ECLI:NL:RBOVE:2014:6876

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
24 december 2014
Publicatiedatum
24 december 2014
Zaaknummer
08/730278-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor stalking van haar ex-man met een ziekelijke stoornis

Op 24 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een vrouw die haar ex-man in Holten heeft gestalkt. De vrouw is veroordeeld tot 92 dagen gevangenisstraf, gelijk aan de tijd die zij al in voorarrest heeft doorgebracht. Uit rapportages blijkt dat de vrouw lijdt aan een ziekelijke stoornis, wat heeft bijgedragen aan haar gedrag. De rechtbank oordeelt dat het voortzetten van haar behandeling in het kader van de Wet BOPZ van groot belang is en dat deze niet verstoord mag worden door een verder strafrechtelijk traject.

De zaak kwam aan het licht na meerdere meldingen van stalking door de ex-man, die aangaf dat de vrouw hem herhaaldelijk bedreigende e-mails had gestuurd en contact had opgenomen met zijn vrienden en werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen. De officier van justitie had een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 81 dagen geëist, maar de rechtbank besloot de straf te beperken tot de tijd die de vrouw al in voorlopige hechtenis had doorgebracht.

De rechtbank heeft in haar overwegingen rekening gehouden met de ernst van de feiten en de psychische toestand van de verdachte. De deskundigen concludeerden dat de vrouw lijdt aan een ernstige geestelijke stoornis, wat haar gedrag verklaart. De rechtbank heeft besloten dat de behandeling van de vrouw moet doorgaan en dat een verdere strafrechtelijke afhandeling niet noodzakelijk is. De uitspraak benadrukt het belang van psychische zorg en de noodzaak om slachtoffers van stalking te beschermen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730278-14
Datum vonnis: 24 december 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1973 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in Symfora Meander Medisch Centrum te Amersfoort.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 19 september 2014 en 12 december 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G. Dankers en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. K. ter Mors, advocaat te Almelo, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte [slachtoffer] heeft gestalkt door die [slachtoffer] grote hoeveelheden e-mails te sturen, brieven te geven aan [naam 1] met het verzoek die brieven aan [slachtoffer] te overhandigen en contact op te nemen met de werkgever, vrienden en kennissen van die [slachtoffer].
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 25 januari 2014 tot en met 3 april 2014 te Holten, gemeente Rijssen-Holten, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer], in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer], in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft verdachte in bovengenoemde periode
- een grote hoeveelhe(i)d(en) email(s) verstuurd naar het emailadres van die [slachtoffer] en/of welke email(s) (telkens) bedreigende en/of intimiderende teksten bevat(ten) en/of
- brieven, althans geschriften afgeleverd bij [naam 1] met het verzoek om die aan [slachtoffer] te overhandigen en/of
- meermalen contact opgenomen met de werkgever en/of vrienden en/of kennissen van [slachtoffer] met als doel om het adres van die [slachtoffer] te achterhalen.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van eenentachtig dagen met aftrek van de tijd die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met als bijzondere voorwaarde een meldplicht, ambulante begeleiding en - indien nodig - een klinische opname van zeven weken.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en
dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. Indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van de bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde bewezen kan worden verklaard op basis van de aangifte en de verklaring die verdachte ter zitting van 19 september 2014 heeft afgelegd.
De raadsman heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van het tenlastegelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank constateert dat bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie heeft gestaan dat verdachte de grote hoeveelheid e-mails die aan de aangifte van [slachtoffer] zijn gehecht, heeft verstuurd aan [slachtoffer]. Evenmin heeft ter discussie gestaan dat verdachte brieven aan [naam 1] heeft afgegeven met het verzoek om die brieven aan [slachtoffer] te geven.
De rechtbank is op basis van de aangifte van [slachtoffer], de verklaring van
[naam 1] en de verklaring van verdachte ter zitting van 19 september 2014, van oordeel dat verdachte stelselmatig [slachtoffer] lastig heeft gevallen door het sturen van een grote hoeveelheid e-mails en dat zij hiermee inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer]. Anders dan verdachte - zij meent zich door het sturen van die e-mails aan [slachtoffer] niet schuldig te hebben gemaakt aan stalking - acht de rechtbank bewezen dat verdachte opzet had om inbreuk te maken op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] en dat zij het oogmerk had om [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden. Daarbij overweegt de rechtbank dat uit de inhoud van de e-mailberichten blijkt dat verdachte [slachtoffer] wilde dwingen om (in ieder geval) contact met haar op te nemen. Door het telkens sturen van zo’n hoeveelheid e-mailberichten over een periode van ruim twee maanden heeft verdachte er bovendien voor gezorgd dat [slachtoffer] er niet zelf voor kon kiezen om aan de berichten te ontkomen, zodat hij dat telkens heeft moeten dulden. Dat geldt vervolgens ook voor het contact dat verdachte heeft opgenomen met de werkgever, de vrienden en de kennissen van [slachtoffer] en voor de brieven die zij bij [naam 1] heeft afgeleverd met het verzoek om die aan [slachtoffer] te overhandigen. De rechtbank is van oordeel dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
zij in de periode van 25 januari 2014 tot en met 3 april 2014 in Nederland wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van
[slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen en te dulden, immers heeft verdachte in bovengenoemde periode
- een grote hoeveelheid e-mails verstuurd naar het e-mailadres van die [slachtoffer] en
- brieven afgeleverd bij [naam 1] met het verzoek om die aan [slachtoffer] te overhandigen en
- contact opgenomen met de werkgever en vrienden en kennissen van [slachtoffer].
De rechtbank heeft de spelfouten in de tenlastelegging in de bewezenverklaring verbeterd.
verdachte wordt daardoor niet in haar verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij haar daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 285b Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: belaging.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belaging van haar ex-echtgenoot [slachtoffer] door niet alleen hem in een relatief korte periode een grote hoeveelheid e-mails te sturen, maar ook door het opnemen van contact met diens werkgever, vrienden en kennissen, alsmede door het afleveren van brieven bedoeld voor [slachtoffer] bij [naam 1]. Verdachte heeft hiermee ernstig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer].
Dergelijke feiten hebben, naar de ervaring leert, veelal langdurige gevoelens van onveiligheid bij het slachtoffer tot gevolg.
Uit de justitiële documentatie van verdachte is voorts gebleken dat verdachte kort voor de periode waarin de bewezenverklaarde feiten zijn gepleegd, te weten in december 2013, is veroordeeld wegens belaging van haar ex-man [slachtoffer].
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met hetgeen door forensisch psycholoog D. Breuker en psychiater/psychoanalyticus T.W.D.P. van Os in de door hen opgemaakte rapporten van respectievelijk 13 november 2014 en 8 december 2014 is beschreven.
Van Os heeft geconcludeerd dat bij verdachte sprake is van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens, te weten hypomaan gedrag culminerend in een manische psychose en tot uiting komend in ontremming van denken en gedrag, paranoïde wanen en grootheidswanen. De manische en paranoïde ontregeling kan eventueel een psychiatrische voorloper zijn van het uitbreken van de ziekte van Huntington. De ziekelijke stoornis bestond ten tijde van het bewezenverklaarde en van daaruit kan ook het gedrag van verdachte verklaard worden, aldus de psychiater. Verdachte is in toenemende mate afgegleden en een hulpeloos ogend persoon geworden die zich te pas en te onpas probeerde vast te klampen aan haar ex-echtgenoot en hoewel verdachte als gevolg van de bezorgdheid van haar omgeving hulp heeft gezocht, is zij vanwege haar gebrek aan inzicht in haar ziekte afgehaakt. Verdachte heeft enerzijds te weinig reflecterend vermogen en anderzijds een te grote dadendrang als gevolg van haar manische ontregeling. De realiteitszin van verdachte schoot tekort en zij was onvoldoende in staat om tot zichzelf door te laten dringen dat het stalkingsgedrag niet mocht. Van Os acht het aannemelijk dat verdachte als sterk verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd kan worden.
Breuker heeft beschreven dat zij verdachte slechts eenmaal heeft gesproken. Een tweede gesprek heeft niet plaatsgevonden, omdat verdachte had besloten niet aan het onderzoek mee te werken. Nu verdachte niet voldoende heeft meegewerkt aan het onderzoek kan niet worden gekomen tot de beantwoording van in het psychologisch onderzoek voorliggende vragen. Wel zijn er volgens Breuker aanwijzingen die duiden op een psychiatrisch toestandsbeeld mogelijk in het kader van een bipolaire stoornis. Om te komen tot een nadere diagnose is het volgens Breuker van belang om verder diagnostisch onderzoek te doen. Zij heeft daartoe geadviseerd om verdachte voor een klinisch onderzoek te laten opnemen op een forensisch psychiatrische afdeling (FPA), waar onder andere door groepsobservaties meer inzicht kan komen op het toestandsbeeld, mocht verdachte ook daar weigeren om met een psycholoog en psychiater in gesprek te gaan.
Nu verdachte enkel haar medewerking heeft verleend aan het onderzoek van Van Os, baseert de rechtbank zich voornamelijk op de inhoud van diens rapport. De rechtbank is van oordeel dat het rapport grondig is onderbouwd, terwijl de conclusie logisch volgt uit de bevindingen van de deskundige. De rechtbank sluit zich daarbij aan en maakt deze tot de hare.
Nu uit het rapport van de psychiater volgt dat de door verdachte gepleegde feiten sterk samenhangen met haar problematiek, dient er ernstig rekening mee te worden gehouden dat verdachte wederom een soortgelijk misdrijf zal plegen als voor deze problematiek geen oplossing wordt gevonden. Gebleken is dat verdachte thans op grond van een rechterlijke machtiging op grond van de Wet BOPZ verblijft in het Medisch Centrum Meander te Amersfoort en in dat kader behandeling ondergaat. Voortzetting van die behandeling acht de rechtbank zinvol en het is van belang dat die behandeling niet wordt onderbroken door een verder strafrechtelijk traject.
Wat betreft de afdoening van de onderhavige zaak is de rechtbank van oordeel dat het opleggen van een gevangenisstraf, gezien de ernst van het bewezenverklaarde feit, passend en geboden is. Verdachte heeft reeds 92 dagen in voorlopige hechtenis verbleven.
De rechtbank zal de duur van de gevangenisstraf bepalen op de tijd gelijk aan het door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte aantal dagen. In het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel als door de officier van justitie gevorderd, ziet de rechtbank, gelet op het huidige BOPZ-traject en de bij verdachte aanwezige problematiek, geen meerwaarde.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt haar daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

opheffing bevel voorlopige hechtenis

- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.J. Stoové, voorzitter, mr. E. Venekatte en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W.J. van der Leest, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 24 december 2014.
Mr. Schreurs is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL05QD 2014011447. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
De verklaring die de verdachte ter terechtzitting van 19 september 2014 heeft afgelegd, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Tussen 25 januari 2014 tot en met 3 april 2014 heb ik in Holten mailtjes gestuurd naar mijn ex-man [slachtoffer]. Ook heb ik brieven en zo aan dhr. [naam 1] afgegeven met het verzoek om deze aan [slachtoffer] te geven.
*Opmerking: de rechtbank leest [naam 1] daar waar staat [naam 1].
2.
Een proces-verbaal ‘ontvangst klacht door hulpofficier van justitie’ van 22 april 2014
(pag. 5 van het dossier), inhoudende het relaas van de verbalisant [verbalisant], zakelijk weergegeven:
Ik, verbalisant, [verbalisant], verklaar het volgende: Op donderdag 3 april 2014 te 20:13 uur, heb ik, als hulpofficier van justitie van Regiopolitie Twente een klacht ontvangen terzake van belaging door ex-vrouw van aangever/benadeelde [slachtoffer].
De klacht werd gedaan door:
Achternaam : [slachtoffer]
Voornamen : [slachtoffer]
Geboren : [geboortedatum 2] 1964
(…)
De klager verzocht uitdrukkelijk om tot vervolging van de mogelijke dader over
te gaan.
3.
Een proces-verbaal van aangifte van 22 april 2014 (pag. 6 t/m 8 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer], met als bijlage e-mailberichten (pag. 16 t/m 137 van het dossier), zakelijk weergegeven:
Op 25 januari 2014 kreeg ik weer een e-mailbericht afkomstig van het e-mailadres
'[e-mail verdachte] '. Vanaf dat moment kwamen de e-mailberichten weer veelvuldig binnen. Ik doe daarom opnieuw aangifte/klacht tegen [verdachte] van
stalking/belaging.
[verdachte] betrekt de laatste tijd weer meer mensen in haar lastercampagne. Ze levert
brieven af bij een bekende van mij met de bedoeling dat hij deze aan mij afgeeft. Ik wil niet dat zij via anderen contact met mij probeert te zoeken en zodoende mensen uit mijn sociale netwerk lastig valt. Ze neemt contact op met mijn werkgever. Ze blijft maar mensen benaderen in mijn vrienden- en kennissenkring. Deze mensen worden ongewild meegesleurd in haar verhaal.
Ik durf voor mijzelf, maar ook om anderen het niet lastig te maken, mij daar niet
of nauwelijks meer te vertonen. Als ik al ga voel ik mij niet op mijn gemak. Dit gaat nu al jaren zo door en ik ben dit meer dan zat.
Sinds september 2011 ben ik gescheiden van [verdachte]. Ik word na twee jaar nog steeds enorm in mijn sociale leven beperkt. Ik wil mijn sociale leven terug en indien [verdachte] niet wordt gestopt gaat mij dit niet lukken.
Ik heb de ontvangen e-mailberichten, afkomstig van het e-mailadres [e-mail verdachte] bij de aangifte gevoegd.
4.
Een proces-verbaal van verhoor getuige van 3 april 2014 (pag. 138 van het dossier), voor zover inhoudende de verklaring van [naam 1], zakelijk weergegeven:
Sinds januari 2014 zijn er weer ontwikkelingen waar ik niet blij van word. Inmiddels is [verdachte] regelmatig (zo eens per tien dagen) gesignaleerd bij mij op de oprit om post voor [slachtoffer] in mijn postbus te gooien.
Zij doet dit in de verwachting dat ik de post aan [slachtoffer] zal geven. Ik heb hier niet om gevraagd en ik ben hier ook niet van gediend.
Op 28 februari 2014 is er een officieel testament, opgemaakt door [verdachte] bij notaris [naam 2], bij mij in de brievenbus gedaan. Een open enveloppe met de tekst hierop ter inzage en bestemd voor [slachtoffer]. Op 14 maart 2014 is er wederom een enveloppe door mijn brievenbus gegooid door [verdachte]. De bedoeling was dat ik dat aan de heer [slachtoffer] zou overhandigen. Ik heb dat niet gedaan.