4.3.Ten aanzien van de vraag of het, gelet op de proceskansen en -risico’s over en weer in de hoofdzaak, een verantwoorde keus van Wavin is geweest om tegen de door haar genoemde condities een schikking met Dywidag over een te komen
4.3.1.Wavin heeft bij conclusie van repliek in vrijwaring - voor zover van belang - de navolgende gedingstukken uit de hoofdzaak in het geding gebracht:
- de dagvaarding van Dywidag;
- de conclusie van antwoord in conventie tevens eis in reconventie van Wavin;
- de conclusie van repliek in conventie tevens antwoord in reconventie van Dywidag;
- de conclusie van dupliek in conventie tevens repliek in reconventie van Wavin;
- de conclusie van dupliek in reconventie van Dywidag;
- de akte uitlating productie van Wavin.
4.3.2.Na het nemen van voormelde akte hebben partijen in de hoofdzaak op verzoek van Dywidag gepleit. Vervolgens is de hoofdzaak doorgehaald. De stukken, betrekking hebbend op het pleidooi zijn door Wavin niet (meer) in het geding gebracht, Picenum heeft daar - hoewel daartoe voldoende in de gelegenheid te zijn geweest - ook niet om verzocht.
De rechtbank zal dan ook aan de hand van de onder 4.3.1 genoemde gedingstukken, in het licht van hetgeen Wavin en Picenum daarover in de vrijwaringsprocedure naar voren hebben gebracht, de proceskansen en -risico’s beoordelen.
4.3.3.In de hoofdzaak heeft Dywidag in conventie, voor zover van belang, betaling gevorderd van (primair):
- € 8.812.513,81, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 17 juni 2010, ter zake van schadevergoeding;
- € 1.354.554,07, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, ter zake van terugbetaling koopsom;
- € 47.339,30, vermeerderd met de wettelijke rente daarover, eveneens ter zake van schadevergoeding (kosten rapporten Schiffers en Tüv).
4.3.4.Aan de vorderingen heeft Dywidag - samengevat - het navolgende ten grondslag gelegd.
In het kader van een raamovereenkomst heeft Dywidag bij Wavin bestellingen geplaatst voor levering van pijpen en fittingen;
Op de raamovereenkomst is Duits recht met uitsluiting van het Weens Koopverdrag van toepassing, gelet op de daarin vervatte rechtskeuze. Indien in rechte het bestaan van deze raamovereenkomst niet kan worden aangenomen, dan geldt dat op de deelleveringen aan Dywidag de algemene voorwaarden van Dywidag van toepassing zijn. Dat Wavin op haar eigen nota’s en facturen heeft verwezen naar haar eigen algemene voorwaarden, doet hieraan niet af. Uit artikel 19 van het Weens Koopverdrag volgt dat de zogeheten “Last Shot Theory” van toepassing is en dat leidt tot toepasselijkheid van de algemene voorwaarden van Dywidag en tot uitsluiting van de algemene voorwaarden van Wavin. De algemene voorwaarden van Dywidag bevatten eveneens een rechtskeuze voor Duits recht, met uitsluiting van het Weens Koopverdrag.
Zowel uit de correspondentie tussen Wavin en Dywidag - waarin Wavin zulks erkent - als uit het rapport Schiffers, volgt dat Wavin niet deugdelijk heeft gepresteerd. Bij de eerste leveringen is gebleken van lekkages, hetgeen ertoe heeft geleid dat elke rioolstreng meerdere keren is opgegraven, getest en vervangen.
Voorts bleken de pijpen van de tweede levering ondeugdelijk. Aangezien daarover discussie ontstond, is in onderling overleg besloten het Tüv in te schakelen. Het Tüv heeft geconstateerd dat de pijpen ernstige gebreken vertoonden.
Dywidag heeft Wavin aansprakelijk gesteld voor de geleden schade; zij heeft voorts bij brief van 27 april 2011 de overeenkomst met Wavin ontbonden.
Op grond van artikel 280 lid 1 BundesGesetzBuch (BGB) heeft Dywidag recht op schadevergoeding naast nakoming. Er is niet gebleken van gronden waaruit volgt dat Wavin niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de gebreken.
Voor wat betreft de eerste leveringen bestaat de schade uit:
a. de kosten en vertragingen die vóór het aanbrengen van de materialen is ontstaan in verband met materiaaltests en inspecties;
b. de kosten en vertragingen die het gevolg zijn van het feit dat reeds aangebrachte materialen dienden te worden verwijderd en opnieuw moesten worden aangebracht.
Voor wat betreft de tweede levering geldt dat Dywidag op grond van artikelen 437 punt 3, juncto 440 en 281 BGB schadevergoeding in plaats van levering kan vorderen. Daaruit volgt dat de koopsom en de overige schade voor vergoeding in aanmerking komen.
7. Voor het geval het Weens Koopverdrag van toepassing is, geldt dat Wavin in strijd heeft gehandeld met artikel 35 CISG; de zaken waren niet geschikt voor de doeleinden waarvoor zij in het algemeen worden gebruikt. Van pijpen en verbindingen bedoeld voor riolering mag immers worden verwacht dat zij waterdicht zijn, en dat waren zij niet. Dat brengt mee dat Dywidag de rechten, genoemd in artikel 45 CISG kan uitoefenen.
8. Daarnaast heeft Wavin door haar gegeven garanties geschonden.
4.3.5.Het verweer van Wavin komt op het volgende neer.
Op de overeenkomsten tussen Dywidag en Wavin zijn de algemene voorwaarden van Wavin van toepassing. In de ‘Budget Quotations’ van 17 november 2009, 16 februari 2010 en 19 februari 2010 (deze laatste ziet op de ‘advanced delivery’) is opgenomen dat de algemene voorwaarden van Wavin van toepassing zijn. Wavin heeft de algemene voorwaarden van Dywidag en de “Minutes of Contract Negotiations” van 16 februari 2010 nimmer ontvangen. De Purchase Orders ITL 70003 en 70003A van 25 februari 2010 en 15 maart 2010 (gecorrigeerd op 19 maart 2010) van Dywidag zijn gefaxt, waardoor de op de achterzijde afgedrukte voorwaarden van Dywidag op dat moment niet zijn ontvangen. De Pro forma Invoices van Wavin van 15 en 18 maart 2010 bevatten wederom een verwijzing naar de algemene voorwaarden van Wavin. Hetzelfde geldt voor de Purchase Orders ITL 10004, ITL 10005, ITL 10011 en ITL 10010 in juli 2010 en de daarmee corresponderende Pro Forma Invoices.
Uit de ondertekening door Wavin van de Purchase Order op 23 maart 2010 kan niet aanvaarding van de algemene voorwaarden van Dywidag door Wavin worden afgeleid, aangezien deze ondertekende Purchase Order tezamen met de Pro Forma Invoices (met een verwijzing naar de algemene voorwaarden van Wavin) aan Dywidag zijn gezonden.
Voor wat betreft de “advanced delivery” zijn de problemen met de fittingen en ringen door Wavin/Picenum op adequate wijze opgelost. De juistheid van de conclusies in het door Dywidag in het geding gebrachte ‘Schiffers’-rapport wordt door Wavin bestreden.
Er is geen overeenstemming bereikt over een kaderovereenkomst; Wavin heeft niet ingestemd met de door Dywidag toegezonden ‘minutes of contract’ d.d. 12 mei 2010 terwijl Dywidag niet heeft ingestemd met de ten aanzien van dit contract voorgestelde wijzigingen.
De orders ITL 10004, ITL 10005, ITL 10011 en ITL 10010 zijn door een onafhankelijke instantie (SGS) getest en akkoord bevonden. Naar aanleiding van door Dywidag geuite klachten is snel en adequaat gereageerd en zijn de problemen opgelost.
Op de Purchase Orders ITL 10013A en ITL 10013B (beide aan Wavin gezonden op 12 augustus 2010 en tezamen later vervangen door ITL 10013, door Wavin ontvangen op 30 september 2010, de ‘Big Order’) is vermeld dat er een garantieperiode is van één jaar en dat de “supplier” aansprakelijk is voor “defects according to the rules”, waarbij beschadigde pijpen en fittingen opnieuw zouden worden vervangen. Algemene voorwaarden zijn door Dywidag wederom niet ter hand gesteld. De op deze levering betrekking hebbende ‘budget quotation’ van 16 februari 2010 bevat een verwijzing naar de algemene voorwaarden van Wavin, evenals de op 28 september 2010 aan Dywidag gezonden Pro Forma Invoice. De deelleveringen (van de voorgenomen 9 deelleveringen zijn er daadwerkelijk 8 uitgevoerd) in de periode van 28 september 2010 tot en met 24 november 2010 zijn door SGS deels gecontroleerd, en voor zover gecontroleerd, in orde bevonden. Tüv Süd heeft de fittingen gecontroleerd en in orde bevonden. De klachten met betrekking tot de deelleveringen zijn door Picenum en Wavin op de juiste wijze geredresseerd.
Voor zover sprake is van een ‘battle of forms’ moet, op grond van het Weens Koopverdrag worden uitgegaan van de ‘last-shot-theory’ en zijn dus de algemene voorwaarden van Wavin van toepassing.
Gelet op het in de algemene voorwaarden van Wavin voorkomende exoneratiebeding is Wavin slechts gehouden tot reparatie over te gaan dan wel nieuw materiaal ter beschikking te stellen bij gebreken in het geleverde materiaal. Aan die verplichting heeft zij voldaan, zodat van wanprestatie niet is gebleken. Blijkens de algemene voorwaarden van Wavin is zij niet toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van haar verbintenissen.
4.3.6.De rechtbank oordeelt als volgt. Tussen partijen is niet in geschil dat:
- op 16 februari 2010 overleg over een raamovereenkomst heeft plaatsgevonden;
- op 6 april 2010 Dywidag aan Wavin een afschrift van “minutes of contract” heeft gezonden;
- Wavin bij e-mail van 11 mei 2010 een aantal wijzigingen heeft voorgesteld;
- Dywidag op 12 mei een gewijzigde “minutes of contract” heeft gemaild, waarbij een deel van de door Wavin voorgestelde wijzigingen is overgenomen;
- Bij e-mail van 19 mei 2010 Wavin aan Dywidag bericht: “We can’t accept the Payment Condition. Therefore we can’t sign the Contract right now until you can agree as we sent you. Picenum Plast can’t accept a 5% payment after two (2) years”;
- Bij e-mail van 2 juni 2010 heeft Wavin aan Dywidag bericht: “Picenum Plast can agree with a Bank Guarantee for 5%, valid for 12 months” en “Please change the draft contract and send it over to us next week”;
- Dywidag heeft aan Wavin geen (aangepast) contract meer gezonden, een getekend contract is dan ook niet voorhanden.
4.3.7.Dat partijen, overeenkomstig de eisen die artikel 8 van het CISG aan het tot stand komen van een overeenkomst stelt, aan de raamovereenkomst gebonden zijn, kan uit deze gang van zaken niet worden afgeleid. In de eerste plaats kan uit de e-mail van 19 mei 2010 wellicht een reden worden afgeleid voor het niet kunnen instemmen met de concept-raamovereenkomst, maar daaruit kan niet - zoals Dywidag heeft betoogd - zonder meer het omgekeerde worden afgeleid, namelijk indien over de betalingsconditie overeenstemming zou zijn bereikt, dus over het geheel overeenstemming is bereikt.
Daarnaast wijst Wavin er terecht op dat in artikel 19 van de raamovereenkomst is bepaald “The stipulations of this Minutes of Contract Negotiations shall become valid after signing of it”. Zo al aangenomen zou moeten worden dat wilsovereenstemming is ontstaan over de inhoud van de raamovereenkomst dan moet op grond van dit artikel worden vastgesteld dat partijen eerst na ondertekening gebonden zijn. Dywidag heeft in dit verband nog aangevoerd dat Wavin, gelet op het bepaalde in artikel 11 CISG, moet bewijzen dat dit beding is overeengekomen, maar daarvoor bestaat geen aanleiding aangezien Dywidag niet (gemotiveerd) heeft weersproken dat genoemd artikel 19 onderdeel uitmaakt van de (concept)raamovereenkomst. Het bestaan van genoemd beding in de tussen partijen gewisselde conceptraamovereenkomst is dus niet tussen partijen in discussie.
4.3.8.Derhalve dient per opdracht onderzocht te worden of - en zo ja welke - algemene voorwaarden van toepassing zijn. Dywidag en Wavin hebben zich daarbij op het standpunt gesteld dat ingevolge het CISG de “last-shot-theorie” dient te worden toegepast. Volgens beide partijen leidt dat tot toepasselijkheid van hun eigen voorwaarden.
4.3.9.In de jurisprudentie en de literatuur wordt de vraag welke vereisten voor toepassing van algemene voorwaarden uit het CISG volgen, niet eenduidig beantwoord. De rechtbank ziet aanleiding in dit verband aansluiting te zoeken bij de “CISG Advisory council opinion no 13 - Inclusion of standard terms under the CISG”.Aanbeveling 10 hiervan luidt:
“Where both parties seek to incorporate standard terms and reach agreement except on those terms, a contract is concluded on the basis of the negotiated terms and of any standard terms which are common in substance unless one party clearly indicates in advance, or later on but without undue delay objects to the conclusion of the contract on that basis.”
4.3.10.Ten aanzien van ITL 70003 en ITL 70003A valt uit de onder 2.2.2 tot en met 2.2.12 genoemde omstandigheden af te leiden dat beide partijen in hun aanbiedingen en aanvaardingen hebben verwezen naar hun eigen voorwaarden. Voor wat betreft de orders ITL 10013A en ITL 10013B valt zulks af te leiden uit de onder 2.2.25 tot en met 2.2.27 genoemde omstandigheden. Gelet op bedoelde aanbeveling 10 komt de rechtbank tot het oordeel dat, voor zover de respectievelijke algemene voorwaarden van elkaar verschillen, zij niet van toepassing zijn.
4.3.11.Aangezien beide sets algemene voorwaarden een verschillende rechtskeuze bevatten - Dywidag’s voorwaarden bepalen dat Duits recht met uitzondering van het CISG van toepassing is, Wavin’s voorwaarden bepalen dat Nederlands recht van toepassing is, dient het toepasselijke recht te worden bepaald zonder acht te slaan op de in de algemene voorwaarden van partijen opgenomen rechtskeuzes. Nu partijen zich overigens beroepen op hun eigen voorwaarden en in zoverre die voorwaarden niet overeenkomen met de voorwaarden van de wederpartij (zie bijvoorbeeld de exoneratie, genoemd in artikel 7 van Wavin) zal de rechtbank het CISG op de verschillende koopovereenkomsten toepassen.
4.3.12.Het voorgaande leidt ertoe dat thans kan worden toegekomen aan de vraag of, en zo ja in hoeverre, de door Wavin geleverde zaken non-conform waren. Aangezien de algemene voorwaarden van partijen ter zake deze vraag geen identieke inhoud hebben, dient ook in dit verband te worden teruggevallen op het CISG.
Dywidag heeft zich erop beroepen dat een deel van de geleverde zaken niet geschikt waren voor het doel waarvoor zaken met eenzelfde omschrijving gewoonlijk worden gebruikt (artikel 35, tweede lid aanhef en onder a CISG). Zij heeft haar schade gebaseerd op artikel 45 juncto artikel 75 CISG.
4.3.13.Bij de beoordeling of de geleverde materialen conform waren, stelt de rechtbank voorop dat daarvan in ieder geval geen sprake is, indien met de geleverde materialen geen niet-lekkend buizenstelsel kon worden aangelegd.
4.3.14.Voor wat betreft de “advanced deliveries” is de rechtbank van oordeel dat genoegzaam is gebleken dat een deel daarvan niet-conform was. Uit de tussen Dywidag en Wavin ten tijde en na de levering gewisselde correspondentie (producties B2, B3, B4, B5, B6, B7, B9, B10, B13, B14, B15, B16, B17, B19 en B22) komt duidelijk naar voren dat met de geleverde materialen geen niet-lekkend buizenstelsel kon worden aangelegd. Ook nadat herstelmateriaal was aangeboden, geleverd en verwerkt, bleven problemen bestaan. Als onvoldoende gemotiveerd betwist moet ervan worden uitgegaan dat ondanks het aanbrengen van dubbele ‘gaskets’ de verbindingen niet sterk genoeg waren en dat een deel van de ‘sector welded Y branches’ lekten, zodat de werkzaamheden tijdelijk dienden te worden gestaakt. Het oorspronkelijk materiaal is op 29 april 2010 op de site aangekomen, en op 21 juni 2010 heeft Wavin een MoM ondertekend waarin is vermeld “So far about 90% of all fittings were leaking” en waarin afspraken zijn gemaakt over de wijze waarop deze gebreken konden worden verholpen.
4.3.15.Datzelfde geldt voor de “big order”. Uit de tussen Dywidag en Wavin ten tijde en na de levering gewisselde correspondentie (met name productie B25, B26, B28, B29, B30, B31, B32, B33, B34, B35, B36, B37, B38, B40) volgt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam dat een groot deel van het geleverde materiaal, zowel verbindingstukken als pijpen, niet aan de overeenkomst beantwoordde.
4.3.16.Voor zowel de “advanced deliveries” als de “big order” heeft Wavin de gestelde problemen ook erkend. Als productie B32 heeft Dywidag een mede namens Wavin ondertekend “memorandum” d.d. 4 november 2010 in het geding gebracht dat, voor zover van belang, het navolgende inhoudt:
“With regard to supplies received in end of april 2010 and in week 43 2010, and various notices regarding the bad quality sent from Strabag/Dywidag to Wavin […]
Mr. Burmann confirms that the problems occured are caused by bad material. Sector welded fittings form the first supply are useless. Other fittings and the gaskets are of doubtful quality. It is obvious that Wavin’s manufacturer (PicenumPlast) did not supply an integral system (e.g. where pipes, fittings and gaskets are harmonized to suit each other) but only individual parts which does not really fit together.”
4.3.17.In het licht van het voorgaande kan uit de resultaten van de controles van TüV Oostenrijk en SGS niet worden afgeleid dat de geleverde pijpen en fittingen wel conform waren. Daarbij is mede van belang dat die controles, zoals onweersproken is gesteld, steekproefsgewijs hebben plaatsgevonden, zodat niet valt uit te sluiten dat de niet gecontroleerde pijpen en fittingen niet aan de overeenkomst beantwoordden. Evenmin kan daaruit, naar het oordeel van de rechtbank, worden afgeleid dat de gebreken niet bestonden op het moment van risico-overgang, zoals door Wavin is betoogd. Uit de genoemde correspondentie blijkt genoegzaam dat de gebreken samenhingen met de ondeugdelijke productie.
4.3.18.Picenum heeft (ook) nog een andere grond aangevoerd die in haar visie meebrengt dat de vorderingen van Dywidag hadden moeten worden afgewezen. Volgens haar heeft Dywidag niet tijdig aan haar onderzoeks- en klachtplicht voldaan. Ten aanzien van de “Big Order” bedraagt het aantal dagen tussen de verschillende leveringen en de klacht tussen de 30 en 61 dagen en daarmee is de redelijke termijn (ex artikel 39 lid 1 CISG) waarbinnen Dywidag Picenum in kennis had moeten stellen van de gebreken die zij heeft ontdekt of had behoren te ontdekken, geschonden. Uit de onder 4.3.1 genoemde gedingstukken kan worden afgeleid dat Wavin deze grond niet aan haar verweer in de hoofdzaak tegen de vordering van Dywidag ten grondslag heeft gelegd. Voor zover deze grond tot (gedeeltelijke) afwijzing van de vorderingen van Dywidag had kunnen leiden, zou plaats kunnen zijn voor het oordeel dat Wavin haar schadebeperkingsplicht heeft geschonden.
Hetgeen door Picenum in dit verband naar voren heeft gebracht, zou naar het oordeel van de rechtbank evenwel niet hebben kunnen leiden tot (gedeeltelijke) afwijzing van de vorderingen van Dywidag.
Artikel 39 CISG bepaalt, voor zover van belang, dat een beroep op non-conformiteit moet worden afgewezen indien de koper “does not give notice to the seller specifying the nature of the lack of conformity within a reasonable time after he has discovered it or ought to have discovered it.” Dat de rechter in de hoofdzaak, dit verweer, indien gevoerd, gehonoreerd zou hebben, is niet komen vast te staan. Picenum heeft als aanvangsmoment van het gaan lopen van de termijn de aankomst van de containers in de haven Al Khoms genomen. Dat Dywidag op dat moment reeds feitelijk toegang had tot deze containers en dus invulling kon geven aan haar onderzoeksplicht, is evenwel gesteld noch gebleken.
Voor wat de tweede deellevering betreft (over de eerste deellevering is niet geklaagd), moet uit productie B-29 van Dywidag worden afgeleid dat zij binnen 14 dagen, namelijk op 27 oktober 2010 heeft geklaagd.
Daarnaast heeft Dywidag klachten geuit bij e-mails van 11 november 2010 (met betrekking tot 800mm diameter pijpen, productie B-33 van Dywidag), 2 december 2010 (de mededeling dat de ‘custom authorities’ na aankomst van de levering in Libië testen heeft uitgevoerd waaruit bleek dat de pijpen niet stijf genoeg waren (“less than SN 8”), 4 december 2010 en 7 december 2010 (met betrekking tot een op diezelfde dag ontvangen deellevering, productie B-38). Uit deze e-mails komt het beeld naar voren dat Dywidag zo spoedig als mogelijk, maar in ieder geval binnen een redelijke termijn nadat zij bekend raakte met de gebreken, Wavin daarvan op de hoogte stelde en aandrong op passende maatregelen. Het is in het licht van deze e-mails niet aannemelijk te achten dat de rechter de vorderingen van Dywidag voor zover betrekking hebbend op de ‘big order’ zou hebben afgewezen op de grond dat deze tardief zijn. Van een schending van de schadebeperkingsplicht door Wavin is in het verlengde hiervan evenmin sprake.
4.3.19.Het voorgaande brengt mee dat Dywidag jegens Wavin - nog daargelaten al dan niet door Dywidag bedongen garanties - aanspraak kan maken op de schade, begroot aan de hand van artikel 45 in samenhang met artikel 75 CISG.
4.3.20.Dywidag heeft aan de schade, samenhangend met de “advanced deliveries” het aanvankelijke rapport Schiffers I ten grondslag gelegd. Wavin heeft, onder verwijzing naar het Dekra-rapport (haar productie 46) de juistheid van het rapport Schiffers I in twijfel getrokken. Het door Dywidag in het geding gebrachte rapport Schiffers II behelst een puntsgewijze reactie op het Dekra-rapport. De conclusies van het rapport Schiffers I worden daarin gehandhaafd. Wavin heeft Dekra vervolgens verzocht te reageren op het rapport Schiffers II. Dat is gebeurd middels het rapport Dekra 2.
Gelet op hetgeen hiervoor onder 4.3.13 tot en met 4.3.17 is overwogen, is het naar het oordeel van de rechtbank - in het kader van de vraag of gelet op de proceskansen over en weer een schikking verantwoord was - genoegzaam aannemelijk geworden dat de gebreken een aanzienlijke schade hebben veroorzaakt, voornamelijk bestaande uit vertragingsschade.
De stelling van Wavin dat bij conforme levering het project hoe dan ook zou zijn vertraagd, acht de rechtbank, in het licht van de weergave onder 6.2 in het rapport Schiffers II (blz. 11) onvoldoende gemotiveerd.
4.3.21.Anders ligt het voor de door Wavin in de hoofdzaak betrokken stelling dat de vertragingsschade niet door Dywidag maar door andere entiteiten in het Strabag-consortium (kunnen) zijn geleden. Hoewel van deze mogelijkheid ook in het eerste Dekra-rapport gewag wordt gemaakt, is daarop in het rapport Schiffers II in het geheel niet gereageerd. In haar conclusie van repliek in conventie tevens conclusie van antwoord in reconventie heeft Dywidag in randnummer 228 te dezer zake slechts opgemerkt dat het haar werkzaamheden zijn die zijn verstoord “zodat zij logischerwijze de gevolgen (schade daarvan draagt).”
De rechtbank ziet aanleiding om Wavin en Picenum in de gelegenheid te stellen zich op dit punt nader uit te laten.