ECLI:NL:RBOVE:2014:6521

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
6 augustus 2014
Publicatiedatum
10 december 2014
Zaaknummer
Awb 13/832
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake weigering incidentele aanvullende uitkering door gemeente Almelo

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Overijssel, gedateerd 10 december 2014, staat de weigering van de gemeente Almelo om een incidentele aanvullende uitkering (IAU) toe te kennen centraal. De zaak betreft een aanvraag van eiser, het college van Burgemeester en Wethouders van Almelo, voor een IAU over het jaar 2010, die door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid was afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep van eiser tegen deze afwijzing, die was gebaseerd op een negatief advies van de Toetsingscommissie WWB (TC). De rechtbank constateert dat het TC-advies niet inzichtelijk is en dat er geen duidelijke relatie is aangetoond tussen de aan eiser verweten gedragingen en het budgettekort van de gemeente over 2010. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om een nieuw advies te laten opstellen door de TC, waarin deze moet ingaan op de vraag of de budgetoverschrijding in relevante mate het gevolg is van beleidskeuzes of handelen van de gemeente. De rechtbank heropent het onderzoek en stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken het geconstateerde gebrek in zijn besluit te corrigeren. De uitspraak is openbaar gedaan en de beslissing is in aanwezigheid van de griffier uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Zwolle
Registratienummer: Awb 13/832

tussenuitspraak van de meervoudige kamer in het geschil tussen

het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Almelo,
eiser,
gemachtigde: mr. I.C. Dunhof-Lampe,
en
de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
gevestigd te Den Haag, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 januari 2012 heeft verweerder het verzoek van eiser om toekenning van een incidentele aanvullende uitkering (IAU) als bedoeld in artikel 74 van de Wet werk en bijstand (WWB) over het jaar 2010 afgewezen.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij het besluit van 7 maart 2013 ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 2 juli 2013 behandeld. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde en J.T. Spruit. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door
mr. L.E. Sipos en J.A.M. Helderman.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst teneinde verweerder in de gelegenheid te stellen schriftelijk in te gaan op gestelde vragen.
Bij brief van 9 oktober 2013 heeft de rechtbank vragen gesteld die door verweerder op
5 november 2013 zijn beantwoord.
Namens eiser is bij fax van 6 december 2013 gereageerd.
Partijen hebben vervolgens toestemming verleend voor het doen van een uitspraak zonder nadere behandeling ter zitting.

Overwegingen

1. Aan de gedingstukken en het verhandelde ter zitting ontleent de rechtbank de volgende feiten en omstandigheden.
1.1.
Eiser heeft op 25 juli 2011 bij de Toetsingscommissie WWB (TC) een aanvraag ingediend voor verstrekking van een IAU over het jaar 2010 ter hoogte van een bedrag van
€ 2.631.104,-. Naar aanleiding van deze aanvraag heeft verweerder onderzoek laten verrichten door de Inspectie werk en inkomen (IWI), die de bevindingen en conclusies heeft neergelegd in een rapport van 13 december 2011. De IWI heeft in dit rapport geconcludeerd dat de uitvoering van de WWB door eiser over het jaar 2010 rechtmatig is en dat het budgettekort niet wordt veroorzaakt door beleid en uitvoering dan wel het handelen van eiser. Eiser kan zich verbeteren door meer proactief te sturen op risico’s. Verder kan eiser de inrichting van het risicomanagement versterken.
1.2.
De TC heeft daarop op 13 december 2011 een negatief advies uitgebracht. Op grond van een deelconclusie in het rapport van de Inspectie is de TC tot het oordeel gekomen dat het budgettekort wél het gevolg is van beleidskeuzes in de gemeente; verweerder heeft niet proactief gereageerd op het budgettekort. Daarmee is de TC afgeweken van het eindoordeel van de IWI, dat het budgettekort niet is veroorzaakt door het beleid en uitvoering dan wel handelen van eiser.
1.3.
Verweerder heeft op basis van het TC-advies de aanvraag afgewezen. Daarbij heeft verweerder zich op het standpunt gesteld, dat er in de gemeente Almelo weliswaar in het jaar 2010 sprake was van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, maar dat de onderzoeksbevindingen van de TC het oordeel rechtvaardigen dat de overschrijding van het budget in 2010 het gevolg is geweest van beleidskeuzes dan wel van handelen door het college dan wel de gemeenteraad.
2. Wet- en regelgeving.
2.1
Op grond van artikel 69, eerste lid, aanhef en onder a, van de WWB verstrekt de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid jaarlijks ten laste van ’s Rijks kas aan het college een uitkering om het college van middelen te voorzien met het oog op het toekennen van algemene bijstand.
2.2.
Op grond van artikel 74, eerste lid, van de WWB kan de minister op verzoek van het college een IAU toekennen, indien de door het college gemaakte kosten, bedoeld in artikel 69, eerste lid, hoger zijn dan de daarvoor verstrekte uitkering.
2.3.
Op grond van artikel 10, eerste lid, van het Besluit WWB 2007 (het Besluit) wordt een incidentele aanvullende uitkering slechts toegekend voor zover:
a. is voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen vormvoorschriften;
b. de gemaakte kosten, bedoeld in artikel 69, eerste lid, van de WWB, de verstrekte uitkering met minimaal tien procent overstijgen;
c. de uitkomst van de beoordeling van het effect van de arbeidsmarkt en van het gevoerde gemeentelijk beleid en de uitvoering daarvan alsmede de rechtmatige uitvoering van de WWB daartoe aanleiding geeft.
2.4.
Op grond van artikel 15, vierde lid, van de Regeling WWB en WIJ (de Regeling) kan een verzoek tot een IAU met betrekking tot een gemeente met meer dan 10.000 inwoners slechts voor inwilliging in aanmerking komen, indien naar het oordeel van de toetsingscommissie sprake is van:
a. een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt, en
b. de overstijging, bedoeld in artikel 10, eerste lid, onderdeel b, van het Besluit, niet het gevolg is van:
1° onrechtmatige uitvoering van de WWB of de WIJ, of
2° beleidskeuzen van, dan wel handelen door het college of de gemeenteraad van de tekortgemeente.
3. De rechtbank oordeelt als volgt.
3.1.
Partijen zijn het erover eens dat er in 2010 in Almelo sprake was van een uitzonderlijke situatie op de arbeidsmarkt. Verweerder heeft de aanvraag van eiser met toepassing van artikel 15, vierde lid, onderdeel b, ten tweede, van het Regeling afgewezen omdat volgens verweerder de overschrijding van het budget in 2010 wel het gevolg is geweest van beleidskeuzes dan wel van handelen door het college dan wel de gemeenteraad.
3.2.
Eiser heeft - samengevat - betoogd dat verweerder ten onrechte is afgegaan op het advies van de TC. Het oordeel van de TC en dus ook het bestreden besluit wordt niet gedragen door een voldoende motivering en er is bij de toetsing onvoldoende rekening gehouden met de aan eiser toekomende beleidsvrijheid. Voor dat standpunt heeft eiser verwezen naar het rapport van de IWI, waarin de eindconclusie is getrokken dat het budgettekort niet wordt veroorzaakt door beleid en uitvoering dan wel handelen van de gemeente. Eiser heeft voorts aangevoerd dat de gemeente alles binnen zijn vermogen heeft gedaan om het steeds duidelijker wordende budgettekort in 2010 terug te dringen. Daarbij gaat het volgens eiser om structurele maatregelen die niet enkel gericht zijn op personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt.
3.3.
De rechtbank kwalificeert het TC-rapport als een deskundigenadvies. Op grond van de artikelen 3:9 en 3:49 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dient verweerder zich er van te vergewissen dat het advies naar wijze van totstandkoming zorgvuldig en naar inhoud inzichtelijk en concludent is. Als daarvan sprake is, mag verweerder in beginsel op dit advies afgaan.
3.4.
De TC heeft aan zijn negatieve advies ten grondslag gelegd dat a) verweerder niet proactief heeft gereageerd op de te verwachten ontwikkelingen, b) de in maart 2010 getroffen maatregelen niet structureel zijn, c) de door de gemeente getroffen maatregelen zich vooral richten op personen met een korte afstand tot de arbeidsmarkt, omdat d) een opvallend groot aantal uitkeringsgerechtigden is vrijgesteld van de arbeidsplicht en e) omdat een gering aantal participatietrajecten is gericht op langdurig werklozen.
3.5.
De rechtbank ziet in hetgeen eiser daartegen heeft aangevoerd geen aanleiding dit deel van het deskundigenadvies niet te volgen, waarbij de rechtbank nog overweegt dat het oordeel van de TC op dit punt overeenstemt met het standpunt van de IWI. Of en, zo ja, in welke omvang dit handelen heeft bijgedragen aan het budgettekort valt uit het advies van de TC echter niet op te maken. Gelet op het bepaalde in artikel 15, vierde lid, onderdeel b, ten tweede, van de Regeling, dat een verband vereist tussen de verweten gedraging en de budgetoverstijging, heeft de rechtbank verweerder dan ook verzocht aan te geven uit welke feiten en omstandigheden kan worden afgeleid dat de door de TC benoemde aspecten van het handelen van de gemeente, bezien in de relatie tot de overstijging, als een relevante
(deel-)oorzaak van de budgetoverstijging kunnen worden aangemerkt.
3.6.
Verweerder heeft daarop in een brief van 5 november 2013 onder meer aangegeven, dat op geen enkele wijze kan worden vastgesteld hoe groot de financiële gevolgen zijn die kunnen worden toegerekend aan de gestelde gebreken in de handelwijze van de gemeente. De noodzaak om daarvan een schatting te maken zou de regeling van de IAU onuitvoerbaar maken, aldus verweerder.
3.7.
De rechtbank stelt vast dat uit het advies van de TC niet blijkt of er een relatie is tussen de aan eiser verweten gedragingen en het budgettekort over 2010. Het advies van de TC is in zoverre dan ook niet inzichtelijk. Desgevraagd heeft verweerder weliswaar gesteld dat een verband tussen het handelen van eiser en het budgettekort wordt aangenomen, maar deze stelling is niet voorzien van een uit het advies blijkende inhoudelijke onderbouwing. Integendeel, verweerder heeft aangegeven, dat op geen enkele wijze kan worden vastgesteld wat de financiële gevolgen zijn van de gestelde gebreken.
De rechtbank acht het TC-advies op dit punt te meer niet inzichtelijk omdat daarin zonder enige vorm van motivering is afgeweken van het rapport van de IWI, waarin werd geconcludeerd dat de budgetoverschrijding niet het gevolg was van handelen van de gemeente. Dat het vaststellen van een causaal verband tussen gestelde gebreken en een budgetoverschrijding, al was het maar door een goed onderbouwde en beredeneerde schatting, onmogelijk zou zijn komt de rechtbank ongeloofwaardig voor, mede in aanmerking genomen de conclusie in het rapport van de IWI.
3.8.
Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee gegeven, dat het TC-advies onvoldoende inzichtelijk is en dat verweerder, door dit advies aan zijn besluit ten grondslag te leggen, de eerdergenoemde vergewisplicht heeft geschonden. Het bestreden besluit is daardoor onzorgvuldig en berust niet op een motivering die de inhoud ervan kan dragen.
3.9
De rechtbank ziet aanleiding om verweerder op de voet van artikel 8:51a van de Awb in de gelegenheid te stellen dit gebrek te herstellen door een nieuw advies te laten uitbrengen, waarin de TC dient in te gaan op de vraag of 1) de overstijging van het budget in relevante mate het gevolg is van beleidskeuzen of handelen van de gemeente en 2) als die conclusie wordt getrokken, waarom in zoverre wordt afgeweken van het andersluidende standpunt van de IWI.

Beslissing

De rechtbank,
- heropent het onderzoek;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na de datum van verzending van deze tussenuitspraak het door de rechtbank geconstateerde gebrek in zijn besluit te corrigeren met inachtneming van hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Banda, voorzitter, mr. L.M. Tobé en
mr. drs. G. Edelenbos, leden, in aanwezigheid van mr. F. Ernens, griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan eerst hoger beroep open indien de rechtbank uitspraak op het beroep heeft gedaan.