Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
1.[eiser],
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
3.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
advocaat: mr. G.J. Hollema te Almelo,
1.Het procesverloop
- de dagvaarding, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
[eiseres 1] (eiseres sub 2) en vier dochtervennootschappen, waaronder [eiseres 2], eiseres sub 3. Via [eiseres 1] was hij (mede-)bestuurder van het transportbedrijf
[K] BV. Via deze vennootschappen dreef [eisers] een veehandel, een varkenshandel en verschillende varkensmesterijen. Hij had een eigen boekhouder in dienst.
Op deze opdracht zijn tevens onze algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van toepassing zoals deze zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te ’s Gravenhage, onder nummer [0]. Een exemplaar hiervan treft u als bijlage aan.”
€ 2.000.000,-.
2 januari 2017. [X] diende tevens een rentevergoeding te betalen van 5% per jaar over een gedeelte van de koopprijs ter grootte van € 259.000,-.
8 november 2010 heeft [eisers] aan [X] voorgesteld om de v.o.f. te ontbinden. Op
11 november 2010 trok [eisers] dit voorstel in. De relatie [eisers] en [X] is daarna verder verslechterd. In verband daarmee heeft de bank de rekening-courant van de v.o.f. geblokkeerd.
3.De vordering
- de doelstelling van het samenwerkingsverband, namelijk dat [X] in 2018 de woning en de schuren aan de [adres] zou overnemen voor € 639.000,- niet realistisch was,
- de inbreng van [eisers] veel groter was dan die van [X],
- er sprake was van een voor [eisers] ongunstige winst- en verliesverdeling, terwijl [X] ook nog recht kreeg op een arbeidsvergoeding van € 40.000,- per jaar,
- [eisers] vanwege de verleende hypotheek feitelijk het risico liep voor de bankfinanciering, als gevolg waarvan zijn oudedagsvoorziening en die van zijn echtgenote in gevaar zou kunnen komen,
- [X] wel het recht had om in 2018 de woning en de schuren te kopen, maar niet de verplichting, en
- niet gekozen had moeten worden voor de rechtsvorm van een v.o.f., maar van een BV.
4.Het verweer4.1. [gedaagde] bestrijdt de vordering op verscheidene gronden. Primair voert zij aan dat [eisers] in zijn eis niet kan worden ontvangen, omdat hij deze te laat heeft ingesteld. [eisers] was al op uiterlijk 27 juli 2011, op welke datum de akte tot ontbinding van de vennootschap onder firma werd gepasseerd, op de hoogte van de schade, tot vergoeding waarvan hij [gedaagde] heeft aangesproken. [eisers] heeft [gedaagde] op 6 maart 2013 aansprakelijk heeft gesteld voor die schade.4.2. Die periode is te lang, in de eerste plaats omdat daarmee de termijn is overschreden, die tussen partijen van kracht is op grond van artikel K, lid 1 en lid 3, van de door [gedaagde] al sinds 1998 gehanteerde algemene voorwaarden. Ingevolge die bepalingen vervallen alle rechten van de opdrachtgever in verband met een reclame, als de reclame niet tijdig wordt ingesteld, en dat een reclame in ieder geval binnen 30 dagen na de ontdekking van het gebreke aan de opdrachtnemer schriftelijk kenbaar dient te worden gemaakt. [eisers] heeft dat niet gedaan.
artikel 6:89 BW, omdat hij [gedaagde] niet binnen bekwame tijd, nadat hij het gebrek had ontdekt, bij [gedaagde] over dat gebrek heeft geprotesteerd. De termijn van 27 juli 2011 tot
6 februari 2013 is zo lang, dat de aansprakelijkstelling van [gedaagde] door [eisers] niet kan gelden als te zijn gedaan ‘binnen bekwame tijd’ in de zin van artikel 6:89 BW.
5.De beoordeling
5.2. De rechtbank baseert dit oordeel op de onbetwiste geschiedenis van het geschil tussen partijen, zoals hiervoor beschreven in r.o. 2.10 tot en met 2.18. Uit de daarin vaststaande feiten blijkt dat de zakelijke verhouding tussen [eisers] en [X] sinds medio 2010 totaal verstoord raakte. [eisers] heeft op 8 november 2008 zelf voorgesteld om de v.o.f. te ontbinden. De Rabobank heeft kort daarna de rekening-courant van de v.o.f. geblokkeerd en (ook) aangedrongen op ontbinding van de v.o.f.
27 juli 2011 door middel van een notariële akte werd geëffectueerd.
5.8. [eisers] heeft ook niet gesteld ooit tegen toepasselijkheid van deze voorwaarden te hebben geprotesteerd, of dat hij op dit punt bezwaar heeft gemaakt tegen de schriftelijke bevestiging d.d. 11 augustus 2008 van een opdracht tot het samenstellen van de jaarrekening van [eiseres 1], die onder meer inhoudt: “
Op deze opdracht zijn tevens onze algemene leverings- en betalingsvoorwaarden van toepassing zoals deze zijn gedeponeerd bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken te ’s Gravenhage, onder nummer [0]. Een exemplaar hiervan treft u als bijlage aan.”
6.De beslissing
26 november 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.