Op 24 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 45-jarige man uit Grafhorst, die werd beschuldigd van zware mishandeling van een andere man uit hetzelfde dorp. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich in een noodweersituatie bevond en geen straf opgelegd kreeg. De zaak vond zijn oorsprong in een vechtpartij die plaatsvond na een oud en nieuwfeest op 1 januari 2014. De verdachte had verklaard dat hij zich verdedigde tegen de aanvallen van het slachtoffer, die onder invloed van alcohol was en zich vervelend gedroeg. Tijdens de schermutseling heeft de verdachte het slachtoffer met twee vuisten geslagen, wat resulteerde in zwaar lichamelijk letsel, waaronder een schedelbreuk en blijvend hersenletsel.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De officier had een taakstraf van 180 uur geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte zich mocht verdedigen tegen de wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer. De rechtbank concludeerde dat de reactie van de verdachte proportioneel was en dat er geen sprake was van culpa in causa. Hierdoor werd het beroep op noodweer geaccepteerd, wat leidde tot ontslag van alle rechtsvervolging.
De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 744.620,- gevorderd, maar werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering omdat er geen straf of maatregel aan de verdachte werd opgelegd. De rechtbank heeft de beslissing gebaseerd op de relevante wetsartikelen, waaronder artikel 300 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering.