ECLI:NL:RBOVE:2014:6714

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
17 december 2014
Publicatiedatum
17 december 2014
Zaaknummer
08/760158-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontoerekeningsvatbaarheid en TBS bij gewapende afpersing in Almelo

In deze zaak heeft de rechtbank Overijssel op 17 december 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 2 september 2014 te Enschede, gewapend met een mes, twee slachtoffers heeft gedwongen tot de afgifte van geld. De verdachte, die in het verleden herhaaldelijk voor geweldsdelicten was veroordeeld, werd door gedragsdeskundigen als volledig ontoerekeningsvatbaar geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, ondanks eerdere behandelingen en waarschuwingen, opnieuw een ernstig delict heeft gepleegd. De deskundigen adviseerden om de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met dwangverpleging op te leggen, gezien de ernstige psychiatrische problematiek van de verdachte, waaronder paranoïde schizofrenie en middelenmisbruik. De rechtbank heeft de verdachte ontslagen van alle rechtsvervolging en de maatregel van TBS met dwangverpleging opgelegd, waarbij de veiligheid van anderen en de kans op recidive zwaar wogen in de beslissing. De rechtbank benadrukte dat de maatregel noodzakelijk is om de verdachte te behandelen en de maatschappij te beschermen tegen toekomstige delicten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760158-14
Datum vonnis: 17 december 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1982 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in het PPC te Amsterdam.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
3 december 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. E. Agelink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. J. Keupink, advocaat te Hengelo (O), naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte onder bedreiging van een mes, anderen of een ander heeft bewogen tot afgifte geld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 02 september 2014 te Enschede met het oogmerk om zich en/of
een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met
geweld - in/uit een woning (gelegen aan de [adres]) -
[slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 50 euro,
althans een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat hij, verdachte,
- ( gewapend met een mes) in de richting van die woning is gegaan en/of
(vervolgens)
- bij die woning heeft aangebeld en/of (vervolgens)
- ( nadat die [slachtoffer 1] de deur van haar woning opende) die woning is binnen
gegaan en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft geroepen en/of gezegd, althans
medegedeeld: "geld" en/of "medicijnen", althans woorden van gelijke aard of
strekking en/of (vervolgens)
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of
[slachtoffer 2] heeft getoond, in elk geval duidelijk zichtbaar heeft voorgehouden en/of
(vervolgens)
- ( nadat hij, verdachte, 50 euro had ontvangen) de woning weer verlaten;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt ontslagen van alle rechtsvervolging en dat aan hem de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De vaststaande feiten
De onderstaande feiten volgen rechtstreeks uit de bewijsmiddelen en hebben bij de behandeling van de zaak niet ter discussie gestaan. Het vaststellen van deze feiten behoeft daarom geen andere motivering door de rechtbank dan een verwijzing naar de betreffende bewijsmiddelen [1] .
Verdachte heeft op 2 september 2014 te Enschede met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld - in een woning (gelegen aan de [adres]) - [slachtoffer 2] gedwongen tot de afgifte van 50 euro, toebehorende
aan [slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- gewapend met een mes in de richting van die woning is gegaan en vervolgens
- bij die woning heeft aangebeld en vervolgens,
- nadat [slachtoffer 1] de deur van haar woning opende, die woning is binnen
gegaan en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd: "geld" en "medicijnen", en
- een mes aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft getoond, en,
- nadat hij, verdachte, 50 euro had ontvangen, de woning weer heeft verlaten. [2] , [3]
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie is van oordeel dat op grond van de verklaringen van verdachte, alsmede die van [slachtoffer 2] en aangeefster [slachtoffer 1], het tenlastegelegde feit bewezen kan worden verklaard.
De raadsman van verdachte heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem tenlastegelegde, nu bij verdachte, gelet op de bij hem aanwezige triple-problematiek, zoals beschreven in de omtrent verdachte opgemaakte pro-justitie rapportages, ten tijde van het delict ieder inzicht in de draagwijdte van zijn gedragingen en de mogelijke gevolgen ervan ontbrak, waardoor het bestanddeel “oogmerk” niet bewezen kan worden verklaard.
5.3.
De overweging van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het betoog van de raadsman. Uit de omtrent verdachte opgemaakte Pro Justitia rapportages kan worden opgemaakt dat verdachtes wilsfunctie ten tijde van het delict weliswaar sterk was aangedaan maar dat van een situatie zoals door de verdediging geschetst, geen sprake was. De psychiater L.H.W.M. Kaiser heeft voorts gerapporteerd dat betrokkene ten tijde van het tenlastegelegde voldoende inzicht had in de wederrechtelijkheid van de begane feiten. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid daarvan, zodat zij dit standpunt overneemt.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 2 september 2014 te Enschede met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld - in een woning (gelegen aan de [adres]) - [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van 50 euro, toebehorende aan [slachtoffer 2], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- gewapend met een mes in de richting van die woning is gegaan en vervolgens
- bij die woning heeft aangebeld en vervolgens,
- nadat [slachtoffer 1] de deur van haar woning opende, die woning is binnen
gegaan en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gezegd: "geld" en "medicijnen", en
- een mes aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft getoond, en,
- nadat hij, verdachte, 50 euro had ontvangen, de woning weer heeft verlaten;
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf: afpersing.

7.De strafbaarheid van de verdachte

7.1.
de standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Zowel de officier van justitie als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar dient te worden verklaard en moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
7.2.
Het oordeel van de rechtbank
Voor de beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank acht geslagen op het Pro Justitia rapport van L.H.W.M. Kaiser, psychiater, opgemaakt op 20 november 2014 en het Pro Justitia rapport van B.J.M. Jogems-Kosterman, GZ-psycholoog en J.A.M. Gresnigt, klinisch psycholoog, opgemaakt op 21 november 2014.
De gedragsdeskundigen concluderen dat bij verdachte ten tijde van de tenlastelegging sprake was van een ziekelijke stoornis in de vorm van paranoïde schizofrenie met negatieve symptomatologie, cannabisafhankelijkheid, misbruik van alcohol, gokverslaving en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een lichte verstandelijke beperking naast antisociale persoonlijkheidstrekken. Ten tijde van het tenlastegelegde was er sprake van een fors psychotisch gedecompenseerd en dysfoor toestandsbeeld, waardoor verdachte niet in staat was tot weloverwogen gedragskeuzes en gedragingen. De deskundigen concluderen dat verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De deskundigen hebben verslag gedaan van hun onderzoek en gemotiveerd hoe zij tot hun conclusie zijn gekomen. De rechtbank constateert dat de conclusies rechtstreeks en logisch volgen uit de bevindingen van de deskundigen. Van de zijde van de verdediging is daartegen niets ingebracht. Verdachte heeft de bevindingen en conclusies onderschreven, zij het dat hij met de door de deskundigen voorgestelde maatregel moeite heeft. De rechtbank neemt de conclusies van de gedragsdeskundigen over de toerekeningsvatbaarheid dan ook volledig over en maakt die tot de hare.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie en de raadsman zijn van mening dat de maatregel van terbeschikkingstelling met een bevel tot verpleging van overheidsweg (TBS met dwangverpleging) moet worden opgelegd.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden maatregel is in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking
Verdachte is in het verleden herhaaldelijk ter zake geweldsdelicten veroordeeld en bij vonnis van de rechtbank Haarlem van 6 augustus 2013 is hij ter zake van vermogensdelicten, waaronder afpersing, ontslagen van alle rechtsvervolging en is hem de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis (artikel 37 Sr) opgelegd. Zowel verschillende vormen van behandeling in het verleden, als de in eerdere veroordelingen gelegen waarschuwingen, hebben verdachte er kennelijk niet van kunnen weerhouden opnieuw een dergelijk feit te plegen. Het is een feit van algemene bekendheid dat zij die met feiten als de onderhavige worden geconfronteerd, en met name daar waar die plaatsvinden in de beschermde omgeving van een woning, daar veelal nog lange tijd psychische schade van ondervinden in de vorm van gevoelens van onzekerheid en onveiligheid.
Na te melden gedragsdeskundigen hebben in hun rapportages, zakelijk weergegeven, als volgt gerapporteerd.
Kaiser, voornoemd:
Betrokkene heeft ter behandeling van zijn verslaving en psychische stoornis, een langdurige behandeling nodig. Van daaruit kan dan een langdurig resocialisatietraject worden ingezet.
Geadviseerd wordt om betrokkene een terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen. Betrokkene heeft een behandelbehoefte die naar verwachting jaren zal duren en bij een plaatsing conform artikel 37 Sr is een resocialisatietraject onvoldoende gewaarborgd.
Met name door een langdurige behandeling en een stapsgewijze opbouw van de resocialisatie kan de kans op recidive maximaal teruggedrongen worden.
Jogems-Kosterman en Gresnigt, voornoemd:
Bij onderzochte is het van belang om de behandeling te richten op het zoveel mogelijk stabiliseren en dempen van de ernstige psychiatrische problematiek en het interacterende middelenmisbruik. Dat zal in een stevig, langdurig en verplichtend kader dienen plaats te vinden, afgestemd op het lage vaardigheids- en ontwikkelingsniveau en de beperkte zelfredzaamheid van onderzochte. De aanpak zal gedragsmatig van aard moeten zijn, afgestemd op zijn niveau binnen een prikkelarme setting. Onderzochte blijft ook na behandeling delictgevaarlijk en de kans op recidive van mogelijk ernstige geweldsdelicten is hoog. De behandeling en het hoge beveiligingsniveau zullen naar inschatting meerdere jaren, tenminste drie jaren, moeten voortduren. Plaatsing ex artikel 37 Sr volstaat dan niet.
Er rest geen andere mogelijkheid dan de rechtbank het opleggen van een terbeschikkingstelling met dwangverpleging in overweging te geven. De verwachting is dat een externe structuur blijvend noodzakelijk zal zijn, omdat de intrinsieke/eigen veranderingsmogelijkheden van onderzochte zeer beperkt zijn.
Gelet op bovenstaande adviezen zal de rechtbank de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging opleggen. Aan de wettelijke voorwaarden daarvoor is voldaan. Er zijn adviezen van gedragsdeskundigen van twee verschillende disciplines die niet ouder zijn dan een jaar. Op het door verdachte begane feit staat naar de wettelijke omschrijving een straf van meer dan vier jaar. Ten tijde van dit feit bestond bij verdachte een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist zowel de terbeschikkingstelling als de verpleging van overheidswege. De rechtbank wijst in dit verband op de ernst van het gepleegde feit, de grote kans op herhaling, de ernst van de geestesziekte van verdachte en de eerdere mislukte behandelingen daarvan.
De rechtbank overweegt voorts dat de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd ter zake een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen als bedoeld in artikel 359, zevende lid, Wetboek van Strafvordering (Sv), te weten afpersing. De totale duur van de maatregel kan daarom een periode van vier jaar te boven gaan.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 37a en 37b Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte
maatregel
  • gelast de terbeschikkingstelling van verdachte en beveelt dat de terbeschikkinggestelde van overheidswege zal worden verpleegd;
  • verstaat dat de maatregel wordt opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Aksu, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. B.T.C. Jordaans, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 17 december 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05KL-2014089019 van 3 september 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 3 december 2014, inhoudende de verklaring van verdachte;
3.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] van 2 september 2014, pagina’s 9 en 10.