In deze bodemprocedure heeft de gemeente Raalte een rechtszaak aangespannen tegen een voormalige eigenaar van een boerderij, met betrekking tot een stortgat dat asbest en afval bevatte. De gemeente vorderde dat de gedaagde, een oud-wethouder, aansprakelijk werd gesteld voor de opruimkosten van het stortgat, die oplopen tot meer dan 200.000 euro. De rechtbank heeft op 26 november 2014 geoordeeld dat de gemeente niet heeft kunnen bewijzen dat de gedaagde op de hoogte was van het bestaan van het stortgat ten tijde van de verkoop van de boerderij. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde op het moment van sluiting van het stortgat tussen de 2 en 6 jaar oud was en dat er onvoldoende bewijs was dat hij zich het stortgat kon herinneren of dat hij op de hoogte was van het bestaan ervan. De getuigenverklaringen die door de gemeente zijn ingediend, waren niet overtuigend genoeg om aan te tonen dat de gedaagde wist of had kunnen weten van het stortgat. De rechtbank heeft de vordering van de gemeente afgewezen en de gemeente veroordeeld in de proceskosten van de gedaagde, die zijn begroot op € 10.744,00. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, en is een belangrijke uitspraak in het civiele recht met betrekking tot aansprakelijkheid en mededelingsplicht bij de verkoop van onroerend goed.