ECLI:NL:RBOVE:2014:6853

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 december 2014
Publicatiedatum
23 december 2014
Zaaknummer
08/952486-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal onder bedreiging en poging tot afpersing met geweld

Op 23 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel een 24-jarige man uit Enschede veroordeeld voor diefstal onder bedreiging en poging tot afpersing. De man kreeg een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De zaak kwam voort uit een inbraak in een casino in Gronau, Duitsland, waarbij de verdachte betrokken was. Hij bood aan de eigenaren van het casino te helpen bij het verhalen van de schade, maar dit leidde tot gewelddadige eigenrichting. De verdachte bedreigde een van de slachtoffers met een wapen en dwong hem om waardevolle spullen, waaronder een televisie en een spelcomputer, af te geven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, ondanks eerdere veroordelingen voor soortgelijke misdrijven, opnieuw geweld had gebruikt en dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk moest worden opgelegd om herhaling te voorkomen. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet was komen vast te staan dat de verdachte schade had toegebracht aan de benadeelde partij. De rechtbank heeft de inbeslaggenomen voorwerpen teruggegeven aan de verdachte en het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/952486-14
Datum vonnis: 23 december 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1990 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in de P.I. Leeuwarden in Leeuwarden.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 december 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A. van Veen en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:(primair) een diefstal met (bedreiging met) geweld heeft gepleegd en (subsidiair) een verduistering;
Feit 2:samen met zijn mededader(s) een poging tot afpersing heeft gepleegd;
Feit 3:samen met zijn mededader(s) personen wederrechtelijk van hun vrijheid heeft beroofd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op omstreeks 11 juni 2014 in de gemeente Enschede met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning a/d
[adres] heeft weggenomen een tv (merk Samsung, type Smart,
41 inch 3D) en/of spelcomputer (Playstation 3 met toebehoren), in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd
voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met
geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te
maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk
geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- ( in de woning van die [slachtoffer 1]) een revolver, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, in zijn hand heeft gehad en/of
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij hem neer zou schieten als hij niet zou
luisteren;
athans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 11 juni 2014 in de gemeente Enschede opzettelijk een
spelcomputer (Playstation 3), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen
dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te
weten ter incasso voor mensen van het Casino en/of als onderpand, onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2014 tot en met 25 juni 2014 in de
gemeente Enschede en/of in Duitsland ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk
te bevoordelen door geweld en/of
bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een
geldbedrag (ongeveer 20.000 Euro subsidiair 500 Euro), in elk
geval van enig geldbedrag, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
en/of de ouders van die [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
- onder bedreiging van een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] in zijn/hun woning in Enschede
heeft/hebben opgezocht en/of
- een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] (ter hoogte van de buik) heeft/hebben gericht en/of
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] gezegd dat ze mee moesten omdat "ze" op hen
zaten te wachten en/of (vervolgens)
- met de auto die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft/hebben vervoerd/gebracht naar het
casino [naam casino] in Gronau in Duitsland en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] buiten op een stoeltje heeft/hebben laten zitten
en/of
(terwijl die [slachtoffer 3] al buiten op een stoeltje zat en die [slachtoffer 3] enkele
voortanden kwijt was en/of dat enkele tanden van die [slachtoffer 3] afgebroken waren
door toedoen/klappen van verdachte en/of zijn mededader(s)) en/of
(vervolgens)
- die [slachtoffer 1] aldaar apart heeft/hebben genomen en/of
- die [slachtoffer 1] onder bedreiging van een revolver, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, heeft/hebben ondervraagd en/of
- voortdurend/telkens met een zaklantaarn in de ogen van die [slachtoffer 1]
heeft/hebben geschenen en/of
- die [slachtoffer 1] (dreigend) heeft/hebben gevraagd naar het vermogen/geld en de
kluis van zijn ouders en/of dat die [slachtoffer 1] de code van het alarm (van de
woning) moest geven/vertellen en/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij de volgende dag
20.000 euro zou moeten betalen als schadevergoeding voor de overval en/of
als schadevergoeding voor de mannen die hij, verdachte, had moeten huren om
de zaak op te lossen en/of
- een revolver, met één kogel in de cilinder, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op/tegen de knie van die [slachtoffer 1] heeft/hebben
gezet/geplaatst en/of (vervolgens) de trekker van die revolver, althans van
dat op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben overgehaald en/of
- meermalen, althans éénmaal, een revolver, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1] heeft/hebben gericht en/of gericht gehouden
en/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd dat hij tot 30 juni 2014 te
18
uur de tijd krijgt om 20.000 euro bij het casino [naam casino] in
Gronau te brengen en/of
- ( telefonisch) (dreigend) tegen die [slachtoffer 1] heeft/hebben gezegd "ja, hej
luister je gaat gewoon die focking ding, die 20 ste dat gaat niet door je
gaat nou gewoon die 500 euro fixen en/of ja, ja als je die 5 fixt dan hoef
je die 20 de 20ste dat niet meer te fixen, dan is het klaar.Allemaal moeten
ze dat fixen. Snap je" (tapsgesprek 25-6-2014 sessie 51),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij op of omstreeks 11 juni 2014 in de gemeente Enschede en/of in Duitsland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers
heeft hij, verdachte en/of zijn mededader(s), (telkens) onder bedreiging van
(een) revolver(s), althans (een) op vuurwapen(s) gelijkende voorwerp(en),
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] laten plaatsnemen op stoeltjes en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] om de beurt meegenomen naar een
woning/pand achter het casino, (terwijl de achterblijvers op de stoeltjes
voortdurend werden "bewaakt" door verdachte en/of zijn mededader(s) en/of
- die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] in die/dat woning/pand
verhoord/ondervraagd.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte van feit 3 wordt vrijgesproken. Hij heeft daarnaast gevorderd dat verdachte voor de feiten 1 en 2 wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden met aftrek van de door verdachte in voorarrest doorgebrachte tijd. De civiele vordering van de benadeelde partij dient naar het oordeel van de officier van justitie in zijn geheel niet-ontvankelijk te worden verklaard. Ten slotte heeft de officier van justitie gevorderd dat de in beslag genomen mobiele telefoons worden teruggegeven aan verdachte en dat de in beslag genomen Playstation met controllers wordt teruggegeven aan [slachtoffer 1].

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs [1]
Uit het dossier blijkt het volgende.
Op 15 maart 2014 is er een inbraak geweest bij casino [naam casino] in Gronau in Duitsland. Bij de politie heeft verdachte verklaard dat hij gehoord heeft dat bij die inbraak een aantal personen, waaronder zijn broer, betrokken is geweest. Uit contacten met de eigenaren van voornoemd casino heeft verdachte begrepen dat er schade is ontstaan. Verdachte heeft aangeboden om behulpzaam te zijn bij het verhalen van de schade op de betrokkenen. Verdachte verklaart onder meer daartoe op 11 juni 2014 [slachtoffer 2] (hierna te noemen: [slachtoffer 2]) en [slachtoffer 3] (hierna te noemen: [slachtoffer 3]) naar het casino te hebben gebracht en later met [slachtoffer 2] teruggereden te zijn om [slachtoffer 1] (hierna te noemen: [slachtoffer 1]) op te halen.
5.1.
Feit 1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie meent dat het primair ten laste gelegde wettig en overtuigend kan worden bewezen.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat diefstal met geweldpleging niet kan worden bewezen, aangezien verdachte zelf geen wegnemingshandelingen heeft verricht. Bovendien is geen sprake geweest van een oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening; [slachtoffer 1] moest de televisie en de Playstation mee nemen bij wijze van onderpand in de richting van de eigenaren van het casino.
De (bedreiging met) geweldpleging kan evenmin bewezen worden verklaard. De raadsman van verdachte plaatst in dat verband vraagtekens bij de verklaring van [slachtoffer 1] en bij de audio-opname van een telefoongesprek tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. Ten slotte merkt de raadsman op dat er op het punt van het vuurwapen ook veel ontlastend bewijs is.
De verduistering van de Playstation kan wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Wegneming en oogmerk
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of sprake is geweest van wegneming van genoemde goederen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
De rechtbank stelt daartoe het volgende voorop.
Het feit dat een dader zelf feitelijk niets heeft weggenomen, doch het betreffende goed heeft doen afgeven, doet er niet aan af dat onder omstandigheden ondanks ontbreken van een feitelijke wegnemingshandeling, toch sprake is van ‘wegneming’. Beslissend voor ‘wegneming’ is dat de dader zich een zodanige feitelijke heerschappij over het goed heeft verschaft, dan wel dit zodanig aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken dat de wegneming van het goed als voltooid kan gelden.
Voorts staat aan een bewezenverklaring van oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening niet in de weg dat de verdachte goederen wegneemt ter zake waarvan hij, dan wel degene in wiens opdracht hij handelt, recht op overdracht heeft of meent te hebben.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat verdachte in de woning van [slachtoffer 1] aan die [slachtoffer 1] meedeelde zijn televisie en Playstation mee te nemen, waarop [slachtoffer 1], samen met [slachtoffer 2] die op dat moment bij hem in de woning was, zelf de goederen moest meenemen en in de kofferbak van de auto van verdachte moest leggen, omdat verdachte niets zou hebben willen aanraken. [2] Vervolgens is verdachte, met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], in een door verdachte bestuurde auto naar voornoemd casino gereden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard de televisie te hebben afgegeven aan de eigenaren van casino [naam casino] en de Playstation met toebehoren zelf te hebben gehouden aangezien het casino in laatstgenoemd goed niet geïnteresseerd was. [3]
Tegen het licht van hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, is de rechtbank van oordeel dat met de verklaring van verdachte en de verklaring van [slachtoffer 1] wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich zodanige feitelijke heerschappij over de televisie en de Playstation (met toebehoren) heeft verschaft, dat sprake is van wegneming zoals hem ten laste is gelegd. Door de goederen in zijn auto te laten leggen, de goederen te vervoeren naar voornoemd casino en de goederen af te geven/aan te bieden aan medewerkers van dat casino heeft verdachte ook het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening gehad.
Vuurwapen
Voorts staat ter discussie of verdachte een vuurwapen, dan wel een daarop gelijkend voorwerp, heeft gehanteerd teneinde de diefstal door (bedreiging met) geweldpleging mogelijk te maken.
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij in zijn woning door verdachte is bedreigd met een pistool. Verdachte zou daarbij onder meer hebben gezegd: “Ik schiet je zo overhoop, als je nu niet doet wat ik zeg.” [slachtoffer 1] heeft verder verklaard dat het pistool was ingepakt in een plastic zak en dat verdachte het pistool eruit had gehaald om te laten zien dat er een wapen in zat. [4]
In een telefonisch gesprek tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] wordt eveneens gesproken over een wapen bij verdachte. [5] Anders dan de raadsman meent, houdt dit gesprek volgens de rechtbank niet in dat [slachtoffer 1] niet daadwerkelijk een wapen zou hebben gezien, doch dat hij niet zeker was van de echtheid van het wapen.
Tot slot heeft [slachtoffer 2] verklaard dat [slachtoffer 1] niet vrijwillig is meegegaan met verdachte en heeft hij, na confrontatie met de verklaring van [slachtoffer 1] over een wapen, niet over wapens willen verklaren en daarover willen zwijgen voor zijn eigen veiligheid. [6]
De rechtbank is van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte bij de diefstal gebruik heeft gemaakt van een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en tegen [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij hem neer zou schieten als hij niet zou luisteren.
Dat enkele onderdelen van het gesprek tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet schriftelijk uitgewerkt zijn wegens onverstaanbaarheid, doet naar het oordeel van de rechtbank, anders dan de raadsman heeft aangevoerd, aan het vorenstaande niet af.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
5.2.
Feit 2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de poging tot afpersing wettig en overtuigend kan worden bewezen, doch slechts voor wat betreft de eerste vijf gedachtestreepjes van de tenlastelegging en het laatste gedachtestreepje.
De raadsman van verdachte heeft bepleit dat zijn cliënt van dit feit moet worden vrijgesproken. Ten eerste kan het medeplegen niet worden bewezen. Verdachte was er niet van op de hoogte dat [slachtoffer 1] door de mensen van het casino zou worden bedreigd, laat staan met een vuurwapen, en zou worden afgeperst tot betaling van € 20.000,-. Alle gedachtestreepjes die zien op de afpersing van € 20.000,- kunnen daarom niet bewezen worden verklaard. De vraag of bewezen kan worden of verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer 1] af te persen voor een bedrag van € 500,- is slechts gegrond op een passage uit een telefoongesprek op 25 juni 2014. Aan dit gesprek heeft verdachte echter niet deelgenomen. De raadsman wijst in dit verband op het gesprek op 28 juni 2014 tussen verdachte en [slachtoffer 1], welk gesprek een geheel andere toon heeft. Ten slotte kan niet bewezen worden dat verdachte heeft gedreigd met geweld.
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 11 juni 2014 onder bedreiging van een vuurwapen door verdachte is meegenomen naar het casino, alwaar “ze” op hen aan het wachten zouden zijn. Het vuurwapen was gericht op [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1], met name op hun buik. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] moesten buiten op een stoeltje gaan zitten. [slachtoffer 1] zag toen dat [slachtoffer 3] reeds op een stoeltje
zat en dat enkele van zijn tanden waren afgebroken, omdat hij, naar eigen zeggen, een grote mond zou hebben gehad. [slachtoffer 1] is vervolgens naar een binnenruimte geleid. [7]
Verdachte heeft verklaard [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] te hebben opgehaald om af te zetten bij het casino. Hij heeft daar buiten staan wachten en zag dat [slachtoffer 3] enkele voortanden miste toen hij hem later zag. Vervolgens heeft hij [slachtoffer 1] opgehaald. [8]
In een schriftelijk uitgewerkt gesprek tussen [slachtoffer 1] en een manspersoon op 25 juni 2014 is te lezen dat [slachtoffer 1] onder druk wordt gezet tot betaling van 500 euro. [9] Onmiddellijk na dat gesprek heeft [slachtoffer 1] de politie gebeld om te melden dat hij zojuist was gebeld door [verdachte], zijnde verdachte, die soms gebruik maakt van zijn moeders (meisjes)naam [10] . [11] Mede gelet op het gesprek tussen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] via Whats app op 26 juni 2014, waarin [slachtoffer 1] bericht dat hij een dag geleden telefonisch contact heeft gehad met verdachte, waarbij verdachte [slachtoffer 1] zou hebben gezegd dat laatstgenoemde geld moest betalen, is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die voornoemd gesprek met [slachtoffer 1] heeft gevoerd op 25 juni 2014. [12]
In samenhang met de bewijsoverwegingen van de rechtbank onder 1, primair, met betrekking tot het vuurwapen, althans een daarop gelijkend voorwerp, heeft de rechtbank uit deze bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen zou hebben plaatsgevonden in het casino [naam casino]: de afpersing door middel van een revolver tot betaling van € 20.000,-. Het dossier, noch hetgeen ter terechtzitting naar voren is gekomen, biedt aanknopingspunten voor de conclusie dat verdachte daar een strafbaar aandeel in heeft gehad.
Anders dan de raadsman meent, kan wel wettig en overtuigend worden bewezen verklaard dat verdachte het bewezenverklaarde tezamen en in vereniging met anderen heeft begaan.
Verdachte heeft daarover zelf verklaard dat hij in samenspraak met de mensen van het casino de schade wilde regelen die door onder meer aangever [slachtoffer 1] zou zijn toegebracht aan het casino bij een inbraak door [slachtoffer 1] aldaar. [13]
Uit de hierboven weergegeven bewijsmiddelen volgt dat verdachte dit zogenoemde regelen van de schade op zich heeft genomen door gebruik van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp), gericht tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1]. Voorts heeft verdachte [slachtoffer 1], maar ook [slachtoffer 2] en op een eerder moment [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] in een door hem, verdachte, bestuurde auto naar het casino gereden, heeft verdachte een televisie en een Playstation met toebehoren die eigendom waren van [slachtoffer 1] vervoerd met die auto teneinde die goederen af te geven aan de eigenaren van het casino en was verdachte de tussenpersoon in de contacten tussen onder andere [slachtoffer 1] enerzijds en de eigenaren van het casino anderzijds.
Gelet op genoemde samenspraak en rolverdeling kunnen de gedragingen van verdachte naar het oordeel van de rechtbank aldus als een bewuste en nauwe samenwerking met anderen gelden om [slachtoffer 1] te dwingen tot afgifte van een geldbedrag, zoals verdachte telefonisch heeft getracht op 25 juni 2014.
Conclusie
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden met uitzondering van het 6e tot en met het 13e gedachtestreepje.
5.3.
Feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 3 ten laste gelegde.
5.4
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 3 is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 11 juni 2014 in de gemeente Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning aan de [adres] heeft weggenomen een tv (merk Samsung, type Smart, 41 inch 3D) en spelcomputer (Playstation 3 met toebehoren) toebehorende aan [slachtoffer 1], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- in de woning van die [slachtoffer 1] een revolver, althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, in zijn hand heeft gehad en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd dat hij hem neer zou schieten als hij niet zou
luisteren;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 juni 2014 tot en met 25 juni 2014 in de
gemeente Enschede en in Duitsland ter uitvoering van het door verdachte
voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen,
met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk
te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van enig geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1] ,
- onder bedreiging van een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend
voorwerp, die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in zijn/hun woning in Enschede
heeft opgezocht en
- een revolver, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op die [slachtoffer 1]
en [slachtoffer 2] ter hoogte van de buik heeft gericht en
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] gezegd dat ze mee moesten omdat "ze" op hen
zaten te wachten en vervolgens
- met de auto die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft vervoerd naar het
casino [naam casino] in Gronau in Duitsland en
- die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] buiten op een stoeltje heeft laten zitten
(terwijl die [slachtoffer 3] al buiten op een stoeltje zat en enkele tanden van die [slachtoffer 3] afgebroken waren door toedoen/klappen van zijn mededader(s)) en
- telefonisch dreigend tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd "ja, hej
luister je gaat gewoon die focking ding, die 20 ste dat gaat niet door je
gaat nou gewoon die 500 euro fixen” en “ja, ja als je die 5 fixt dan hoef
je die 20 de 20ste dat niet meer te fixen, dan is het klaar. Allemaal moeten
ze dat fixen. Snap je" (tapgesprek 25-6-2014 sessie 51),
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 312, 317 en 45 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2
het misdrijf: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal onder bedreiging met geweld en een poging tot afpersing samen met anderen. Verdachte heeft zijn broer uit handen van de politie willen houden, door op gewelddadige wijze eigenrichting te plegen jegens [slachtoffer 1]. Verdachte heeft grote angst teweeggebracht bij aangever [slachtoffer 1], door de wijze waarop deze in zijn woning is opgetreden, hem zijn spullen afhandig heeft gemaakt en hem vervolgens heeft meegenomen naar een locatie waar [slachtoffer 1] op uiterst bedreigende wijze te kennen is gegeven dat hij een geldbedrag zou moeten gaan betalen. Verdachte is hierna niet op zijn schreden teruggekeerd, maar heeft [slachtoffer 1] ook daarna telefonisch dreigend benaderd. Door zijn handelen heeft verdachte een forse inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en tevens bijgedragen aan maatschappelijke gevoelens van onrust en onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op de justitiële documentatie van verdachte waaruit blijkt dat hij eerder terzake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld. Deze eerdere veroordeling heeft verdachte er echter kennelijk niet van weerhouden zich wederom van bedreiging met geweld te bedienen.
In het Reclasseringsrapport van het Leger de Heils d.d. 4 september 2014 wordt geadviseerd een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie in de vorm van CoVa(plus).
De rechtbank is echter van oordeel dat op de door verdachte gepleegde feiten niet anders kan worden gereageerd dan met een forse gevangenisstraf van na te melden duur. De rechtbank zal een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen om verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst nogmaals aan (soortgelijke) strafbare feiten schuldig te maken.

9.De inbeslaggenomen voorwerpen

De rechtbank is van oordeel dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de inbeslaggenomen mobiele telefoons aan verdachte, noch tegen teruggave van de inbeslaggenomen Playstation (met toebehoren) aan [slachtoffer 1].

10.De vordering van de benadeelde partij

[slachtoffer 3] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. Ter zitting heeft mr. G.B. Meijer namens de benadeelde partij het woord gevoerd. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 5.190,30 (vijfduizend honderdennegentig euro en dertig eurocent). Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • bebloed spijkervest €70,-
  • bebloede trainingsbroek €30,-
  • afgepakte identiteitskaart €28,35
  • afgepakte OV-kaart €11,-
  • afgepakte Syntuskaart €50,95
  • kosten tandheelkundige behandeling p.m.
  • smartengeld voorschot €5000,-
Uit de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is echter niet komen vast te staan dat de verdachte door de bewezenverklaarde feiten rechtstreeks schade heeft toegebracht aan [slachtoffer 3]. Om die reden is [slachtoffer 3] in zijn vordering niet-ontvankelijk.
De benadeelde partij kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.

11.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 27 en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair en onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
- verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1, primair
het misdrijf: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken;
feit 2
het misdrijf: poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

de vordering benadeelde partij

- bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk is in zijn vordering, en dat hij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
  • gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een telefoontoestel, merk Samsung, kleur zwart en een telefoontoestel; iPhone, kleur zwart, met gele cover;
  • gelast de teruggave aan [slachtoffer 1] van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een tweetal wireless controllers, kleur zwart, en een Playstation cech2004b.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. C.C.S. Koppes en
mr. M. Aksu, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.M. Hoek, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2014.
Mr. M.H. van der Lecq en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de politie Oost-Nederland met nummer PL05KL-2014060097 waarvan het afsluitende proces-verbaal is gedateerd 19 augustus 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal d.d. 3 juli 2014 inhoudende een uitwerking van een audio opname van het verhoor van aangever [slachtoffer 1] op 25 juni 2014, p. 66-68.
3.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 december 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal d.d. 3 juli 2014 inhoudende een uitwerking van een audio opname van het verhoor van aangever [slachtoffer 1] op 25 juni 2014, p. 66-67.
5.Het proces-verbaal Uitwerking geluidsopname aangever [slachtoffer 1] d.d. 23 juli 2014, p. 293.
6.Het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer 2] d.d. 11 juli 2014, p. 182-183.
7.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] d.d. 12 juni 2014, p. 31-33.
8.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 december 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
9.Tapverslag d.d. 26 juni 2014 om 17:32:30, sessie 51, van een gesprek van 00:02:50 tussen [slachtoffer 1] (met nummer 0622326465) en een manspersoon met nummer 0633775082), p. 107.
10.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 december 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
11.Het proces-verbaal betreffende een aanvullend verhoor van [slachtoffer 1], d.d. 26 juni 2014.
12.Het proces-verbaal van bevindingen aanleveren Whats app aangever [slachtoffer 1], p. 276
13.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 9 december 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.