ECLI:NL:RBOVE:2014:6029

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
14 november 2014
Publicatiedatum
14 november 2014
Zaaknummer
08/955296-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot zware mishandeling met een motorrijtuig

Op 14 november 2014 heeft de Rechtbank Overijssel in Almelo uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan het opzettelijk proberen zwaar lichamelijk letsel toe te brengen aan het slachtoffer door met zijn auto op hem in te rijden. Dit gebeurde op 27 oktober 2013 in Enschede, waar de verdachte meermalen met zijn auto op korte afstand van het slachtoffer reed, waardoor deze moest wegduiken om een aanrijding te voorkomen. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie, die een gevangenisstraf van 12 maanden en een rijontzegging van 10 jaar had geëist, niet volledig gevolgd. De rechtbank legde een gevangenisstraf van zeven maanden op, evenals een rijontzegging van vijf jaar. De rechtbank overwoog dat de verdachte zijn auto als wapen had gebruikt en dat zijn gedrag een ernstige bedreiging vormde voor de veiligheid van anderen. De rechtbank nam ook in overweging dat de verdachte een strafblad had met eerdere veroordelingen voor geweldsdelicten en dat hij geen rijbewijs had. De rechtbank concludeerde dat de verdachte strafbaar was voor het bewezenverklaarde feit en dat er geen feiten of omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955296-14
Datum vonnis: 14 november 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1978 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], aan de [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 31 oktober 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.P. Dronkers en van hetgeen door de raadsman van verdachte mr. R. Oude Breuil, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte op 27 oktober 2013
(primair)heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, (s
ubsidiair)[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht dan wel heeft bedreigd met zware mishandeling.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 te Enschede, gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwar lichamelijk letsel toe te brengen, (telkens) opzettelijk met een door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto),
(terwijl) [slachtoffer] als voetganger zich op korte afstand van het voertuig van verdachte bevond, en/of
(meermalen) achteruit is gereden en/of (vervolgens) het voertuig in de richting van die [slachtoffer] heeft gestuurd en/of (vervolgens) veel gas heeft gegeven en met hoge snelheid (en met spinnende banden) in de richting van [slachtoffer] is gereden, waarbij [slachtoffer] (meermalen) opzij moest springen en/of zich moest wegdraaien om een aanrijding met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen en/of
(terwijl) [slachtoffer] trachtte naar en/of in zijn, althans een, auto te komen
(die op dat moment door een ander werd bestuurd), (met hoge snelheid) achter
[slachtoffer] is aangereden, althans in zijn richting is gereden en/of (vervolgens)
is gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die [slachtoffer] en/of die
personenauto, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 27 oktober 2013 te Enschede, gemeente Enschede, de heer [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend met een door hem bestuurde motorrijtuig (personenauto),
(terwijl) [slachtoffer] als voetganger zich op korte afstand van het voertuig van verdachte bevond, en/of
(meermalen) achteruit gereden en/of (vervolgens) het voertuig in de richting van die [slachtoffer] gestuurd en/of (vervolgens) veel gas gegeven en met hoge snelheid (en met spinnende banden) in de richting van [slachtoffer] gereden, waarbij [slachtoffer] (meermalen) opzij moest springen en/of zich moest wegdraaien om een aanrijding met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen en/of
(terwijl) [slachtoffer] trachtte naar en/of in zijn, althans een, auto (Volkswagen) te komen (die op dat moment door een ander werd bestuurd), (met hoge snelheid) achter [slachtoffer] aangereden althans in zijn richting is gereden en/of (vervolgens) is het door verdachte bestuurde motorrijtuig (personenauto) gebotst tegen, althans in aanrijding is gekomen met die [slachtoffer] en/of die (andere) personenauto (Volkswagen);

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake het primair in de eerste plaats tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de door verdachte in verzekering doorgebrachte tijd, en tot 10 jaar ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft gerequireerd tot bewezenverklaring van het primair in de eerste plaats tenlastegelegde. De officier van justitie is van oordeel dat het op een dergelijke manier gebruik maken van een auto, te weten het bewust inrijden op een persoon, een dermate gevaarlijke situatie oplevert, dat sprake is van een poging tot doodslag.
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de meerderheid van de verklaringen niet bruikbaar is omdat die verklaringen niet objectief zijn. De enige objectieve inhoudelijke verklaring is de verklaring van de heer [getuige 1] en dit betreft een ontlastende verklaring. De raadsman heeft vrijspraak bepleit voor zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het primair in de tweede plaats, de poging tot zware mishandeling, bewezen kan worden.
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de afgelegde verklaringen van de getuigen c.q. aangevers voldoende betrouwbaar zijn en zodoende voor het bewijs gebruikt mogen worden. Gelet op de inhoud van die verklaringen en de verklaring van getuige [getuige 1], in onderling verband en samenhang beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte meermalen van een korte afstand met een personenauto op de aangever is ingereden. Niet staat vast dat verdachte met hoge snelheid richting het slachtoffer is gereden, aangezien weliswaar sprake is geweest van veel gas geven, maar ook van “spinnende” banden, terwijl het spinnen van banden normaliter gepaard gaat met een afname in snelheid. Verdachte heeft door deze gedragingen gepoogd om aan de aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Dat aangever geen zwaar lichamelijk letsel heeft opgelopen, is niet aan het handelen van verdachte te danken.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 27 oktober 2013 te Enschede, gemeente Enschede, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, telkens opzettelijk met een door hem bestuurd motorrijtuig (personenauto),
terwijl [slachtoffer] als voetganger zich op korte afstand van het voertuig van verdachte bevond, meermalen achteruit is gereden en het voertuig in de richting van die [slachtoffer] heeft gestuurd en veel gas heeft gegeven en met spinnende banden in de richting van [slachtoffer] is gereden, waarbij [slachtoffer] meermalen opzij moest springen en/of zich moest wegdraaien om een aanrijding met het door verdachte bestuurde voertuig te voorkomen en terwijl [slachtoffer] trachtte naar en in zijn auto te komen, in zijn richting is gereden en vervolgens is gebotst tegen die [slachtoffer] en die personenauto, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 302 en artikel 45 Wetboek van Strafrecht (Sr). Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
poging tot zware mishandeling.
7. De strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft op 27 oktober 2013 getracht een ander zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Hij heeft, teneinde dat doel te bereiken, bewust zijn auto als wapen gebruikt en hij is met die auto meermalen ingereden op het slachtoffer, waarbij hij dat slachtoffer ook een keer heeft geraakt. Verdachte was boos op de vriend van het slachtoffer, die aan de broer van verdachte drugs zou hebben verkocht en wilde op deze wijze blijkbaar verhaal halen.
Een dergelijke vorm van eigenrichting dient door het opleggen van een aanmerkelijke onvoorwaardelijke vrijheidsstraf ontmoedigd te worden.
In het nadeel van verdachte geldt bovendien dat hij een 28-pagina tellend uittreksel uit de justitiële documentatie heeft, waaruit blijkt dat hij, naast vele vermogensdelicten, eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten en delicten op het gebied van de wegenverkeerswetgeving.
Verdachte heeft geen rijbewijs, zodat het er voor moet worden gehouden dat hij niet over de vereiste vaardigheden beschikt die noodzakelijk zijn om gemotoriseerd aan het verkeer deel te nemen. Nu hij desondanks welbewust gaat rijden en vervolgens zijn auto als wapen gebruikt, dient hem, naar het oordeel van de rechtbank, de langst mogelijke ontzegging van de rijbevoegdheid te worden opgelegd.
Bij de vaststelling van de op te leggen straf heeft de rechtbank op de voet van het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht in rekening gebracht de heden aan verdachte door deze rechtbank opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 5 jaren.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op artikel 27 Sr en 179a Wegenverkeerswet 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het primair in de eerste plaats tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair in de tweede plaats tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair in de tweede plaats meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
ontzeggingvan de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
vijf jaren.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Venekatte, voorzitter, mr. M. Melaard en mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van H. Feijer, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PLO5KL 2013111105. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal, waaronder:
1.
proces-verbaal van aangifte, 29 oktober 2013, pagina’s 23 tot en met 27, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige 2]:
Op 27 oktober 2013 kwam [verdachte] bij mij thuis. Ik heb hem de deur uitgewerkt. Ik ben daarna met [slachtoffer] achter [verdachte] aangereden, omdat ik van hem wilde weten waarom hij zo te keer was gegaan tegen mij.
Wij zagen [verdachte] met zijn rode Peugeot bij het winkelcentrum rijden. Op het moment dat [slachtoffer] uitstapte zag ik dat [verdachte] gaf gas en hard in de richting van [slachtoffer] reed. Terwijl ik de auto wegzette zag ik dat [verdachte] met zijn auto achteruit reed en vol gas richting [slachtoffer] reed. Ik zag dat de banden van de auto van [verdachte] min of meer aan het spinnen waren. Hij reed [slachtoffer] bijna aan, maar [slachtoffer] draaide op dat moment weg. Ik stapte uit de auto en riep richting [slachtoffer] dat hij naar de auto moest komen. Ik zag dat [slachtoffer] in mijn richting rende en dat [verdachte] met hoge snelheid achter [slachtoffer] aanreed. Net toen [slachtoffer] bij de auto was en in wilde stappen reed [verdachte] tegen de rechter achterzijde van de auto van [slachtoffer]. [slachtoffer] kon opzij springen, maar hij werd alsnog door [verdachte] geraakt op zijn linker scheenbeen;
2.
proces-verbaal van aangifte, 29 oktober 2013, pagina’s 32 tot en met 35, voor zover inhoudende de verklaring van [slachtoffer]:
Wij zagen de auto van [verdachte]. Dit was in de buurt van het winkelcentrum op het Twekkelerveld.
Ik stapte uit mijn auto, [getuige 2] bestuurde de auto waar wij in zaten. Ik liep in de richting van de auto van [verdachte]. Ik zag dat [verdachte] in de richting van mij en [getuige 2] keek en toen zag ik dat [verdachte] de auto, waarin hij zat, achteruit reed. Hierna reed [verdachte] met volle vaart recht op mij af. Ik kon net opzij springen om niet geraakt te worden. Hierna reed [verdachte] weer naar achteren om vervolgens weer met volle vaart op mij af te rijden. Ik kon echt op het nippertje ontkomen, dat scheelde echt maar heel weinig. [verdachte] reed hierna weer achteruit en kwam voor de derde keer met volle vaart op mij afrijden. Ik kon toen net niet meer ontkomen en toen heeft [verdachte] mij tegen mijn linker achterbeen geraakt met de auto. Ik hoorde [getuige 2] mij toen roepen dat ik naar de auto moest komen. Ik rende naar [getuige 2] en de auto, dit was een afstand van twintig tot vijfentwintig meter. Terwij1 ik naar de auto rende, kwam [verdachte] achter mij aanrijden. Net toen ik in de auto wilde stappen, aan de bijrijderskant, knalde [verdachte] met zijn auto tegen de achterzijde van mijn auto;
3.
proces-verbaal verhoor getuige, 21 november 2013, pagina’s 44 tot en met 46, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige 3]:
Ik zag bij het winkelcentrum, op de Zonstraat, de auto van [slachtoffer] rijden. Wij liepen in de richting van de auto van [slachtoffer]. Ik zag dat [getuige 2] er in zat. Ik zag ook de rode auto van [verdachte], deze stond midden op straat, bij de kruising Zonstraat - Spicastraat. Ik zag dat [slachtoffer] naar de auto van [verdachte] liep. Ik zag en hoorde dat de auto van [verdachte] aan het 'spinnen' was. Ik hoorde het geluid van het gasgeven en van de spinnende banden. [slachtoffer] stond op een afstand van ongeveer drie a vier meter. Ik zag plotseling de auto van [verdachte] op [slachtoffer] afrijden. Ik zag dat [slachtoffer] nog maar net kon wegspringen. Ik zag dat de auto van [verdachte] weer achteruit reed, en [slachtoffer] rende weg naar zijn eigen auto, die stond aan de Spicastraat. Ik zag dat [verdachte] achter hem aan reed, de Spicastraat in. Ik hoorde een klap, achteraf bleek dat [verdachte] tegen de auto van [slachtoffer] was aangereden. Ik hoorde alleen de klap.
4.
proces-verbaal verhoor getuige, 21 november 2013, pagina’s 50-51, voor zover inhoudende de verklaring van [getuige 1]:
Ik ben woonachtig aan de [adres] te [woonplaats]. Op 27 oktober 2013, in
de avonduren, ben ik getuige geweest van een incident welke zich heeft afgespeeld aan de [straat], voor mijn huis. Op een gegeven moment hoorde ik geluiden van buiten, er werd geschreeuwd. Ook hoorde ik gierende banden van een auto en een hoop geschreeuw. Ik ben voor het raam gaan staan en zag dat een zwarte auto voor mijn woning stil stond. Ik zag vervolgens een rode auto en deze reed een paar keer met gierende banden richting de zwarte auto. Ik keek van bovenaf en zag dat de rode auto een paar keer naar achteren en naar
voren reed. De rode auto gaf veel gas en remde veel en ik zag dat de rode auto van richting
veranderde en richting de zwarte auto reed.