ECLI:NL:RBOVE:2014:6219

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
25 november 2014
Publicatiedatum
25 november 2014
Zaaknummer
08.950181-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontucht gepleegd door leraar met minderjarige leerlinge via WhatsApp en lichamelijke aanrakingen op school

Op 25 november 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een leraar uit IJsselmuiden, die beschuldigd werd van ontucht met een 14-jarige leerlinge. De leraar werd veroordeeld tot een maximale werkstraf van 240 uur en 5 maanden voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van 3 jaar. De zaak kwam aan het licht na meerdere meldingen van ongepast gedrag, waaronder lichamelijke aanrakingen en het aanmoedigen van de leerlinge om seksuele foto's van zichzelf te sturen via WhatsApp. De rechtbank oordeelde dat de leraar, als 51-jarige docent, zijn professionele rol had geschonden door de leerlinge te benaderen met seksuele bedoelingen en haar te betasten. De rechtbank vond voldoende bewijs in de vorm van WhatsApp-berichten en getuigenverklaringen die de beschuldigingen ondersteunden. De leraar had de leerlinge meermalen aangeraakt en had haar gevraagd foto's van haar borsten te sturen, terwijl hij ook foto's van zijn penis naar haar had verzonden. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen en legde de leraar een taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf op, met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en behandeling bij De Tender. De rechtbank benadrukte de kwetsbaarheid van de minderjarige en het schenden van het vertrouwen dat in de leraar was gesteld.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.950181-13
Datum vonnis: 25 november 2014
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1961 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 november 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huang en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. ing. M.J. Jansma, advocaat te Kampen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:als docent ontucht heeft gepleegd met een 14-jarige leerlinge.
feit 2:een tweetal afbeeldingen aan deze leerlinge heeft verstrekt waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar.
Voluit luidt de tenlastelegging – na wijziging tenlastelegging - aan de verdachte, dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 24 december 2012 in de gemeente Kampen, in elk geval in Nederland, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige leerlinge [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1998), immers heeft hij verdachte -als leraar op het [naam school] te Kampen waar die [slachtoffer] toen leerling was-: - die [slachtoffer], meermalen, althans éénmaal, in de borsten en/of billen en/of het lichaam geknepen en/of
- meermalen, althans éénmaal, de borsten en/of billen en/of benen en/of lichaam van die [slachtoffer] (al dan niet in het voorbijgaan) aangeraakt en/of betast en/of bevoeld en/of
- die [slachtoffer], meermalen, althans éénmaal, gevraagd en/of aangespoord (een) foto('s) van haar borst(en) en/of lichaam te maken en deze foto('s) aan hem, verdachte, (via multimedia) op te sturen en/of
- die [slachtoffer] (onaangekondigd), meermalen, althans éénmaal,(een) foto('s) van zijn, verdachtes, penis (via multimedia) toegestuurd;

art 249 lid 1 Wetboek van Strafrecht

2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 24 december 2012 in de gemeente Kampen, althans in Nederland, (telkens) twee, althans een of meer, afbeelding(en) waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar heeft verstrekt en/of aangeboden en/of vertoond en/of verzonden aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1998), van wie hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt,
immers heeft hij, verdachte, toen aldaar (telkens) middels een mobiele telefoon (een) afbeeldingen van zijn, verdachtes, penis getoond/verzonden, waarbij het/de beeld(en) rechtstreeks werd(en) verstrekt en/of aangeboden en/of getoond aan die [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1998);
art 240a Wetboek van Strafrecht

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot een werkstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis en een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en daarbij als (bijzondere) voorwaarden reclasseringstoezicht ook als dat inhoudt een meldplicht en het volgen dan wel continueren van een behandeling bij De Tender.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
De raadsman van verdachte heeft zich, overeenkomstig de inhoud van een aan de rechtbank overgelegde pleitnota, op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem onder 1 ten laste gelegde.
Hiertoe heeft de raadsman aangevoerd dat de feitelijkheden waarbij lichamelijke aanraking heeft plaatsgevonden, zoals het knijpen in dan wel aanraken van de borsten, billen of lichaam niet overtuigend bewezen kunnen worden en dat verdachte gevolgd moet worden in zijn verklaring dat deze feitelijkheden niet hebben plaatsgevonden.
De raadsman van verdachte heeft verder aangevoerd dat de feitelijkheden waarbij geen lichamelijke aanraking heeft plaatsgevonden, zoals het aansporen van aangeefster tot het maken en versturen van foto’s van haar borsten en het versturen van een foto van zijn penis aan aangeefster, weliswaar hebben plaatsgevonden maar dat deze gedragingen niet als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 249, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) kunnen worden aangemerkt.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde feit heeft de raadsman van verdachte de vraag opgeworpen of het versturen van een foto van een penis in slappe toestand schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
De rechtbank beantwoordt in het kader van de feitenvaststelling allereerst de vraag of uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de feitelijkheden, zoals opgesomd in de tenlastelegging, hebben plaatsgevonden tussen verdachte en aangeefster.
Verdachte heeft bij de politie en ter terechtzitting bekend dat hij aangeefster ’s avonds via WhatsApp berichten heeft aangespoord om foto’s van haar borsten aan hem te versturen en dat hij ook een tweetal foto’s van zijn penis aan aangeefster heeft gestuurd. De rechtbank stelt vast dat deze feitelijkheden hebben plaatsgevonden en acht deze bewezen.
Op grond van de bewijsmiddelen acht de rechtbank eveneens wettig en overtuigend bewezen dat er lichamelijke aanrakingen tussen verdachte en aangeefster hebben plaatsgevonden.
Verdachte heeft dit ter terechtzitting weliswaar stellig ontkend en verklaard dat hij er bewust alles aan heeft gedaan om aanrakingen op school te voorkomen maar uit de bewijsmiddelen valt naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam af te leiden dat deze aanrakingen wel degelijk hebben plaatsgevonden.
De verklaringen van aangeefster [slachtoffer] over de lichamelijke aanrakingen op school vinden voldoende steun in andere bewijsmiddelen, onder meer in de verklaringen die de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben afgelegd alsook in een aanzienlijke hoeveelheid WhatsApp berichten.
Aangeefster [slachtoffer] heeft met betrekking tot een incident in het dyslexie-hok onder meer verklaard:
In dat hok ging hij langs mijn zij omhoog met zijn hand en raakte hierbij mijn borst aan…Ik stond met mijn rug naar de tafel toe en hij staat schuin links achter mij. Ik had de muis vast en die wilde hij pakken en dan staat hij schuin voor me en ik had de muis nog achter mijn rug en hij wilde de muis die ik achter mijn rug had afpakken. Ik leunde wat achterover en hij boog mee en boog wat over me heen. We raakte elkaar nog net niet aan. Met zijn hand gaat hij dan langs mijn zij omhoog en raakt even mijn borst aan en gaat dan met zijn hand naar mijn rug om de muis af te pakken(pagina 187).
Deze verklaring wordt ondersteund door verklaring van de getuige [getuige 1] die onder meer heeft verklaard:
We waren een keer in een hokje om een opdracht af te maken. [slachtoffer] pakte toen iets van [verdachte] af en hij ging helemaal op haar liggen en aan haar zitten om het terug te pakken. Dat deed hij waar ik bij was. (…) [slachtoffer] pakte toen de muis van de laptop van [verdachte] af. [slachtoffer] stond met haar rug tegen de tafel in het hokje. Ze hield de muis achter haar rug. [verdachte] stond voor haar en sloeg zijn armen om haar heen en ging met de voorzijde van zijn lichaam over haar heen liggen. [slachtoffer] lag toen achterover met haar rug op de tafel. Ik zag dat [verdachte] met zijn handen de benen, de borsten en de kont van [slachtoffer] aanraakte(pagina 239).
Voorgaande verklaringen van aangeefster en getuige [getuige 1] over het incident in het dyslexie-hok komen op hoofdlijnen overeen met de inhoud van een aantal WhatsApp-berichten.
Zo is gebleken dat vanaf het telefoontoestel van aangeefster op 17 december 2012 om 16:02 uur een WhatsApp-bericht naar het telefoontoestel van verdachte is gestuurd met als inhoud:

Toen je over me heen kwam ging je langs mn b heen….dat was fijn hihi”waarop vanaf het telefoontoestel van verdachte op 17 december 2012 om 16:03 en 16:04 uur is gereageerd met de volgende WhatsApp-berichten:
“Heerlijk was dat”,
En toen we op een gegeven moment weg liepen kon ik je heel even aanraken….je rug…je mooie billen oooo”,waarop vanaf het telefoontoestel van aangeefster om 16:06 uur het volgende WhatsApp-bericht is verstuurd: “
Maar dat je toen over me heen kwam en dat ene deed vond ik het fijnst” (pagina 52) .
Op 18 december 2012 om respectievelijk 00:16 en 00:17 uur zijn vanaf het telefoontoestel van verdachte in reactie op de vraag wat hij die dag het fijnst had gevonden de volgende WhatsApp-berichten verstuurd: “
Aan jou zitten”, “
In je zij pakken en daarna aan je billen”, “Trouwens over je heen liggen”, “Was ook heerlijk”(pagina 57).
Verder is op 18 december 2012 om 00:20 uur vanaf het telefoontoestel van aangeefster een WhatsApp-bericht naar het telefoontoestel van verdachte gestuurd met als inhoud: “
Je wou mijn muis pakken maar toen ging je met je hand langs mn zij naar mn b…hihi”.
Daarnaast heeft getuige [getuige 1] nog het volgende incident beschreven:
Ik heb ook een keer gezien dat [slachtoffer] zich aan het deurkozijn op trok. (…) Toen hield [verdachte] haar vast en zat hij aan haar kont. (…) [verdachte] zag [slachtoffer] en wilde haar eraf halen. Hij stond voor haar terwijl zij aan dat kozijn hing. Hij sloeg zijn armen om haar heen en had daardoor zijn handen op haar kont” (pagina 240).
Ook dit incident is in lijn met de inhoud van een aantal WhatsApp-berichten.
Zo is op 20 december 2012 om 19:05 uur vanaf het telefoontoestel van aangeefster een WhatsApp-bericht naar het telefoontoestel van verdachte gestuurd met als inhoud
: “En toen ik aan dat deur ding hing ging je me pakken :)”waarop om 19:07 en 19:08 uur vanaf het telefoontoestel van verdachte is gereageerd met de volgende WhatsApp-berichten:
“jeeeeaaaayyy…Kon het niet weerstaan…Heerlijk zo’n mooi meisje in mijn armen…Af en toe aan je ko…Mmmmm”.(pagina 79).
De verklaring van verdachte dat de inhoud van de hiervoor weergegeven WhatsApp-berichten was gebaseerd op fantasie acht de rechtbank niet geloofwaardig nu de inhoud van deze berichten, zijnde conversatie tussen verdachte en het slachtoffer, in belangrijke mate overeenkomt met hetgeen volgens aangeefster en getuige [getuige 1] op de betreffende dagen heeft plaatsgevonden.
Verder heeft getuige [getuige 2] over verdachte verklaard:
Hij deed wel vaak een arm over [slachtoffer] heen. Hij verzon er dan altijd wel een smoes om heen maar hij deed het gewoon om haar aan te raken….Ik zag een keer dat [slachtoffer] en [verdachte] met elkaar aan het praten waren in de gang op school. [slachtoffer] maakte toen een grapje en hij zei toen zoiets als ‘dat zeg je toch niet! ”Daarbij maakte hij met zijn hand een gebaar naar haar en raakte daarbij haar bosten aan met zijn hand.(pagina 233) .
De rechtbank merkt op dat verdachte in een WhatsApp-bericht van 18 december 2012 om 14.58 uur aan het slachtoffer een bericht heeft gestuurd met als inhoud
”Ik heb je vandaag lekker aangeraakt”en vervolgens om 15.00 uur ‘
’Nou kon niet goed zien of [naam] iets zag voorzichtig blijven hè”. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte het slachtoffer heeft aangeraakt en dat hij zich bewust was van het grensoverschrijdende karakter van zijn gedrag.
De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat verdachte aangeefster op school meermalen bij de borsten, billen, benen en lichaam heeft aangeraakt. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte aangeefster ook in de borsten, billen of lichaam heeft geknepen en zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Zoals hiervoor reeds overwogen acht de rechtbank eveneens bewezen dat verdachte aangeefster via WhatsApp-berichten heeft aangespoord om foto’s van haar borsten aan verdachte te versturen en dat verdachte ook een tweetal foto’s van zijn penis aan aangeefster heeft gestuurd.
Vervolgens is de vraag of deze gedragingen ook als ontuchtige handelingen in de zin van artikel 249, eerste lid, Sr kunnen worden aangemerkt. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend.
De wetgever heeft met ontucht bedoeld alle handelingen van seksuele aard die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het als 51-jarige docent tijdens seksueel getinte sociale media gesprekken aan een 14-jarige leerlinge vragen om foto’s van haar borsten te sturen het versturen van foto’s van zijn penis en het op school aanraken van borsten, billen en benen van een 14-jarige leerlinge is naar het oordeel van de rechtbank zonder meer aan te merken als in strijd met de sociaal-ethische norm die leeft in onze maatschappij.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Voor zover de raadsman van verdachte zich op het standpunt heeft gesteld dat het zenden van een foto met een penis in slappe toestand niet schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar verwerpt de rechtbank dit verweer.
Het schadelijkheidscriterium in artikel 240a Wetboek van Strafrecht moet objectief worden uitgelegd. Er moet dus worden gekeken of redelijkerwijs te verwachten is dat het materiaal schadelijk is voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar.
De wetgever heeft met het artikel bedoeld om personen onder de 16 jaar te beschermen tegen ongewenste beïnvloeding die het gevolg kan zijn van confrontatie met beelden van seksuele aard.
De rechtbank stelt vast dat aangeefster op het moment van het ontvangen van de foto’s
14 jaar was en de leeftijd van 16 jaar dus nog niet had bereikt. Daarmee valt zij onder de leeftijdsgroep als bedoeld in artikel 240a Sr valt.
Tevens stelt de rechtbank vast dat de door verdachte verzonden foto’s van zijn penis beelden zijn van seksuele aard en ook een seksuele lading hadden, gelet op de context waarin deze zijn verstuurd, te weten tijdens seksueel getinte sociale media gesprekken in welke gesprekken verdachte aangeefster ook heeft gevraagd of hij haar mocht ontmaagden als zij 16 jaar was.
De rechtbank is gezien van het voorgaande van oordeel dat het versturen van de foto’s zonder meer als schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar. Dit geldt te meer nu aangeefster verdachte in een eerder stadium had benaderd omdat zij lastig werd gevallen door een medeleerling die haar naaktfoto’s had toegezonden en daardoor extra kwetsbaar was.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het onder 2 ten laste gelegde feit eveneens wettig en overtuigend bewezen.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 1 november 2012 tot en met 24 december 2012 in de gemeente Kampen, (telkens) ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige leerlinge [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1998), immers heeft hij verdachte -als leraar op het [naam school] te Kampen waar die [slachtoffer] toen leerling was-:
- meermalen de borsten en billen en benen en lichaam van die [slachtoffer] (al dan niet in het voorbijgaan) aangeraakt en
- die [slachtoffer] meermalen gevraagd en aangespoord (een) foto's van haar borsten te maken en deze foto's aan hem, verdachte, (via multimedia) op te sturen en
- die [slachtoffer], meermalen, een foto van zijn, verdachtes, penis (via multimedia) toegestuurd.
2.
hij in de periode van 1 november 2012 tot en met 24 december 2012 in de gemeente Kampen, twee afbeeldingen waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de zestien jaar heeft verzonden aan [slachtoffer] (geboren op [geboortedatum 2] 1998), van wie hij, verdachte, wist dat deze de leeftijd van zestien jaar nog niet had bereikt, immers heeft hij, verdachte, toen aldaar (telkens) middels een mobiele telefoon afbeeldingen van zijn, verdachtes, penis verzonden, waarbij de beelden rechtstreeks werden verstrekt aan die [slachtoffer]..
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 249 en 240a Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: ontucht plegen met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige.
feit 2
het misdrijf: een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekken aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Verdachte heeft als 51 jarige docent ontucht gepleegd met een aan zijn opleiding toevertrouwde minderjarige leerlinge en heeft haar afbeeldingen van zijn penis gestuurd.
Een 14 jarig meisje is het slachtoffer geworden van het gedrag van verdachte. Dit meisje verkeerde als leerlinge in een volstrekt ongelijke positie. Door aldus te handelen heeft verdachte het in hem als leraar gestelde vertrouwen ernstig geschonden. Verdachte had bij zijn omgang met het slachtoffer een professionele afstand moeten houden en had zich moeten realiseren dat haar seksualiteit, als die van iedere veertienjarige, kwetsbaar is.
Verdachte heeft prioriteit gegeven aan de bevrediging van zijn eigen lustgevoelens onder voorbijgaan aan de kwetsbaarheid van deze minderjarige.
Met betrekking tot deze door verdachte gepleegde zedendelicten kan als feit van algemene bekendheid worden aangenomen, dat met name jeugdige slachtoffers van dit soort delicten vaak nog lang nadelige psychische gevolgen kunnen ondervinden van hetgeen hun is overkomen.
Gelet op de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde, op de omstandigheden waaronder verdachte zich daaraan heeft schuldig gemaakt en op de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, acht de rechtbank de na te noemen beslissing passend.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de persoonlijke
omstandigheden van verdachte, zoals deze onder meer blijken uit de inhoud het
reclasseringsrapport d.d. 15 juli 2014. Uit dit rapport blijkt onder meer dat bij verdachte sprake is van probleembesef en probleeminzicht, dat verdachte zich vrijwillig onder behandeling heeft gesteld van een psycholoog om aan zijn problematiek te werken, maar dat de kans bestaat dat ‘het werken aan zich zelf’ stagneert indien hij zijn leven weer op de rit heeft. In het rapport wordt gesteld dat verdachtes beperkte copingvaardigheden en impulscontrole risicofactoren zijn voor delictgedrag. In het rapport is daarom onder meer geadviseerd om aan verdachte een meldplicht en een verplichte ambulante behandeling bij De Tender op te leggen.
Verder heeft de rechtbank rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte als gevolg van de bewezenverklaarde feiten zijn baan heeft verloren met alle persoonlijke gevolgen voor hem en zijn gezin van dien, met het feit dat sinds het plegen van de feiten geruime tijd is verstreken en met de omstandigheid dat hij blijkens de inhoud van het uittreksel justitiële documentatie d.d. 8 juli 2014 niet eerder strafrechtelijk is veroordeeld.
De raadsman van verdachte heeft in het kader van de strafmaat verder nog een beroep gedaan op een tweetal vormverzuimen in de zin van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering (Sv).
De niet-naleving van een voorschrift van de Aanwijzing opsporing en vervolging inzake seksueel misbruik brengt naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat de verdachte een door strafvermindering te compenseren nadeel heeft ondervonden. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de raadsman niet heeft aangevoerd dat, waarom en in hoeverre de verdachte is geschaad in zijn verdedigingsrechten of is getroffen in belangen die de voorschriften beogen te beschermen.
Ook het verweer dat een vordering als bedoeld in artikel 126 nd Sv vereist was treft naar het oordeel van de rechtbank geen doel nu degene die bevoegd was om de telefoon te verstrekken, te weten de vader van aangeefster, uit eigen beweging en op vrijwillige basis de telefoon aan de politie heeft verstrekt. In een zodanig geval is geen vordering als bedoeld in artikel 126 nd Sv vereist.
Gelet op alle specifieke omstandigheden van het geval en de persoonlijke omstandigheden
van de verdachte zoals hiervoor beschreven acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend, te weten een maximale werkstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van vijf maanden met de bijzondere voorwaarden zoals door de officier van justitie gevorderd.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 27 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 en 2 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 2het misdrijf: een afbeelding, waarvan de vertoning schadelijk is te achten voor personen beneden de leeftijd van zestien jaar, verstrekken aan een minderjarige van wie hij weet dat deze jonger is dan zestien jaar, meermalen gepleegd.
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 en 2 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
  • verdachte zich zal laten behandelen bij De Tender te Zwolle of soortgelijke ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling zal worden gegeven;
  • geeft Reclassering Nederland de opdracht verdachte bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
  • beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de taakstraf in mindering wordt gebracht, waarbij als maatstaf geldt dat voor de eerste 60 in verzekering of voorlopige hechtenis doorgebrachte dagen, twee uren en voor de resterende dagen één uur per dag aftrek plaatsvindt;
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. M. van Bruggen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.R. Lageveen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 25 november 2014.
Mr. L.J.C. Hangx voornoemd was buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.