5.3De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank beantwoordt in het kader van de feitenvaststelling allereerst de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de feitelijkheden, zoals opgesomd in de tenlastelegging, hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij aangeefster ’s avonds via WhatsApp berichten heeft aangespoord om foto’s van haar borsten aan hem te versturen en dat hij ook een tweetal foto’s van zijn penis aan aangeefster heeft gestuurd. De rechtbank stelt vast dat deze feitelijkheden hebben plaatsgevonden en acht deze bewezen.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat er lichamelijke aanrakingen tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden.
Verdachte heeft dit ter terechtzitting weliswaar stellig ontkend en verklaard dat hij er bewust alles aan heeft gedaan om aanrakingen op school te voorkomen maar uit de bewijsmiddelen valt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam af te leiden dat deze aanrakingen wel degelijk hebben plaatsgevonden.
De verklaringen van aangeefster [slachtoffer] over de lichamelijke aanrakingen op school vinden voldoende steun in andere bewijsmiddelen, onder meer in de verklaringen die de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben afgelegd alsook in een aanzienlijke hoeveelheid WhatsApp berichten.
Aangeefster [slachtoffer] heeft met betrekking tot een incident in het dyslexie-hok onder meer verklaard:
In dat hok ging hij langs mijn zij omhoog met zijn hand en raakte hierbij mijn borst aan…Ik stond met mijn rug naar de tafel toe en hij staat schuin links achter mij. Ik had de muis vast en die wilde hij pakken en dan staat hij schuin voor me en ik had de muis nog achter mijn rug en hij wilde de muis die ik achter mijn rug had afpakken. Ik leunde wat achterover en hij boog mee en boog wat over me heen. We raakte elkaar nog net niet aan. Met zijn hand gaat hij dan langs mijn zij omhoog en raakt even mijn borst aan en gaat dan met zijn hand naar mijn rug om de muis af te pakken(pagina 187).
Deze verklaring wordt ondersteund door verklaring van de getuige [getuige 1] die onder meer heeft verklaard:
We waren een keer in een hokje om een opdracht af te maken. [slachtoffer] pakte toen iets van [verdachte] af en hij ging helemaal op haar liggen en aan haar zitten om het terug te pakken. Dat deed hij waar ik bij was. (…) [slachtoffer] pakte toen de muis van de laptop van [verdachte] af. [slachtoffer] stond met haar rug tegen de tafel in het hokje. Ze hield de muis achter haar rug. [verdachte] stond voor haar en sloeg zijn armen om haar heen en ging met de voorzijde van zijn lichaam over haar heen liggen. [slachtoffer] lag toen achterover met haar rug op de tafel. Ik zag dat [verdachte] met zijn handen de benen, de borsten en de kont van [slachtoffer] aanraakte(pagina 239).
Voorgaande verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 1] over het incident in het dyslexie-hok komen op hoofdlijnen overeen met de inhoud van een aantal WhatsApp-berichten.
Zo is gebleken dat vanaf het telefoontoestel van aangeefster op 17 december 2012 om 16:02 uur een WhatsApp-bericht naar het telefoontoestel van verdachte is gestuurd met als inhoud:
“
Toen je over me heen kwam ging je langs mn b heen….dat was fijn hihi”waarop vanaf het telefoontoestel van verdachte op 17 december 2012 om 16:03 en 16:04 uur is gereageerd met de volgende WhatsApp-berichten:
“Heerlijk was dat”,“
En toen we op een gegeven moment weg liepen kon ik je heel even aanraken….je rug…je mooie billen oooo”,waarop vanaf het telefoontoestel van aangeefster om 16:06 uur het volgende WhatsApp-bericht is verstuurd: “
Maar dat je toen over me heen kwam en dat ene deed vond ik het fijnst” (pagina 52) .
Op 18 december 2012 om respectievelijk 00:16 en 00:17 uur zijn vanaf het telefoontoestel van verdachte in reactie op de vraag wat hij die dag het fijnst had gevonden de volgende WhatsApp-berichten verstuurd: “
Aan jou zitten”, “
In je zij pakken en daarna aan je billen”, “Trouwens over je heen liggen”, “Was ook heerlijk”(pagina 57).
Verder is op 18 december 2012 om 00:20 uur vanaf het telefoontoestel van aangeefster een WhatsApp-bericht naar het telefoontoestel van verdachte gestuurd met als inhoud: “
Je wou mijn muis pakken maar toen ging je met je hand langs mn zij naar mn b…hihi”.
Daarnaast heeft getuige [getuige 1] nog het volgende incident beschreven:
Ik heb ook een keer gezien dat [slachtoffer] zich aan het deurkozijn op trok. (…) Toen hield [verdachte] haar vast en zat hij aan haar kont. (…) [verdachte] zag [slachtoffer] en wilde haar eraf halen. Hij stond voor haar terwijl zij aan dat kozijn hing. Hij sloeg zijn armen om haar heen en had daardoor zijn handen op haar kont” (pagina 240).
Ook dit incident is in lijn met de inhoud van een aantal WhatsApp-berichten.
Zo is op 20 december 2012 om 19:05 uur vanaf het telefoontoestel van aangeefster een WhatsApp-bericht naar het telefoontoestel van verdachte gestuurd met als inhoud
: “En toen ik aan dat deur ding hing ging je me pakken :)”waarop om 19:07 en 19:08 uur vanaf het telefoontoestel van verdachte is gereageerd met de volgende WhatsApp-berichten:
“jeeeeaaaayyy…Kon het niet weerstaan…Heerlijk zo’n mooi meisje in mijn armen…Af en toe aan je ko…Mmmmm”.(pagina 79).
De verklaring van verdachte dat de inhoud van de hiervoor weergegeven WhatsApp-berichten was gebaseerd op fantasie acht de rechtbank niet geloofwaardig nu de inhoud van deze berichten, zijnde conversatie tussen verdachte en het slachtoffer, in belangrijke mate overeenkomt met hetgeen volgens aangeefster en getuige [getuige 1] op de betreffende dagen heeft plaatsgevonden.
Verder heeft getuige [getuige 2] over verdachte verklaard:
Hij deed wel vaak een arm over [slachtoffer] heen. Hij verzon er dan altijd wel een smoes om heen maar hij deed het gewoon om haar aan te raken….Ik zag een keer dat [slachtoffer] en [verdachte] met elkaar aan het praten waren in de gang op school. [slachtoffer] maakte toen een grapje en hij zei toen zoiets als ‘dat zeg je toch niet! ”Daarbij maakte hij met zijn hand een gebaar naar haar en raakte daarbij haar bosten aan met zijn hand.(pagina 233) .
De rechtbank merkt op dat verdachte in een WhatsApp-bericht van 18 december 2012 om 14.58 uur aan het slachtoffer een bericht heeft gestuurd met als inhoud
”Ik heb je vandaag lekker aangeraakt”en vervolgens om 15.00 uur ‘
’Nou kon niet goed zien of [naam] iets zag voorzichtig blijven hè”. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte het slachtoffer heeft aangeraakt en dat hij zich bewust was van het grensoverschrijdende karakter van zijn gedrag.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte aangeefster op school meermalen bij de borsten, billen, benen en lichaam heeft aangeraakt. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte aangeefster ook in de borsten, billen of lichaam heeft geknepen en zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Zoals hiervoor reeds overwogen acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte aangeefster via WhatsApp-berichten heeft aangespoord om foto’s van haar borsten aan verdachte te versturen en dat verdachte ook een tweetal foto’s van zijn penis aan aangeefster heeft gestuurd.
Vervolgens is de vraag of deze gedragingen ook als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 249, eerste lid, Sr kunnen worden aangemerkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
De wetgever heeft met ontucht bedoeld alle handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het als 51-jarige docent tijdens seksueel getinte sociale media gesprekken aan een 14-jarige leerlinge vragen om foto’s van haar borsten te sturen het versturen van foto’s van zijn penis en het op school aanraken van borsten, billen en benen van een 14-jarige leerlinge is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer aan te merken als in strijd met de sociaal-ethische norm die leeft in onze maatschappij.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Voor zover de raadsman van verdachte zich op het standpunt heeft gesteld dat het zenden van een foto met een penis in slappe toestand niet schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar verwerpt de rechtbank dit verweer.
Het schadelijkheidscriterium in artikel 240a Wetboek van Strafrecht moet objectief worden uitgelegd. Er moet dus worden gekeken of redelijkerwijs te verwachten is dat het materiaal schadelijk is voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar.
De wetgever heeft met het artikel bedoeld om personen onder de 16 jaar te beschermen tegen ongewenste beïnvloeding die het gevolg kan zijn van confrontatie met beelden van seksuele aard.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster op het moment van het ontvangen van de foto’s
14 jaar was en de leeftijd van 16 jaar dus nog niet had bereikt. Daarmee valt zij onder de leeftijdsgroep als bedoeld in artikel 240a Sr valt.
Tevens stelt de rechtbank vast dat de door verdachte verzonden foto’s van zijn penis beelden zijn van seksuele aard en ook een seksuele lading hadden, gelet op de context waarin deze zijn verstuurd, te weten tijdens seksueel getinte sociale media gesprekken in welke gesprekken verdachte aangeefster ook heeft gevraagd of hij haar mocht ontmaagden als zij 16 jaar was.
De rechtbank is gezien van het voorgaande van oordeel dat het versturen van de foto’s zonder meer als schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar. Dit geldt te meer nu aangeefster verdachte in een eerder stadium had benaderd omdat zij lastig werd gevallen door een medeleerling die haar naaktfoto’s had toegezonden en daardoor extra kwetsbaar was.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.