachtoffer] een mes heeft/hebben getoond en vervolgens
-die [slachtoffer] om zijn pinpas en pincode heeft/hebben gevraagd en daarbij die [slachtoffer] bij zijn duim heeft/hebben gepakt en gezegd dat hij/zij die duim zou(den) breken wanneer hij zijn pincode niet zou vertellen en vervolgens
-die [slachtoffer] op zijn bed (met zijn armen op de rug) heeft/hebben vastgebonden en vervolgens
-de trouwring van de vinger van die [slachtoffer] heeft/hebben afgetrokken en vervolgens
-tegen die [slachtoffer] heeft/hebben gezegd dat ze terug zouden komen als hij de politie zou bellen en vervolgens
-(terwijl die [slachtoffer] weerloos, gewond en vastgebonden op een bed lag) de portemonnee, de sleutels en de sieraden heeft/hebben meegenomen;
2.
hij op 11 mei 2014 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een geldautomaat weg te nemen een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer], en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik te brengen door middel van een valse sleutel, een tevoren gestolen pinpas in die geldautomaat heeft ingevoerd en vervolgens een zogenaamde PINcode/4 cijferige code heeft ingetoetst terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45, 310, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf:
diefstal, vergezeld van en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
het misdrijf:
poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich samen met een medeverdachte op 11 mei 2014 in de avond schuldig gemaakt aan een gewapende overval op een woning waarbij een portemonnee met inhoud, waaronder een bankpas, een sleutelbos en sieraden werden meegenomen. Aangever [slachtoffer], een 76-jarige man, is daarbij beetgepakt, de trap op gesleept, woordelijk en met een mes bedreigd, in het gezicht gestompt en op bed vastgebonden. Om hem te laten vertellen wat de pincode van zijn bankpas was, is zijn rechterduim omgebogen en dreigde men deze te breken. Na zijn huis onderzocht te hebben en zijn ringen, waaronder de trouwring van zijn overleden vrouw, van zijn vingers gehaald te hebben, hebben verdachte en de medeverdachte [slachtoffer] in hulpeloze toestand achtergelaten.
Verdachte en de medeverdachte hebben hun zucht naar buit voorop laten staan en hebben daarbij geen enkel oog gehad voor de nadelige gevolgen voor het slachtoffer. Ook hebben verdachte en de medeverdachte een enorm risico gecreëerd voor het 76-jarige slachtoffer door hem gewond en vastgebonden achter te laten. Voor het slachtoffer is de overval een zeer beangstigende ervaring geweest, hetgeen ook blijkt uit de ter terechtzitting van 13 november 2014 voorgelezen schriftelijke slachtofferverklaring. Ondanks dat het slachtoffer aangeeft er geen drama van te willen maken is hij wel voorzichtiger geworden. Ook is hij nog elke dag verdrietig door het gemis van de sieraden van zijn vrouw, waar hij vooral door de lege plek aan zijn ringvinger aan herinnerd wordt.
Een dergelijke overval zorgt daarnaast ook voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de maatschappij. Verdachte is hiervoor mede verantwoordelijk. De rechtbank rekent hem dat zwaar aan.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van een overval van een woning met ander geweld (dan licht geweld of bedreiging) een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
In het kader van deze strafzaak is een psychologische rapportage door GZ-psycholoog H.R.J. ter Borg en een psychiatrische rapportage door A. Haverkamp, psychiater, uitgebracht omtrent de persoon van verdachte. Uit de rapportages blijkt dat verdachte niet tot nauwelijks heeft willen meewerken aan het onderzoek, waardoor niet kon worden vastgesteld of verdachte lijdende is aan een ziekelijke stoornis of gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. De rechtbank acht verdachte dan ook volledig toerekeningsvatbaar. Ook leidt de rechtbank uit het niet willen meewerken aan de onderzoeken af dat verdachte geen verantwoording heeft willen nemen voor zijn daden.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank verder rekening gehouden met het uittreksel justitiële documentatie d.d. 6 oktober 2014, waaruit blijkt dat verdachte vaker is veroordeeld voor diefstal / overval.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met de eis zoals geformuleerd door de officier van justitie. Alles afwegend acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar passend.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank is van oordeel dat, in navolging van wat de officier heeft gevorderd, het mes en de flacon multi-cleaner verbeurd moeten worden verklaard, omdat met behulp van deze voorwerpen het feit is begaan of voorbereid dan wel de opsporing van het misdrijf is belemmerd.
De rechtbank zal de teruggave aan de rechthebbende, te weten [slachtoffer], gelasten van de door hem afgegeven en aan hem toebehorende broche in de vorm van een koeienkop.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [plaats], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 3.024,98 (zegge: drieduizend vierentwintig euro en achtennegentig cent), te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • verblijf ziekenhuis à € 28,-;
  • eigen risico zorgverzekering à € 296,98;
  • immateriële schade van € 2.700,-.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist, voldoende onderbouwd en aannemelijk. De rechtbank zal het gevorderde daarom –hoofdelijk– toewijzen tot een bedrag van € 3.024,98, inclusief de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht mede aansprakelijk is voor de schade die door feit 1 is toegebracht.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 27, 33, 33a en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
diefstal, vergezeld van en gevolgd door geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf de vlucht mogelijk te maken en het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;feit 2
poging tot diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte –hoofdelijk– tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [plaats], van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde (of een mededader) heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde (of een mededader) aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- verklaart
verbeurdde inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- een mes (goednummer PL04TR-2014039674-346927);
- een fles/sprayflacon PIEK Multi Cleaner (goednummer PL04SA-2014039674-347215);
- gelast de
teruggaveaan het slachtoffer [slachtoffer] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een broche in de vorm van een koeienkop.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.E.J. Goffin, voorzitter, mr. B.T.C. Jordaans en mr.
M. Ferschtman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Blauw, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 27 november 2014.
Mr. Ferschtman is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Politie Oost-Nederland, recherche Deventer, d.d. 30 september 2014 en het aanvullend proces-verbaal d.d. 11 november 2014, beiden met nummer 2014039674. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
De aangifte van [slachtoffer] d.d. 12 mei 2014 (pag. 84 tot en met 96, inclusief bijlage weggenomen goederen en fotobladen) waarbij hij onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) Op zondagavond 11 mei 2014, omstreeks 21.15 a 21.30 uur, was ik in mijn woonkamer televisie aan het kijken in mijn tussenwoning, gelegen midden in een rijtjesblok op het adres [adres] te [plaats]. (…) Ik was alleen thuis. (…) Ik hoorde dat er 1 keer bij de voordeurbel werd aangebeld. (…) Ik opende de voordeur, naar mij toe de gang in en werd direct door 2 man aangegrepen, die naar binnen stormden. (…) Ik zag dat er twee gemaskerde personen voor de deur stonden die mij direct een beetje grof vastgrepen bij mijn bovenkleding (thv mijn borst) en bij mijn beide armen. Ik dacht dit gaat fout ze gebruikten geweld. Ze sleepten me direct naar boven de trap op. (…) Ze zeiden dat ze wisten dat ik een kluis had met geld. (…) Een (1) riep: “We komen om geld”. (…) Beiden hadden dus gezichtsbedekking. (…) Ze zeiden steeds dat ik naar beneden moest kijken. Het mes kan ik als volgt omschrijven: Het snijdeel had een lengte van ca. 12 cm. en was zilverkleurig. Het handvat van het mes kon ik niet zien, dat had dader 1, in zijn rechter hand(schoen). (…) Dader II heeft mij gestompt in de slaapkamer. Ik ging niet vrijwillig de trap op naar boven, ik werd gedwongen de trap op te gaan. (…) Daar in mijn slaapkamer vroegen beide daders mij om geld, daar zou een kluis met geld staan. Dat vroegen ze met grof geweld, ze schreeuwden niet, ze fluisterden op felle eisende manier: “Je hebt geld in huis, je hebt een kluis”. Ik zei dat ik geen kluis op de slaapkamer had. Ik kreeg toen ineens een behoorlijke harde klap, van die dader II, met zijn gebalde rechter vuist, tegen mijn linker oog. Dat ging hard, ik viel zowat achterover. Ik zag niets meer, ik voelde behoorlijk pijn. Hij sloeg 1 keer. Hierdoor keek ik op. Ik stond nog. Ik werd toen direct weer naar beneden gedrukt. Ze riepen dat ik naar beneden moest kijken. Ik mocht hun niet zien. Ze dreigden steeds: “We willen je geld.” Ze keken alles na, zochten een kluis, er stond geen kluis. (…)
V: Hebben ze verder nog ergens om gevraagd?
A: “Ja, om mijn bankpasje en de code. Ze vroegen dat dwingend. Dader II pakte mijn rechter duim vast, ik denk met zijn rechterhand en boog/draaide deze onnatuurlijk om. Dat deed zeer. Hij zei dat hij mijn duim zou breken, als ik de pincode niet gaf. (…) In mijn pak, rechterbroekzak, had ik mijn donkere uitvouwbare portemonnee zitten”. (…) Deze portemonnee zat met een ketting vast aan mijn riem. (…) Ik voelde dat een dader aan mijn portemonnee/ketting trok. (…) In deze portemonnee zat ongeveer 40 a 50 euro, in b.b. 2xl0; mogelijk 1 x 20 en een bb. van 5 euro, denk ik, ik weet het niet meer exact. Verder zaten er pasjes in, namelijk: mijn Rabobankpas, rekeningnummer: [rekeningnummer]; Sligropasje; Zorgpas “Salland”; Foto van mijn vrouw; mijn rijbewijs BE en het kentekenbewijs van mijn oude groene Peugeot 106. (…) Trouwens later zag ik dat ze de sleutels ook hebben meegenomen. Later toen de politie er was, zag ik dat die verdwenen waren, want die heb ik altijd op het kastje in de gang liggen, die waren weg dus moeten door de daders meegenomen zijn. Het bosje heeft 3 sleutels, huissleutel, de schuttingssleutel en van mijn auto”.
V: Zat er een opgeschreven pincode bij die Rabobankpas in uw portemonnee?
A: “Nee, die zit in mijn hoofd. Ik moest ze die pincode geven, anders zouden ze mijn duim breken. Ik heb ze uiteindelijk de echte bijbehorende pincode maar gegeven: “[pincode]”. Ik gaf de pincode aan hun beiden. Ze vroegen me wel 10 keer naar de pincode, ze dachten dat ik een verkeerde opgaf”.
V: Wat gebeurde er verder?
A: “Toen hebben ze me vastgebonden, nee ik moest mee naar zolder, want ze moesten de kluis hebben. Het was menens, ze dreigden, ik was bang dat ik meer klappen kreeg. Ze hebben met dat mes gedreigd. In de slaapkamer hield dader 1, het mes met het snijdeel ongeveer 10cm, voor mijn keel. Hij zei: Ik steek je aan het mes als je niet zegt waar de kluis en het geld is. (…) Ik zag dat beide daders alle kasten doorzochten. (…) Ze vonden niets bijzonders en werden zeer boos. Dader 1 begon mij toen vast te binden op bed”.
V: Hoe deed hij dat?
A: Ik moest op mijn buik op bed gaan liggen. Ik ben met mijn voeten naar de deur op het bed gaan liggen. Ze hebben mijn beide handen op mijn rug gebonden en mijn benen vast. Ik weet niet waarmee ik gebonden werd, het zal wel een snoer met stekker zijn of zoiets. Ik heb het niet gezien, ik voelde een soort plastic of zo. (…) Ik werd met een (1) en hetzelfde snoer aan zowel handen als voeten gebonden. Dat kon ik voelen. Het leek wel dat ze uren in mijn woning waren, maar ik denk dat het ongeveer een half uur of drie kwartier was. Ik weet het niet zeker, ik ben denk ik 10 minuten bezig geweest om weer los te komen. Ik heb ze weg horen gaan, ik denk via de voordeur, maar heb dat niet gehoord”.
V: Hebben ze nog iets gezegd toen ze weg gingen?
A: “Ja, beiden zeiden nog dat als ik de politie zou bellen, zij terug zouden komen en mijn huis in brand zouden steken”. (…)
V: Wat hadden ze weggenomen?
A: “Een hanger met ketting. Een fijn gouden kettinkje met gouden hangertje in vorm van een dolfijntje dat we in Egypte hadden gekocht en zo’n oogje (diameter ca. 8mm.), van Fatima, een blauw/wit/zwart steentje een dure, want het middenpunt was een diamantje. (…) een dasspeld met klauwhamertje daarop; 2 zilveren manchetknopen en 8 of 10 zilveren manchetknopen. (…) ongeveer 8 gouden manchetknopen; 1 gouden horloge, merk onbekend, met op achterzijde ingegraveerd staand tonnetje, (…) 3 gouden dasspelden en 1 gouden dasspeld met diamantje (…) een zware gouden ketting met zogenaamde rolexschakels, dicht op elkaar (…) 2 gouden trouwringen. (…) Mijn 2de trouwring heeft dader 1 afgestolen. Hij heeft mijn 2de trouwring van mijn rechterringvinger afgetrokken. (…) Ook trok hij mijn gouden zegelring met zwarte vierkante steen van mijn linker ringvinger”. (…)
De letselrapportage van GGD IJsselland d.d. 11 mei 2014 (pag. 98 tot en met 101, inclusief fotobladen) waarin forensisch arts G.M. Berkel onder meer het volgende heeft verklaard:
(…)letselbeschrijving
hoofd het onderooglid links is fors gezwollen door kneuzing en bloeduitstorting met daarbij
een minimaal wondje onder het oog en in de buitenste ooghoek (…)
beoordeling letsel
ontstaan letsel o.a. veroorzaakt door direct inwerkend stomp (en deel ook scherper) geweld wat is uitgeoefend op het gelaat en de borstkas van SO (…)
letsel past bij toedracht letsel o.a. veroorzaakt door direct inwerkend stomp (en deel ook scherper) geweld op SO wat kan passen bij de door slachtoffer aangegeven toedracht (…)
De mailwisseling tussen [naam 2], medewerker kwaliteitszorg Rabobank Salland en [verbalisant 1], financieel rechercheur politie Oost-Nederland d.d. 12 en 13 mei 2014 (pag. 139 en 140) inhoudende:
(…) Van: [naam 2] (…)
Verzonden: maandag 12 mei 2014 12:47
Aan: [verbalisant 1]
Onderwerp: FW: [rekeningnummer] tnv [slachtoffer]
Hallo [verbalisant 1],
Hier het officiële antwoord.
Het betreft automaatnummer 142925 van Keizerstraat 2, 7411 HG Deventer. Tijdstip rondom 22:30 uur.
Met vriendelijke groet,
[naam 2]
medewerker kwaliteitszorg
……………………………………………………………
Van: [verbalisant 1] (…)
Verzonden: maandag 12 mei 2014 10:59
Aan: [naam 2].
Onderwerp:
[naam 2],
Hierbij de gegevens van het slachtoffer;
Het gaat om rekening [rekeningnummer] tnv [slachtoffer], [adres] [plaats].
De pogingen hebben plaatsgevonden na gisteravond 22:29 uur.
Er werd door een medewerker van RABO (…) meegedeeld dat twee pogingen zijn gedaan.
Met vriendelijke groet,
[verbalisant 1]
Financieel rechercheur (…)
Het proces-verbaal sporenonderzoek d.d. 20 juli 2014 (pag. 269) waarin [verbalisant 2], brigadier, onder meer het volgende heeft gerelateerd:
(…) Bij de overval is onder andere een bankpas ontvreemd en door het slachtoffer was de bijbehorende pincode verteld. Bij een poging tot pinnen met de betreffende pas zijn opnames gemaakt. Van deze opnames zijn een aantal schermafdrukken gemaakt.
Deze afdrukken heb ik op 24 juni 2014 via de mail ontvangen. Tevens heb ik van de verdachte [verdachte] een foto ontvangen. Deze foto’s heb ik op een cd gebrand om te kunnen worden verstuurd naar het NFI.
Van collega [verbalisant 3] heb ik op 24 juni 2014 een cd ontvangen met daarop de bewegende beelden van de betreffende opnames van de hierboven genoemde opnames van de bewakingscamera.
Deze cd’s zijn op 26 juni 2014 naar het NFI gestuurd voor een oriënterend onderzoek naar de mogelijkheid om een gezichtvergelijkend onderzoek te kunnen instellen met de betreffende beelden/opnames.
Sporendrager(s)(…)
Object : Cd (…)
SIN : AAHD9743NL
Bijzonderheden : Cd met foto’s van schermafdrukken (…)
Object : Cd (…)
SIN : AAHD9741NL
Bijzonderheden : Cd met bewegende beelden van bewakingscamera (…)
Het proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 27 oktober 2014 waarbij [getuige 2] onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) Destijds was ik werkzaam als werkbegeleider bij Cambio in Deventer. (…) Ik heb mij destijds bij de politie gemeld naar aanleiding van een uitzending van Opsporing Verzocht. Er werd een filmpje getoond van een man die aan het pinnen was. Ik herkende direct [verdachte]. Ik schrok. Ik heb direct de volgende dag mijn collega [getuige 1] ingelicht. Ik zei hem dat ik [verdachte] had herkend bij Opsporing Verzocht en vroeg hem of hij het ook had gezien, Maar dat had hij niet. Wij zijn toen samen de beelden gaan bekijken. [getuige 1] herkende daarop [verdachte] ook.(…) U vraagt mij waaraan ik [verdachte] herkende. Ik herkende hem aan zijn gezicht, zijn neus, zijn kaaklijn. Ik meende ook de kleding die hij droeg, een gestreept shirt, te herkennen. Ik had hem daar vaker in gezien op het werk. (…) U toont mij de foto van pag. 61 van het dossier. Dat is het beeld wat ik bij Opsporing Verzocht heb gezien. Daar was het een filmpje. Ik herken [verdachte] nog steeds op deze foto die u mij toont. Op de foto’s zie je dat de man een trui aan heeft met horizontale strepen. Volgens mij heeft [verdachte] ook zo’n soort trui. Ik heb hem wel eens gezien in een soortgelijk trui. De kleuren zijn blauw / zwart. (…) U toont mij nu pag. 60 van het dossier. Dat is dhr. [verdachte]. Ik herken hem op die foto’s. Ik blijf ook bij de herkenning nu ik de foto’s naast elkaar zie. (…)
Het proces-verbaal verhoor getuige bij de rechter-commissaris d.d. 27 oktober 2014 waarbij [getuige 1] onder meer het volgende heeft verklaard:
(…) Ik meende [verdachte] te herkennen op videobeelden die mijn collega [getuige 2] mij op het werk liet zien. (…) Op het werk hebben [getuige 2] en ik toen samen via internet de beelden van Opsporing Verzocht opgezocht op mijn computer. Ik zag beelden van een persoon bij een pinautomaat. Mijn eerste reactie was: dat is hem. En dan doel ik op dhr. [verdachte]. Hierna hebben wij de beelden nog een keer bekeken. Dat veranderde mijn mening niet. ik werkte dagelijks met hem. Hij was destijds al een paar maanden bij ons. (…)
De eigen waarneming en constatering van de rechtbank van de tijdens het onderzoek ter terechtzitting van 13 november 2014 getoonde beelden bij de pinautomaat. De rechtbank heeft geconstateerd dat de persoon op de beelden iets van gezichtsbedekking heeft wat hij over zijn gezicht trekt. In zijn gezicht heeft hij lijnen die lijken op de belijning en het litteken in het gezicht van de verdachte.
Het rapport “Vergelijking van beelden van gezichten naar aanleiding van een overval in een woning te Deventer op 11 mei 2014” d.d. 10 november 2014 (aanvullend pv, pag. 51 tot en met 55) van het NFI waarin rapporteur prof. dr. Z.J.M.H. Geradts onder meer het volgende heeft gerapporteerd:
(…) 3 Vraagstelling
Gevraagd is een vergelijking van gezichtsbeelden uit te voeren op basis van de betwiste beelden en de door het NFI te maken vergelijkingsopnamen van de verdachte.

4 Onderzoek

De onderzoeksmethode voor persoonsidentificatie is gebaseerd op het vergelijken van vormkenmerken, zichtbaar in beeldopnamen van personen die onder zoveel mogelijk vergelijkbare omstandigheden zijn opgenomen. (…)
Van de aangeleverde betwiste opnamen [AAHD9741NL] zijn die beelden geselecteerd die het best bruikbaar zijn voor gezichtsvergelijking. Op 28 oktober 2014 zijn door twee onderzoekers van het NFI met een fototoestel en een 3D-camera vergelijkingsopnamen gemaakt van [verdachte] (hierna te noemen de verdachte) op het politiebureau op Storminkstraat 2 te Deventer. Bij een enkele 3D-opname is slechts een deel van het gezicht te zien. Door meerdere 3D-opnamen te combineren kan een volledig 3D-model van een gezicht worden verkregen. Bij een niet meewerkende verdachte gaat dit moeizamer, aangezien dan gecorrigeerd moet worden voor beweging. Met een 3D-model kan het gezicht vanuit elk aanzicht worden bekeken. (…)
De vormkenmerken zichtbaar in de vergelijkingsbeelden en de betwiste opnamen [MHD9741NL] zijn door drie onderzoekers onafhankelijk van elkaar vergeleken aan de hand van een waarnemingenlijst. Het aantal en de mate van gelijkheid van de gevonden overeenkomsten en verschillen vormen de basis voor de door de onderzoekers ingeschatte waarschijnlijkheid van de bevindingen onder de hypotheses dat de te vergelijken afbeeldingen wel of niet dezelfde persoon betreffen. De resultaten zijn vervolgens onderling vergeleken en besproken om tot een afgewogen eindoordeel te komen.

5 Waarnemingen (…)

Er zijn door alle onderzoekers overeenkomsten waargenomen tussen de verdachte en de betwiste beelden (…). De huidplooien worden door een van de drie onderzoekers aangegeven als sterk identificerend. Een van de onderzoekers heeft ook een mogelijk litteken linksonder het linkeroog =als overeenkomst aangegeven.
De onderzoekers kwamen allen tot dezelfde conclusie.
Conclusie(1)
De bevindingen van het onderzoek, met name wat betreft de vorm en kenmerken van de afzonderlijke gezichtsdelen in de afbeeldingen, zijn veel waarschijnlijker(1) als de persoon afgebeeld in de betwiste beelden [AAHD9741NL] dezelfde is als de verdachte dan wanneer dit niet zo is.
(1)
De conclusie verwoordt de bewijskracht van de resultaten ten aanzien van de hypothesen. Conclusies uit de resultaten van de gezichtsvergelijking worden gerapporteerd in termen van de waarschijnlijkheid van de onderzoeksresultaten die het beeldmateriaal geeft onder de hypothese dat de persoon op de referentiefoto’s wel dezelfde persoon is als de persoon op het betwiste materiaal, of onder de hypothese dat de persoon op de referentiefoto’s niet dezelfde persoon is als de persoon op het betwiste materiaal. Een voorbeeld van een conclusie is:
‘De bevindingen van het onderzoek, met name wat betreft de vorm en kenmerken van de afzonderlijke gezichtsdelen op de afbeeldingen, zijnwaarschijnlijkerals de persoon afgebeeld in foto 1 dezelfde is als de persoon afgebeeld in foto 2 dan wanneer persoon afgebeeld in foto 1 niet dezelfde is als de persoon afgebeeld in foto 2’
De onderstreepte verbale term is afkomstig uit een standaard reeks van termen (de linker kolom in onderstaande tabel). Deze reeks van verbale termen wordt gebruikt wanneer de onderzoeker geen getalsmatige gegevens heeft om een numeriek oordeel expliciet te kunnen onderbouwen. De gebruikte verbale term is gebaseerd op vakkennis en ervaring opgedaan in (zaken)onderzoek. Om de transparantie voor de lezer en de uniformiteit tussen verschillende deskundigen te bevorderen heeft het NFI de verbale termen numeriek gedefinieerd. Deze definities worden uitgedrukt in ordegrootten die in de rechterkolom staan in onderstaande tabel. Bijvoorbeeld: met de term “iets waarschijnlijker” wordt bedoeld dat de kans op het waarnemen van de onderzoeksresultaten twee tot tien keer groter is onder hypothese 1 dan onder hypothese 2.
Verbale term Ordegrootte bewijskracht
ongeveer even waarschijnlijk 1-2
iets waarschijnlijker 2-10
waarschijnlijker 10-100
veel waarschijnlijker 100-10.000
zeer veel waarschijnlijker 10.000-1.000.000
extreem veel waarschijnlijker >1.000.000 (…)
Het proces-verbaal van bevindingen aangaande histo’s en netwerkmeting d.d. 16 juni 2014 (pag. 224 tot en met 228, inclusief bijlagen), waarin [verbalisant 3], brigadier, onder meer het volgende heeft gerelateerd:
(…) Teneinde het mobiele telefoonverkeer in beeld te brengen rondom de [adres] te Deventer is een zogenaamde netwerkmeting verricht (…) blijkt dat onder andere de cellen 18804 en 18801 worden aangestraald. (…) Uit de historische gegevens van de mobiele telefoon van de verdachte [verdachte], voorzien van het nummer [telefoonnummer] blijkt dat er met dat nummer contact is geweest op 11 mei 2014 om 21.09 en 21.53 uur (…) Dit betreffen tijdstippen rondom het tijdstip van de overval. Ook blijkt uit de historische gegevens dat de cellen behorende bij de 2 contacten de cellen 18804 en 18801 zijn (…) Bovenstaande is een indicatie dat de mobiele telefoon voorzien van het nummer [telefoonnummer] actief was op 11 mei 2014 om 21.09 en 21.53 uur in het gebied rondom de [adres] te Deventer. (…)
Het tapgesprek d.d. 4 juni 2014, 9:16:12 uur, van [naam 1] (SH) WGD [getuige 4] (pag. 37):
(Hij noemt haar [naam 1])
Begroetingen:
Hij vraagt wat er is. Zij zegt dat er niks is en vraagt of hij iets heeft gehoord over [verdachte].
[getuige 4] zegt dat die ‘binnen’ is, vast zit. (…)
[getuige 4]: (…) Hij zei; “Ik ben naar binnen gegaan en heb gestolen, (…)
Het tapgesprek d.d. 4 juni 2014, 14:47:23 uur, van [naam 1] (SH) WGD [getuige 4] (SH) (pag. 40):
(…)
[getuige 4]: Het zou een bejaarde man zijn. Ze zijn naar binnen gegaan, ze hebben masker opgezet. (…) Die waren met z’n tweeën. (…)
[getuige 4]: Bejaarde man, ze hebben die man binnen gebonden. (…)