ECLI:NL:RBOVE:2014:630

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 februari 2014
Publicatiedatum
11 februari 2014
Zaaknummer
C/08/149751 / KG ZA 13-458
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • E.V.A. Groener
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot nakoming alimentatieovereenkomst en autokostenvergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de vrouw, eiseres, een kort geding aangespannen tegen de man, gedaagde, met betrekking tot de nakoming van een alimentatieovereenkomst en de betaling van autokosten. De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat de man een bijdrage van € 275,- per kind per maand verschuldigd is voor de kosten van verzorging en opvoeding van hun twee kinderen. Daarnaast is de man verplicht om de autokosten van de vrouw te betalen op basis van een overeenkomst uit 2010. De vrouw vordert dat de man wordt veroordeeld tot nakoming van deze overeenkomsten en tot betaling van achterstallige termijnen. De man heeft de vorderingen betwist en zich beroepen op verrekening, maar dit beroep is door de voorzieningenrechter afgewezen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat partijen een affectieve relatie hebben gehad en dat de vrouw de zorg voor de kinderen op zich heeft genomen. De man heeft in het verleden een bijdrage van € 275,- per kind per maand betaald, maar heeft deze betalingen stopgezet toen de kinderen bij de vrouw gingen wonen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat de vrouw een spoedeisend belang heeft bij de gevorderde voorzieningen en dat de man toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen. De rechtbank heeft de vorderingen van de vrouw toegewezen en de man veroordeeld tot betaling van de alimentatie en autokosten, evenals een voorschot op de achterstallige betalingen.

De voorzieningenrechter heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de affectieve relatie tussen partijen. De uitspraak is gedaan op 5 februari 2014 in Almelo, waarbij de voorzieningenrechter heeft bepaald dat de man binnen vier weken na betekening van het vonnis moet voldoen aan de betalingsverplichtingen.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team familierecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummer: C/08/149751 / KG ZA 13-458
datum vonnis: 5 februari 2014
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Overijssel, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:

[eiseres],

wonende te [woonplaats],
eiseres,
verder te noemen de vrouw,
advocaat: mr. S.L. Geeraths te Almelo,
tegen

[gedaagde],

wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verder te noemen de man,
advocaat: mr. L.J.A. Eshuis-Nijmeijer te Wierden.

Het procesverloop

De vrouw heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 29 januari 2014. Ter zitting zijn verschenen: de vrouw, bijgestaan door mr. Geeraths en de man vergezeld door mr. Eshuis-Nijmeijer. De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.

De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing

In deze zaak staat het navolgende vast.
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit die relatie zijn geboren:
- [minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
-[minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
Partijen zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
De relatie is medio 2010 geëindigd. Partijen hebben de familierechtelijke en vermogensrechtelijke gevolgen van die beëindiging vastgelegd in een vaststellingsovereenkomst.
De kinderen hebben hun hoofdverblijfplaats bij de vrouw. [minderjarige 1] heeft in de periode van december 2011 tot mei 2013 bij de man gewoond.
De vrouw stelt dat partijen ten tijde van de beëindiging van de relatie geen overeenstemming hebben bereikt over de door de man te betalen kinderalimentatie. De man heeft vanaf medio 2010 een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] van € 275,- per kind per maand betaald. De vrouw vond die bijdrage te laag en zij heeft de man een aantal keren verzocht om een hogere bijdrage te voldoen. De man wenste echter niet meer te betalen dan € 275,- per kind per maand. Toen [minderjarige 1] bij de man is gaan wonen, is de man gestopt met het betalen van een bijdrage voor [minderjarige 1]. Vanaf mei 2013 woont [minderjarige 1] weer bij de vrouw, maar de man weigert sindsdien een bijdrage ten behoeve van [minderjarige 1] te betalen. Ook is hij met ingang van november 2013 gestopt met het betalen van de kinderalimentatie voor [minderjarige 2]. De man beroept zich ten onrechte op verrekening. Het is juist dat de vrouw de kinderbijslag voor [minderjarige 1] heeft ontvangen toen [minderjarige 1] bij de man woonde, maar zij betaalde ook toen nog steeds het grootste deel van de kosten van [minderjarige 1]. Zij stelt voorts dat partijen op
6 december 2010 zijn overeengekomen dat, zolang partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie, de man de benzine, de motorrijtuigenbelasting en de premie autoverzekering (verder: de autokosten) voor de auto van de vrouw zou betalen, zonder enige verrekening nadien. De man is al in 2011 gestopt met het betalen van de motorrijtuigen-belasting. Vanaf december 2013 betaalt ook hij de premie autoverzekering niet meer. De vrouw was daarvan niet op de hoogte. Omdat de auto van de vrouw niet meer verzekerd was, heeft zij een administratieve sanctie opgelegd gekregen van € 397,-.
De vrouw vordert te bepalen - uitvoerbaar bij voorraad - dat de man gehouden is tot nakoming van de alimentatieovereenkomst tussen partijen, inhoudende dat de man € 275,- per kind per maand aan de vrouw dient te voldoen vanaf 1 mei 2013. Voorts verzoekt zij te bepalen dat de man gehouden is tot nakoming van de overeenkomst van 6 december 2010, inhoudende dat de man gehouden is om € 99,61 per maand terzake de premie autoverzekering en € 33,- per maand terzake de motorrijtuigenbelasting te voldoen.
Tot slot vordert zij te bepalen dat de man bij wege van voorschot € 4.318,06 terzake achterstallige alimentatie, achterstallige vervoerskosten en de boete van de Rijksdienst voor het Wegverkeer aan haar dient te voldoen.
De man erkent dat hij met de vrouw is overeengekomen dat hij de autokosten van de vrouw zou betalen zolang zij geen overeenstemming zouden bereiken over de definitief door de man te betalen onderhoudsbijdrage voor de kinderen. Primair betwist hij echter het gestelde spoedeisende belang. De auto is op 1 november 2011 op de naam van de vrouw gesteld. De man heeft sindsdien de premie autoverzekering en de motorrijtuigenbelasting niet meer betaald. De vrouw heeft de man er vóór deze procedure niet op aangesproken dat hij de motorrijtuigenbelasting sinds 2011 niet meer voldeed. De benzinekosten heeft de man wel altijd voldaan. De man stelt dat hij op vrijwillige basis een kinderalimentatie van
€ 275,- per kind per maand is gaan betalen, omdat partijen het met elkaar niet eens konden worden over de hoogte van de kinderalimentatie. Totdat [minderjarige 1] bij hem is komen wonen heeft hij die bijdrage ook voldaan. De man erkent dat hij geen bijdrage voor [minderjarige 1] heeft betaald nadat [minderjarige 1] weer bij de vrouw is gaan wonen. Hij stelt hierover dat de vrouw ten onrechte de kinderbijslag voor [minderjarige 1] heeft ontvangen toen [minderjarige 1] bij hem woonde. De bijdrage voor [minderjarige 2] over november 2013 is niet betaald, omdat de man toen onvoldoende saldo op zijn rekening had staan. De bijdrage voor [minderjarige 2] over december 2013 is wel betaald. De man stelt niets aan de vrouw verschuldigd te zijn.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de verzochte voorzieningen kunnen worden toegewezen als hierna te melden. Hij acht hiervoor het volgende van belang.
Tussen partijen is niet in geschil dat zij met elkaar zijn overeengekomen dat de man de autokosten van de vrouw voor zijn rekening zou nemen, zolang partijen geen overeenstemming hebben bereikt over de door de man te betalen kinderalimentatie. De vrouw heeft ter staving van haar stelling een kopie van de tussen partijen gesloten overeenkomst overgelegd. De inhoud van die overeenkomst heeft de man niet betwist.
De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van de man dat de man er vanuit mocht gaan dat de vrouw sinds de tenaamstelling van de auto op haar naam de autokosten zelf voor haar rekening zou nemen. Uit de overeenkomst blijkt niet dat een wijziging in de tenaamstelling de man van zijn verplichting tot betaling van de autokosten ontslaat.
De vrouw heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat partijen nog steeds geen overeenstemming hebben bereikt over de door de man te betalen kinderalimentatie. De man heeft sinds medio 2010 weliswaar een onderhoudsbijdrage van € 275,- per kind per maand betaald, maar de vrouw heeft onweersproken gesteld dat zij de man een groot aantal keren tevergeefs heeft verzocht om een hogere bijdrage. De vrouw wenste een kinderalimentatie van in totaal € 850,- per maand. De man wilde niet meer betalen dan € 275,- per kind per maand. Dat de vrouw de betalingen van de man van € 275,- per maand heeft geaccepteerd, impliceert niet dat partijen overeenstemming hebben bereikt over de hoogte van de kinderalimentatie. De onderhoudsbijdragen van de man moeten worden aangemerkt als voorlopige bijdragen in afwachting van een nadere overeenstemming of een rechterlijke vaststelling. De rechtbank begrijpt dat partijen nog steeds met elkaar van mening verschillen over de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding.
Omdat er in deze procedure van uit moet worden gegaan dat partijen nog steeds geen overeenstemming hebben bereikt over de kinderalimentatie, is de man op basis van de overeenkomst van 6 december 2010 nog steeds gehouden om de autokosten van de vrouw te voldoen. De man heeft niet betwist dat hij de motorrijtuigenbelasting sinds 2011 niet meer betaalt en dat hij de premie autoverzekering vanaf december 2013 niet meer betaalt. Voorshands is dan ook voldoende aannemelijk geworden dat de man toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van 6 december 2010 en er een achterstand in de betalingen is ontstaan.
Voorts is de voorzieningenrechter van oordeel dat bij de vrouw een gerechtvaardigd vertrouwen is ontstaan dat de man minimaal € 275,- per maand zou bijdragen in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, ook nadat [minderjarige 1] weer bij de vrouw is gaan wonen. De man heeft immers tot het moment dat [minderjarige 1] bij hem is gaan wonen een bijdrage van € 275,- per maand per kind voldaan ten behoeve van [minderjarige 1]. De vrouw mocht erop vertrouwen dat de man die bijdrage weer zou voldoen toen [minderjarige 1] weer bij haar kwam wonen. Te meer nu de man voor [minderjarige 2] nog wel een bijdrage voldeed van € 275,- per maand. De man heeft erkend dat hij geen bijdrage meer voor [minderjarige 1] heeft voldaan nadat hij weer bij de vrouw is gaan wonen en dat hij de onderhoudsbijdrage voor [minderjarige 2] over november 2013 eveneens niet heeft voldaan. Hiermee is voldoende komen vast te staan dat er een achterstand in de betalingen van de verschuldigde kinderalimentatie is ontstaan.
De vrouw heeft dan ook een gerechtvaardigd en spoedeisend belang bij toewijzing van de gevraagde voorzieningen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat vorderingen tot betaling van geldbedragen naar hun aard spoedeisend zijn, zodat de vrouw in haar vordering tot voldoening van een voorschot op de achterstallige betalingen kan worden ontvangen. Het verweer van de man op dit punt dient dan ook te worden verworpen.
Aan het beroep op verrekening van de man gaat de voorzieningenrechter ook voorbij.
De bevoegdheid tot verrekening wordt gemotiveerd betwist door de vrouw. Zij heeft onweersproken gesteld dat zij ook toen [minderjarige 1] bij de man woonde, vrijwel alle kosten van verzorging en opvoeding, zoals bijvoorbeeld de ziektekosten, kleding, schoeisel, de kapper en dergelijke, van [minderjarige 1] voor haar rekening genomen. Ter bestrijding van die kosten heeft zij onder meer de kinderbijslag gebruikt. Door deze gemotiveerde betwisting is het beroep op verrekening niet eenvoudig vast te stellen. In deze procedure dient dan ook aan dit beroep te worden voorbijgegaan.
De man heeft de berekening van de vrouw van het gevorderde voorschot van in totaal
€ 4.318,06 niet weersproken, zodat de voorzieningenrechter uitgaat van de juistheid van die berekening. Op dit voorschot brengt de voorzieningenrechter de gevorderde administratieve sanctie van € 397,- in mindering. Voor toewijzing van dit voorschot acht de voorzieningenrechter in deze procedure geen plaats. Hierdoor resteert een toewijsbare vordering van in totaal € 3.921,06. De voorzieningenrechter zal bepalen dat de man dit voorschot binnen een termijn van vier weken na betekening van dit vonnis zal hebben te voldoen.
De voorzieningenrechter gaat voorbij aan het door de man gestelde restitutierisico. De man heeft zijn stelling hierover onvoldoende onderbouwd. Bovendien gaat het voor een groot deel om betaling van een achterstallige bijdrage in door de vrouw gemaakte kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen van partijen.
De rechtbank zal de proceskosten compenseren nu partijen een affectieve relatie hebben gehad en de procedure onder meer de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de hieruit geboren minderjarige betreft.

De beslissing

De voorzieningenrechter:
1.
Bepaalt dat de man gehouden is tot nakoming van de alimentatieovereenkomst tussen partijen, inhoudende dat de man € 275,- (tweehonderd vijfenzeventig euro) per kind per maand aan de vrouw dient te voldoen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] totdat daarover in de reeds door de vrouw aanhangig gemaakte bodemprocedure is beslist.
2.
Bepaalt dat de man gehouden is tot nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst van 6 december 2010, inhoudende dat de man gehouden is om naast de benzinekosten een bedrag van € 99,61 (negenennegentig 61/100) per maand te voldoen wegens premie autoverzekering en een bedrag van € 33,- (drieëndertig euro) per maand wegens motorrijtuigenbelasting.
3.
Veroordeelt de man om binnen vier weken na betekening van dit vonnis als voorschot aan de vrouw te voldoen een bedrag van € 3.921,06 (drieduizend negenhonderdeenentwintig 06/100 euro).
4.
Compenseert de kosten van dit geding in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
5.
Verklaart de onderdelen 1 tot en met 3 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
6.
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. E.V.A. Groener, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 5 februari 2014, in tegenwoordigheid van
G.M. Keupink, griffier.