ECLI:NL:RBOVE:2014:6439

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 december 2014
Publicatiedatum
5 december 2014
Zaaknummer
08/730467-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met gevolg van letsel

Op 5 december 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan poging tot zware mishandeling. De verdachte heeft op 24 augustus 2014 in Enschede een blikje naar een fietser gegooid, waardoor deze ten val kwam. Vervolgens heeft de verdachte het slachtoffer meermalen met kracht tegen het hoofd geschopt terwijl het slachtoffer op de grond lag. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet kon worden veroordeeld voor poging tot doodslag, omdat er geen bewijs was voor (voorwaardelijk) opzet op de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte echter wel schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, omdat het schoppen tegen het hoofd van het slachtoffer een aanmerkelijke kans op zwaar lichamelijk letsel met zich meebracht.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is als bijzondere voorwaarde opgelegd dat de verdachte zich moet laten begeleiden door de Reclassering. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, het slachtoffer, toegewezen tot een bedrag van € 1.781,35, te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt voor rechtsbijstand en de executie van het vonnis. De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de teruggave van inbeslaggenomen goederen gelast.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/730467-14
Datum vonnis: 5 december 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1994 in Amersfoort,
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in P.I. Almelo, HvB “de Karelskamp” in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 21 november 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier
van justitie mr. A. Hermelink en van hetgeen door de verdachte en zijn raadsvrouw
mr. F. Tosun, advocaat te Almere, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
(primair)heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel
(subsidiair)[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht dan wel
(meer subsidiair)heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 24 augustus 2014 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet een blikje, althans een voorwerp, in de richting van die (fietsende) [slachtoffer] heeft gegooid, tengevolge waarvan die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen en/of, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag - die [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen diens hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2014 te Enschede aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een of meer kaakfractuur/-fracturen), heeft toegebracht, door opzettelijk een blikje, althans een voorwerp, in de richting van die (fietsende) [slachtoffer] te gooien, tengevolge waarvan die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen en/of, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag - die [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen diens hoofd te schoppen/trappen;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, ter zake dat
hij op of omstreeks 24 augustus 2014 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet een blikje, althans een voorwerp, in de richting van die (fietsende) [slachtoffer] heeft gegooid, tengevolge waarvan die [slachtoffer] (hard) ten val is gekomen en/of, terwijl die [slachtoffer] op de grond lag - die [slachtoffer] eenmaal of meermalen (met kracht en/of met geschoeide voet) tegen diens hoofd heeft
geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Aan het voorwaardelijk strafdeel dient een meldplicht als bijzondere voorwaarde te worden gekoppeld.
Voorts heeft de officier van justitie toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] tot een bedrag van € 1.781,35 gevorderd met daarbij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de primair tenlastegelegde poging tot doodslag. Verdachte heeft door zijn handelen, te weten het schoppen tegen het hoofd van [slachtoffer], bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [slachtoffer] zou komen te overlijden en daarmee aldus opzet gehad op de dood van [slachtoffer].
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich -conform de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitaantekeningen- op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair, subsidiair en meer subsidiair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. De verdediging stelt dat verdachte geen (al dan niet voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood dan wel het zwaar lichamelijk letsel van [slachtoffer]. De verdediging acht het niet aannemelijk dat [slachtoffer] komt te overlijden dan wel zwaar lichamelijk letsel oploopt als gevolg van het feit dat er een blikje in zijn richting wordt gegooid.
Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het letsel van [slachtoffer] niet door verdachte maar door de val van de fiets is veroorzaakt gekomen.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Op 24 augustus 2014 is verdachte samen met zijn moeder op de Wenninkgaarde richting het Willem Wilminkplein in Enschede gelopen. Verdachte was boos en heeft een blikje in de richting van de fietsende [slachtoffer] gegooid. [slachtoffer] is ten val gekomen en blijft op de grond liggen. Verdachte is op [slachtoffer] afgelopen en heeft [slachtoffer] meermalen met kracht en geschoeide voet tegen het hoofd geschopt. [slachtoffer] heeft zich proberen te beschermen tegen de schoppen tegen zijn hoofd. De moeder van verdachte heeft niet ingegrepen toen verdachte tegen het hoofd van [slachtoffer] heeft geschopt. Verdachte is vervolgens samen met zijn moeder weggelopen in de richting van de Molenstraat in Enschede.
Getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn naar [slachtoffer] toegelopen. [getuige 1] heeft 112 gebeld. Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] zijn ter plaatse gekomen. [slachtoffer] is overgebracht naar het ziekenhuis Medisch Spectrum Twente. Verdachte is vervolgens aangehouden. Uit de geneeskundige verklaring en foto’s van het letsel van [slachtoffer] is gebleken dat [slachtoffer] een gebroken jukbeen en een gebroken bovenkaak heeft opgelopen.
Poging tot doodslag
De rechtbank is van oordeel dat niet kan worden bewezen dat verdachte (voorwaardelijk) opzet had op de dood van [slachtoffer], omdat niet de aanmerkelijke kans bestaat dat een persoon komt te overlijden wanneer een blikje in zijn richting wordt gegooid. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het primair tenlastegelegde.
Zware mishandeling
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of er causaal verband kan worden vastgesteld tussen de gebroken kaak van [slachtoffer] en het schoppen van verdachte tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer].
De rechtbank is van oordeel dat de stelling van de verdediging dat [slachtoffer] mogelijk ten gevolge van de val van zijn fiets een gebroken kaak heeft opgelopen niet onaannemelijk is. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen dat de gebroken kaak van [slachtoffer] het gevolg is van het handelen van verdachte. De rechtbank zal de verdachte daarom vrijspreken van het subsidiair tenlastegelegde.
Poging zware mishandeling
Verdachte heeft [slachtoffer], terwijl deze op de grond lag, met geschoeide voet tegen het hoofd geschopt. Door getuigen is verklaard dat deze schoppen met kracht gepaard gingen en dat [slachtoffer] zijn hoofd heeft beschermd met zijn armen.
Het met kracht met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd brengt naar algemene ervaringsregels een aanmerkelijke kans met zich mee dat iemand daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Door aldus te handelen heeft verdachte zich willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat hij [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Deze geweldshandelingen zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank acht het meer subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
5.3
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair en subsidiair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 24 augustus 2014 te Enschede ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet terwijl die [slachtoffer] op de grond lag - die [slachtoffer] met kracht met geschoeide voet tegen diens hoofd heeft geschopt/getrapt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 302 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: poging tot zware mishandeling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot zware mishandeling door het slachtoffer meermalen tegen het hoofd te schoppen. De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf en de hoogte hiervan allereerst rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde feit in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komen in hierop gestelde wettelijke strafmaxima. Ook heeft de rechtbank rekening gehouden met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de oriëntatiepunten van Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht betrokken. Voor zware mishandeling door middel van het één of meermalen schoppen/trappen tegen het hoofd, geldt als oriëntatiepunt een gevangenisstraf van zes maanden. Voor een poging dient de in het oriëntatiepunt genoemde straf in z’n algemeenheid te worden verlaagd met één derde.
Voorts houdt de rechtbank rekening met de inhoud van het reclasseringsrapport van
13 november 2014, opgesteld door B.J.M. Eijssink, reclasseringswerker. Verdachte is een 19-jarige man die momenteel veel onrust ervaart in zijn leven op verschillende gebieden, te weten huisvesting, contact met zijn moeder maar ook met zijn oom en tante en fysieke klachten naar aanleiding van een verkeersongeval. De reclassering heeft de indruk dat verdachte het op dit moment zelfstandig in zijn leven niet helemaal redt en daar wel enige begeleiding bij zou kunnen gebruiken. De reclassering is van mening dat deze begeleiding gericht moet zijn op huisvesting, dagbesteding, financiën, emotionele gesteldheid en agressie. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, met daaraan gekoppeld de meldplicht als bijzondere voorwaarde.
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat verdachte volgens het uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 16 oktober 2014 in het verleden niet eerder is veroordeeld ter zake van een geweldsdelict.
Alles afwegende acht de rechtbank een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank zal de proeftijd op twee jaren stellen. De deels voorwaardelijke straf die zal worden opgelegd, dient mede als waarschuwing voor verdachte om zich voortaan van het plegen van delicten te onthouden. De rechtbank ziet, gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, aanleiding om aan de deels voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden te verbinden dat verdachte zich zal houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de reclassering met een meldplicht.
8.2
De inbeslaggenomen voorwerpen
De rechtbank zal de teruggave aan verdachte gelasten van een paar inbeslaggenomen schoenen van het merk Adidas ZX Flux.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert - na vermindering van de vordering ter terechtzitting - veroordeling van de verdachte tot betaling van
€ 1.781,35, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd.
Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • eigen risico € 159,52;
  • tandartskosten € 121,83;
  • immateriële schade € 1.500,00.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
De raadsvrouw heeft primair verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn niet betwist en voldoende onderbouwd. De rechtbank zal het gevorderde daarom toewijzen tot een bedrag van € 1.781,35, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd tot aan de dag der algehele voldoening. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het feit is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder meer subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [woonplaats] aan de [adres] van een bedrag van € 1.781,35 (duizend zevenhonderd eenentachtig euro en vijfendertig eurocent), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 augustus 2014, tot aan de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen;
de inbeslaggenomen voorwerpen
- gelast de teruggave aan veroordeelde van een paar inbeslaggenomen schoenen van het merk Adidas ZX Flux;
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis op met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk wordt aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.H. van der Lecq, voorzitter, mr. G.J. Stoové en mr. A.A. J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 december 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer PL05QB 2014085875. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van aangifte van aangever [slachtoffer] van 25 augustus 2014, pagina’s 3 en 4, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van aangever:
Ik doe aangifte van zware mishandeling dan wel poging doodslag. Ik heb niemand het recht of de toestemming gegeven mij zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Op 24 augustus 2014 lag ik in Enschede op de grond. Daarna werd ik wakker in het ziekenhuis. In het ziekenhuis bleek ik mijn kaak gebroken te hebben.
2.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 25 augustus 2014, pagina’s 12 t/m 14, in onderling verband en in samenhang bezien met het opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van 17 november 2014 door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 24 augustus 2014 liepen mijn vriend, [getuige 2], en ik in Enschede. Ik zag dat een fietser ons tegemoet fietste. Ik zag een jongeman en een vrouw lopen. Ik zag dat iets lichts en kleins over de straat heen vloog. Direct nadat ik dat iets voorbij zag flitsen zag ik dat de fietser viel. Ik zag dat de jongeman samen met de oudere vrouw naar het slachtoffer liep. Ik zag dat de jongeman boos was. Hij was aan het vloeken en aan het schelden op het slachtoffer. Ik zag dat de jongeman het slachtoffer begon te trappen tegen zijn hoofd, meerdere keren. De dader stond naast het hoofd van de fietser. De jongeman heeft een keer of 10 tegen het hoofd van de fietser getrapt. De vrouw die bij de jongen hoorde stond er gewoon bij en deed niks. Toen het was gebeurd liep de jongen weg richting spoor. Toen hij werd geschopt probeerde de fietser zich te beschermen met zijn armen. Ik heb 112 gebeld.
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] van 27 augustus 2014, pagina’s 19 t/m 21, in onderling verband en in samenhang bezien met het opgemaakte proces-verbaal van verhoor getuige van 17 november 2014 door de rechter-commissaris strafzaken in de rechtbank Overijssel, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 24 augustus 2014 liep ik samen met mijn vriendin, [getuige 1], in Enschede. Ik zag dat een fietser mij tegemoet fietste. Ik zag dat een donkere jongen iets wits gooide. Vlak hierna viel de fietser op de grond. Deze donkere jongen kwam samen met een vrouw ons tegemoet lopen. De donkere jongen begon de fietser direct na de val te trappen. Hij trapte de fietser rond de nekstreek, kaak en kin. Ik heb gezien dat hij in de richting van de kaak en kin schopte. De vrouw bij de donkere jongen deed niks. De jongen heeft de fietser meerdere malen geschopt. De fietser probeerde zich te verweren met zijn armen. Toen het trappen was gestopt liep de dader samen met de vrouw richting de Molenstraat.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] van 26 augustus 2014, pagina 15 t/m 18, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven, als verklaring van de getuige:
Op 24 augustus 2014 kregen mijn zoon, genaamd [verdachte], en een man op de fiets een woordenwisseling. Mijn zoon gooide met een vol blikje cola naar de man op de fiets.
5.
Een proces-verbaal verhoor verdachte, inhoudende de door verdachte afgelegde verklaring, zakelijk weergegeven:
Op 24 augustus 2014 was ik samen met mijn moeder in Enschede. Ik heb een blikje cola van mij afgegooid. Een man op de fiets viel op de grond. Ik heb de man twee of drie keer tegen de schouder getikt met mijn linkervoet.