ECLI:NL:RBOVE:2014:6488

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 december 2014
Publicatiedatum
9 december 2014
Zaaknummer
08.955507.13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in drugszaken wegens onvoldoende bewijs van opzet

Op 9 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige vrouw uit Kampen, die werd verdacht van handel in en bezit van harddrugs, alsook het helpen bij die handel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 25 november 2014 heeft de officier van justitie, mr. G.C. Pol, de vordering gedaan, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. A.S. ten Doesschate. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne en hasj in de periode van 12 oktober 2012 tot en met 24 mei 2013.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in haar woning, maar deze aanwijzingen waren onvoldoende om opzet aan te nemen. De rechtbank overwoog dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een delict niet alleen moet komen vast te staan dat de verdachte middelen of gelegenheid heeft verschaft, maar ook dat haar opzet gericht was op het gepleegde misdrijf. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de drugshandel die vanuit haar woning plaatsvond.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de onder 1 (primair en subsidiair) en 2 ten laste gelegde feiten had begaan. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door de rechters M. van Bruggen, F. van der Maden en L.J. Bosch, in aanwezigheid van griffier D.D. Drost.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.955507.13
Datum vonnis: 9 december 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1983 in Kampen,
wonende te [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 november 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. G.C. Pol en van hetgeen door de raadsvrouw van verdachte,
mr. A.S. ten Doesschate, advocaat te Zwolle, namens verdachte naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander in harddrugs heeft gehandeld, dan wel een hoeveelheid harddrugs aanwezig heeft gehad, of dat zij daarbij behulpzaam is geweest.
feit 2:samen met een ander een hoeveelheid hasj aanwezig heeft gehad.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
zij op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2012 tot en met 24 mei 2013 in de gemeente Kampen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad en/of opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, aan personen genaamd [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of een of meer andere personen, een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elke geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een (grote)
hoeveelheid GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GammaHydroxyButyraat en/of 4-Hydroxyboterzuur en/of een of meer grammen XTC-pillen en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4- methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-DMA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of GammaHydroxyButyraat en/of 4-Hydroxyboterzuur (GHB) en/of 3, 4- methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen volgen, subsidiair, dat
[medeverdachte] op één of meer verschillende tijdstippen in of omstreeks de periode van 12 oktober 2012 tot en met 24 mei 2013 in de gemeente Kampen en/of elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad, in de woning aan de [adres] te Kampen en/of opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, aan personen genaamd [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] en/of [naam 6] en/of een of meer andere personen, een (grote) hoeveelheid cocaïne, in elke geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne en/of een (grote) hoeveelheid GHB, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende GammaHydroxyButyraat en/of 4-Hydroxyboterzuur en/of een of meer grammen XTC-pillen en/of amfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende 3,4-methyleendioxymethamfetamine CMDMA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-DMA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine, zijnde cocaïne en/of GammaHydroxyButyraat en/of 4-Hydroxyboterzuur (GHB) en/of 3, 4-methyleendioxymethamfetamine (MDMA) en/of tenamfetamine (MDA) en/of N-ethyl-MDA (MDEA) en/of methamfetamine en/of amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
tot het plegen van welke misdrijf zij, verdachte, in of omstreeks de periode van 12 oktober 2012 tot en met 24 mei 2013 in de gemeente Kampen en/of elders in Nederland (telkens) opzettelijk gelegenheid en/of middelen heeft verschaft, en/of bij het plegen van welk misdrijf zij, verdachte, toen aldaar (telkens) opzettelijk behulpzaam is geweest, door (telkens) opzettelijk aan die [medeverdachte] voormelde woning ter beschikking te (blijven) stellen;
2.
zij op of omstreeks 24 mei 2013 in de gemeente Kampen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 123,1 gram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj) waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd, zijnde hasjiesj en/of hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder
1 primair en 2 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken, nu daarvoor onvoldoende bewijs is. De officier acht het onder 1 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Daartoe is, kort gezegd, betoogd dat verdachte wetenschap had van het dealen van harddrugs door haar man en dat verdachte hiertoe gelegenheid heeft geboden door haar woning beschikbaar te stellen.
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht de verdachte van de gehele tenlastelegging vrij te spreken. Daartoe is, onder meer, betoogd dat niet kan worden bewezen dat verdachte wist dat door haar man in drugs werd gehandeld en evenmin dat verdachte haar woning aan haar man ter beschikking heeft gesteld met het opzet om te handelen in drugs.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de raadsvrouw, het onder 1 primair en 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal haar daarvan vrijspreken. De rechtbank overweegt daarbij in het bijzonder dat uit de stukken niet is gebleken dat verdachte heeft gehandeld in harddrugs, noch dat zij beschikkingsmacht heeft gehad over de in haar woning aanwezige drugs.
De rechtbank overweegt met betrekking tot het onder 1 subsidiair ten laste gelegde als volgt.
Voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een bepaald delict is, kortgezegd, vereist dat niet alleen komt vast te staan dat verdachtes opzet was gericht op het verschaffen van middelen en/of gelegenheid als bedoeld in artikel 48 van het Wetboek van Strafrecht, maar tevens dat verdachtes opzet al dan niet in voorwaardelijke vorm was gericht op het door de dader gepleegde misdrijf (het gronddelict).
De rechtbank stelt vast dat verdachte de enige huurder was van de woning. Voorts stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte] de echtgenoot en de vader van de drie minderjarige kinderen van verdachte is. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard een groot deel van zijn tijd bij verdachte in de woning te hebben verbleven en in de betreffende periode vanuit de keuken in die woning drugs te hebben verhandeld. Verdachte verklaart dat ze wel vermoedens had dat haar man zich bezighield met illegale praktijken maar ontkent te hebben geweten dat er door haar man vanuit haar keuken drugs werd verhandeld.
De rechtbank constateert dat het dossier aanwijzingen bevat op grond waarvan zou kunnen worden afgeleid dat verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in haar woning dan wel – in mindere mate - van de handel in drugs vanuit haar woning, doch deze aanwijzingen zijn naar het oordeel van de rechtbank onder de hierboven gegeven omstandigheden niet zonder meer voldoende om vorenbedoelde vormen van opzet te kunnen aannemen, waarbij met name opzet op het gronddelict niet bewezen kan worden. De rechtbank zal verdachte derhalve eveneens vrijspreken van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 (primair en subsidiair) en 2 is tenlastegelegd en zal haar daarvan zal vrijspreken.

5.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak
- verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. L.J. Bosch, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 9 december 2014.
Mr. Bosch voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.