Op 9 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, uitspraak gedaan in de zaak tegen een 30-jarige vrouw uit Kampen, die werd verdacht van handel in en bezit van harddrugs, alsook het helpen bij die handel. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 25 november 2014 heeft de officier van justitie, mr. G.C. Pol, de vordering gedaan, terwijl de verdediging werd gevoerd door mr. A.S. ten Doesschate. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk aanwezig hebben van een grote hoeveelheid cocaïne en hasj in de periode van 12 oktober 2012 tot en met 24 mei 2013.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er aanwijzingen waren dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van drugs in haar woning, maar deze aanwijzingen waren onvoldoende om opzet aan te nemen. De rechtbank overwoog dat voor een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan een delict niet alleen moet komen vast te staan dat de verdachte middelen of gelegenheid heeft verschaft, maar ook dat haar opzet gericht was op het gepleegde misdrijf. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de drugshandel die vanuit haar woning plaatsvond.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat zij de onder 1 (primair en subsidiair) en 2 ten laste gelegde feiten had begaan. De rechtbank heeft daarom besloten om de verdachte vrij te spreken van alle beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door de rechters M. van Bruggen, F. van der Maden en L.J. Bosch, in aanwezigheid van griffier D.D. Drost.