ECLI:NL:RBOVE:2014:6940

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 augustus 2014
Publicatiedatum
29 december 2014
Zaaknummer
08/955900-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met letsel door roekeloos rijgedrag

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 14 augustus 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 26 juli 2013 te Oldemarkt een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte, bestuurder van een Volkswagen Fox, heeft tijdens het achteruitrijden niet tijdig gestopt voor een fietser, wat resulteerde in een aanrijding waarbij de passagier van de fiets ernstig gewond raakte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij roekeloos en onvoorzichtig heeft gereden. De officier van justitie had een geldboete van € 1.000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden geëist. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig had gehandeld, vooral gezien de omstandigheden van het ongeval, zoals de afwezigheid van verlichting op de weg en het feit dat de fietser niet goed zichtbaar was. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,- subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en het feit dat hij contact heeft gehouden met de slachtoffers na het ongeval.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08/955900-13
Datum vonnis: 14 augustus 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1995 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 juli 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. K.J.L. de Valk en van wat door de verdachte en zijn raadsman mr. A.P.E.M. Pover, advocaat te Meppel, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 26 juli 2013 te Oldemarkt een verkeersongeval heeft veroorzaakt dan wel gevaar op de weg heeft veroorzaakt.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 juli 2013 te Oldemarkt, gemeente Steenwijkerland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen Fox, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de
weg, de Oosterbroekweg, roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk,
onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden,
hierin bestaande dat verdachte
- met hoge snelheid met dat door hem bestuurde motorrijtuig achteruit is
gereden, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet, althans onvoldoende, gelet op de weg en/of
mogelijke weggebruikers op die weg achter hem en/althans achter het door
hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of
- heeft verdachte (daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet
voortdurend onder controle gehad, en/of
- is verdachte (daarbij) niet voortdurend in staat geweest de handelingen te
verrichten die van hem werden vereist, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of
voorzichtigheid betracht, en/of
- is verdachte niet (tijdig) gestopt voor (een) zich (dicht) achter voornoemd
motorrijtuig bevindende fietser(s), en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig
aangereden tegen (een) fietser(s), althans in aanrijding gekomen met (een)
fietser(s)
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]
, die als passagier op de bagagedrager van een fiets zat) zwaar
lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke
ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is
ontstaan, werd toegebracht;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 26 juli 2013 te Oldemarkt, gemeente Steenwijkerland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen Fox, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de
weg, de Oosterbroekweg,
- met hoge snelheid met dat door hem bestuurde motorrijtuig achteruit is
gereden, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet, althans onvoldoende, gelet op de weg en/of
mogelijke weggebruikers op die weg achter hem en/althans achter het door
hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en/of
- heeft verdachte (daarbij) dat door hem bestuurde motorrijtuig niet
voortdurend onder controle gehad, en/of
- is verdachte (daarbij) niet voortdurend in staat geweest de handelingen te
verrichten die van hem werden vereist, en/of
- heeft verdachte (daarbij) niet voortdurend de nodige oplettendheid en/of
voorzichtigheid betracht, en/of
- is verdachte niet (tijdig) gestopt voor (een) zich (dicht) achter voornoemd
motorrijtuig bevindende fietser(s), en/of
- is verdachte (vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig
aangereden tegen (een) fietser(s), althans in aanrijding gekomen met (een)
fietser(s),
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft op grond van wat hij bewezen heeft geacht gevorderd een geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden onvoorwaardelijk.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie acht het primair ten laste gelegde feit bewezen, met dien verstande dat er sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994. Uit de geneeskundige verklaring volgt dat het slachtoffer zes weken na het ongeval nog last had van de gevolgen van het ongeval. Het letsel moet daarom als zwaar lichamelijk letsel gekwalificeerd worden.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het primair tenlastegelegde. De raadsman heeft onder meer aangevoerd dat het letsel van het slachtoffer geen zwaar lichamelijk letsel is en nergens uit blijkt dat er sprake is van zodanig letsel dat daaruit ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Integendeel, uit verkregen informatie komt naar voren, dat het slachtoffer kort na het ongeval haar werk weer heeft hervat en daarnaast voluit heeft deelgenomen aan het uitgaansleven. Met betrekking tot het subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat alleen de verklaringen van verdachte en getuige [getuige 1] voor het bewijs kunnen worden gebezigd en uit die verklaringen blijkt niet dat verdachte zich zodanig heeft gedragen, dat er gevaar op de weg werd veroorzaakt. Als de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wel bewezen acht, verzoekt de raadsman toepassing te geven aan artikel 9a Wetboek van Strafrecht.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Volgens jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 1 juni 2004, LJN AO5822) komt het bij de beoordeling van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW) aan op het geheel van de gedragingen van verdachte, de aard en ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Dat brengt mee dat niet in algemene zin is aan te geven of één verkeersovertreding voldoende is voor de bewezenverklaring van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals in deze zaak aan verdachte primair ten laste is gelegd. Daarvoor zijn immers verschillende factoren van belang, zoals de aard en de concrete ernst van de overtreding en de omstandigheden waaronder die is begaan. Voor schuld is dus meer nodig dan het veronachtzamen van de voorzichtigheid en de oplettendheid die van een normaal oplettende bestuurder mag worden verwacht. Verder kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer, worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin.
Uit de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van verdachte, kan worden vastgesteld dat verdachte op 26 juli 2013 in een auto op de Oosterbroekweg te Oldemarkt heeft gereden en tijdens het verrichten van een bijzondere manoeuvre in aanrijding is gekomen met een zich op die weg bevindende fietser en de achterop die fiets zittende passagier. Verdachte heeft onder meer verklaard dat hij met geringe snelheid achteruit is gereden, een fietser achter zich heeft waargenomen, maar dat vervolgens op enig moment zijn zicht op die fietser werd beperkt, door de stijl van de achterruit van de auto. Hij heeft daarbij verklaard dat zich op de achterbank van de auto vijf passagiers bevonden, hij in de buitenspiegels keek bij het achteruit rijden en pas is gestopt met rijden toen hij aan de linkerzijde van zijn auto een klap hoorde. Verder blijkt uit het dossier dat de weg ter plaatse onverlicht was en het ten tijde van het ongeval donker was.
Mede gelet op deze door verdachte genoemde omstandigheden ten tijde van het ongeval, had verdachte zijn rijgedrag moeten aanpassen bij het uitvoeren van een bijzondere verrichting, in casu het achteruit rijden. Hij had zich daarbij meer rekenschap moeten geven van het fietsend verkeer dat zich achter hem bevond (waarvan verdachte
wistdat dit verkeer zich achter hem bevond), en welk verkeer, zeker als gevolg van voornoemde omstandigheden, over het algemeen, niet goed zichtbaar is. Dat verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden volgt uit het feit dat verdachte, wetende dat die fietser zich achter hem bevond, zijn snelheid niet heeft aangepast, maar, nadat hij de fietser uit het oog was verloren, met onverminderde snelheid achteruit is gereden en/of is blijven rijden. Het gevaar om tegen de fietser en de op die fiets bevindende passagier te rijden, heeft zich vervolgens verwezenlijkt.
Het geheel aan gedragingen van verdachte en de omstandigheden waaronder die gedragingen hebben plaatsgevonden overziende, acht de rechtbank bewezen dat er sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW).
Het letsel dat door het slachtoffer is opgelopen, is naar het oordeel van de rechtbank aan te merken als zodanig lichamelijk letsel dat daaruit de tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. Daarbij heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat blijkens de toelichting op het huidige artikel 6 WVWnadrukkelijk is bedoeld dat het daar (naast ‘zwaar lichamelijk letsel’) genoemde letsel dat een tijdelijke ziekte of verhindering oplevert elk letsel zal kunnen worden gebracht dat een hindering oplevert in de normale bezigheden, ongeacht of dit ‘ambts- of beroepsbezigheden’ zijn (Kamerstukken II, 1990-1991, 22030, nr 3 (MvT), p. 68). Ook een hindering in normale huishoudelijke activiteiten valt hieronder. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het lichamelijk letsel van het slachtoffer voldoende blijkt uit het letselrapport, waarin is beschreven dat er sprake was van een zware kneuzing van de rug en het slachtoffer lange tijd pijnstillers en fysiotherapie nodig heeft gehad. Hierdoor is het slachtoffer geruime tijd beperkt geweest in haar algemene dagelijkse levensverrichtingen.
De rechtbank is aldus van oordeel dat het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard op de manier waarop het onder de bewezenverklaring is opgenomen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 juli 2013 te Oldemarkt, gemeente Steenwijkerland,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto, Volkswagen Fox, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de
weg, de Oosterbroekweg, aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte
- met dat door hem bestuurde motorrijtuig achteruit is
gereden, onvoldoende heeft gelet op de weg en mogelijke weggebruikers
op die weg achter hem en achter het door hem, verdachte, bestuurde motorrijtuig en
- ( daarbij) niet voortdurend de nodige oplettendheid en
voorzichtigheid heeft betracht, en
- niet (tijdig) is gestopt voor (een) zich (dicht) achter voornoemd
motorrijtuig bevindende fietser, en
- ( vervolgens) met dat door hem bestuurde motorrijtuig
is aangereden tegen een fietser,
en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden waardoor een ander (te weten [slachtoffer]
, die als passagier op de bagagedrager van die fiets zat) zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, werd toegebracht.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 WVW. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: Overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf de geldende oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) als uitgangspunt genomen. Het LOVS geeft als oriëntatiepunt voor straftoemeting ten aanzien van artikel 6 WVW waarbij, zoals hier het geval is, sprake is van een aanmerkelijke verkeersfout, waarbij het slachtoffer lichamelijk letsel heeft bekomen, een geldboete van € 1000,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden onvoorwaardelijk.
Verdachte heeft als -beginnend- bestuurder van een auto aan het verkeer deelgenomen en is bij het maken van een bijzondere manoeuvre niet tijdig gestopt voor een fietser, waarna er een aanrijding heeft plaatsgevonden. Bij het ongeval is de passagier van de fietser gewond geraakt en heeft zij letsel bekomen, waardoor zij gedurende een periode verhindering ondervond in de uitoefening van haar normale bezigheden. Dat het ongeval grote gevolgen heeft gehad voor het slachtoffer blijkt uit de letselrapportage van de GGD IJsselland en uit wat het slachtoffer ter terechtzitting naar voren heeft gebracht. De rechtbank houdt in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheden dat verdachte na het ongeval nog contact heeft gehad met de slachtoffers en dat hij de schade die is geleden, voor zover mogelijk is, heeft vergoed. Daarnaast heeft hij een blanco strafblad
Alles afwegende acht de rechtbank een geldboete van € 1.000,-- subsidiair 20 dagen hechtenis en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden passend en geboden.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 23, 24, 24c, 91 Sr en artikel 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

12.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
straf
  • veroordeelt verdachte tot betaling van een geldboete van €
  • veroordeelt verdachte tot een ontzegging van de bevoegdheid tot het besturen van motorrijtuigen voor de tijd van
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Taalman, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. G.P. Nieuwenhuis, rechters, in tegenwoordigheid van H.J.A. Teerlink, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 augustus 2014.
Mrs. Taalman en Nieuwenhuis zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie IJsselland, Team Steenwijkerland, met nummer PL04ST 2013062348. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal verhoor benadeelde [slachtoffer] van 1 augustus 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de benadeelde:
(…) Ik zat bij [getuige 2] achterop de fiets. (…) Toen wij de Oostenbroekweg opreden zag ik een auto onze richting oprijden. (…) Ik keek de auto na en zag dat hij een stuk verderop afremde. (…) Toen hij stopte zag ik de witte achteruitrijverlichting aanspringen. (…) Toen [getuige 2] net in de berm reed zag ik de auto in onze richting opkomen. Ik voelde dat de achterzijde van de auto tegen mij linkerheup aanreed. Ik voelde toen dat ik met mijn rug en nek tegen de auto aanklapte. Ik viel toen op de grond en zag de auto nog langs mij heenrijden. (…) Ik had spierkneuzingen en blauwe plekken. (…) Dinsdagavond 31 juli 2013 ben ik ’s avonds naar de huisarts geweest. Ik had heel erge pijn in mijn hoofd en nek. (…) Deze arts vertelde mij dat ik whiplash had. Ik kreeg toen medicijnen mee o.a. diclofinac en maagbeschermers. De huisarts vertelde mij dat ik naar de fysiotherapeut moest gaan voor behandeling.
2.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 2] van 1 augustus 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de getuige:
(…) Ik fietste en achterop mijn fiets zat [slachtoffer]. (…) Toen wij over de Oosterbroeksweg reden zag ik een auto mijn richting opkomen. (…) Ik hoorde dat hij de versnelling in de achteruit deed. (…) Ik zag dat hij onze richting opkwam en ben weer voor mij uit gaan kijken. Ik hoorde wel dat de auto steeds dichterbij kwam en heel veel toeren maakte. (…) Ik ben toen de berm in gefietst. (…) [slachtoffer] pakte mij stevig vast en zei heel angstig dat wij aangereden werden. Op dat moment voelde ik een harde klap van achteren. Ik viel van de fiets en voelde dat [slachtoffer] mij vasthield. Samen vielen wij op de grond. (…)
3.
Het proces-verbaal verhoor van getuige [getuige 3] van 5 augustus 2013, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van de getuige:
Op vrijdag 26 juli omstreeks 23:00 heb ik het volgende gezien en gehoord. Die vrijdag reden wij met een groepje over de Oosterbroekweg te Oldemarkt. (…) Omdat er geen verlichting brandde op deze weg had iedereen de verlichting aan. (…)
4. Het proces-verbaal aanrijding misdrijf opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2], voor over inhoudende zakelijk weergegeven:
(…) Locatie ongeval. Datum: 26 juli 2013. Omstreeks: 23:09 uur. Adres: [adres 2]. Postcode en plaats: [postcode] Oldemarkt. (…) Wegverlichting: geen. (…).
5. Het proces-verbaal ter terechtzitting d.d. 31 juli 2014, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven als verklaring van verdachte:
Op 26 juli 2013 reed ik als bestuurder van een auto in Oldemarkt, gemeente Steenwijkerland, op de Oosterbroekweg. We zaten met zeven personen in de auto, waarvan vijf personen op de achterbank. Ik passeerde een groep fietsers en zag een paar bekenden. Ik heb de auto gestopt en ben achteruitgereden. Ik heb toen een aanrijding veroorzaakt met een fietser en de passagier die op de fiets zat. (…) Op het moment van de aanrijding heb ik ze niet gezien omdat zij zich toen in de stijl van de achterruit bevonden. Toen ik een klap hoorde aan de linker achterkant van de auto, ben ik gestopt met rijden. (…) Bij het achteruit rijden keek ik in de buitenspiegels. (…) Het is onvoorzichtig gedrag van mij geweest. (…).
6. De letselrapportage d.d. 18 september 2013, opgemaakt door S.J.Th. van Kuijk, forensisch arts, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
(…) Betreft: naam: [slachtoffer] voornamen: [slachtoffer] Geboortedatum: [geboortedatum] 1994 (…) Conclusie: zware kneuzing van de rug door aanrijding en val zonder uitwendig letsel. (…) Beoordeling letsel: herstel: (…); volledig herstel kan mogelijk nog tot oktober/november duren. (…) bijzonderheden: SO heeft lange tijd pijnstillers en behandeling door fyiotherapeut nodig gehad. Bij controle op 12-09-2013 gaf SO aan dat het beter gaat, dat zij inmiddels haar dagelijkse activiteiten weer kan uitvoeren, maar nog wel wekelijks fysiotherapie nodig heeft. SO is dus geruime tijd beperkt geweest in ADL door het ongeval.