ECLI:NL:RBOVE:2014:5964

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
11 november 2014
Publicatiedatum
11 november 2014
Zaaknummer
08.760130-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag met mes in Deventer

Op 11 november 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 25-jarige man uit Deventer, die werd beschuldigd van poging tot doodslag. De zaak vond zijn oorsprong in een steekincident op 10 juli 2014, waarbij de verdachte het slachtoffer, de tweelingbroer van zijn vriendin, meerdere malen met een mes heeft gestoken. De rechtbank oordeelde dat de verdachte schuldig was aan de poging tot doodslag, ondanks dat het slachtoffer hem via Facebook had uitgedaagd tot een gevecht. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast moest de verdachte een schadevergoeding van €841,64 aan het slachtoffer betalen.

De rechtbank nam in haar overwegingen mee dat er al geruime tijd sprake was van ruzie tussen de partijen, die grotendeels via sociale media werd uitgevochten. De verdachte had een mes van ongeveer 25 centimeter meegenomen naar de woning van het slachtoffer. Tijdens de vechtpartij stak hij het slachtoffer op verschillende plekken in het lichaam, maar de wonden bleken oppervlakkig en er waren geen vitale organen geraakt. De rechtbank hield rekening met de verminderd toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, die lijdt aan een stoornis in het autistisch spectrum, en de lage kans op recidive. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer grensoverschrijdend had gedragen, maar dat de omstandigheden van het geval, waaronder de uitlokking door het slachtoffer, aanleiding gaven tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760130-14
Datum vonnis: 11 november 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 1989 te [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats],
nu verblijvende in PI Overijssel, HvB Karelskamp te Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 21 oktober 2014 en 28 oktober 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. J.W. Post, advocaat te Deventer, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
- heeft gepoogd een persoon met messteken om het leven te brengen, dan wel heeft gepoogd deze persoon zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel deze persoon heeft mishandeld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 10 juli 2014 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de borst en/of de linker flank/zij en/of de rechter flank/zij en/of de rechter (boven)arm en/of het linker been, althans (meermaals) in het (boven)lichaam, van deze [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 10 juli 2014 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet met een mes in de borst en/of de linker flank/zij en/of de rechter flank/zij en/of de rechter (boven)arm en/of het linker been, althans (meermaals) in het (boven)lichaam, van deze [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, MEER SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 10 juli 2014 te Deventer opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer]), met een mes in de borst en/of de linker flank/zij en/of de rechter flank/zij en/of de rechter (boven)arm en/of het linker been, althans (meermaals) in het (boven)lichaam, heeft gestoken, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
4.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft ter terechtzitting de veroordeling van verdachte gevorderd ten aanzien van het primair ten laste gelegde, aangezien verdachte -kort samengevat- door zijn handelen bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het slachtoffer zou komen te overlijden en daarmee aldus opzet op de dood van het slachtoffer heeft gehad.
De verdediging heeft zich - conform de inhoud van de aan de rechtbank overgelegde pleitnotitie - op het standpunt gesteld dat verdachte van het primair en subsidiair ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. De raadsvrouw heeft daartoe -kort samengevat- het volgende aangevoerd:
Verdachte heeft met een mes bewust zeer oppervlakkig in het lichaam van het slachtoffer gestoken en op plekken waar het slachtoffer veel vet heeft, zodat geen vitale organen geraakt zouden worden. Gezien deze weloverwogen handelwijze van verdachte, heeft verdachte niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat de dood dan wel zwaar lichamelijk letsel zou optreden.
4.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Op grond van de in de bijlage opgenomen bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een mes van ongeveer 25 centimeter in het lichaam van het slachtoffer, [slachtoffer], heeft gestoken waardoor er op verschillende plekken van diens lichaam in totaal 6 steekwonden zijn ontstaan. Het slachtoffer is onder meer ter hoogte van de linker tepel en in de beide flanken van de overgang naar de rug, ter hoogte van de navel, gestoken. Door de forensisch arts is geconstateerd dat deze steekwonden alle zeer oppervlakkig en ondiep zijn (te weten circa 0,5 tot 0,75 cm), met uitzondering van de steekwond in de bovenarm waarbij het mes waarschijnlijk dieper is doorgedrongen in de onderhuidse structuren. Tevens is vastgesteld dat geen vitale organen, slagaders of zenuwen zijn geraakt.
Voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg is aanwezig indien de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaardt dat dat gevolg zal intreden. Voorts is van belang dat bepaalde handelingen naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer gericht op een bepaald gevolg dat het niet anders kan dan dat degene die die handelingen verricht de aanmerkelijke kans op dat gevolg bewust heeft aanvaard. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door met vorenbedoeld mes op meerdere plekken van het lichaam van het slachtoffer te steken waar zich kwetsbare en vitale delen bevinden, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij daarmee levensbedreigende verwondingen zou kunnen veroorzaken waaraan het slachtoffer kon komen te overlijden. Het is een feit van algemene bekendheid dat wanneer vitale organen worden geraakt er fors bloedverlies kan optreden, zodanig dat dit zonder medisch ingrijpen de dood tot gevolg kan hebben. De verklaring van verdachte dat hij bewust ondiep en op plekken heeft gestoken waarbij hij geen vitale organen zou raken, maakt dit niet anders. Gezien het feit dat verdachte het slachtoffer tijdens een vechtpartij, waarbij zowel hij zelf als het slachtoffer in beweging was, met een substantieel groot mes heeft gestoken, is het niet waarschijnlijk dat verdachte zodanige controle had over de plek waar en de wijze waarop het mes het lichaam van het slachtoffer binnen zou gaan, dat het ontstaan van dodelijk letsel uit te sluiten was. De rechtbank acht gelet daarop het primair ten laste gelegde, poging doodslag, bewezen.
4.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 10 juli 2014 te Deventer ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet met een mes in de borst en de linker flank/zij en de rechter flank/zij en de rechter bovenarm en het linker been, van deze [slachtoffer] heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

5.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 45 en 287 Sr.
5.1
Bespreking verweer
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte heeft gehandeld in noodweer en ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging. De raadsvrouw heeft daartoe -kort samengevat- het volgende aangevoerd:
Verdachte is met een mes naar het slachtoffer, [slachtoffer], toegegaan nadat deze hem via Facebook had uitgedaagd om ‘het’ uit te komen vechten. Verdachte kan niet het verwijt worden gemaakt dat hij zich hierdoor in een risicovolle situatie heeft gemanoeuvreerd, nu hij gezien zijn persoonlijkheidsproblematiek niet in staat is geweest de situatie als risicovol te duiden en hij dit ook niet als zodanig heeft gedaan. Er is derhalve van culpa in causa geen sprake. Het is aannemelijk dat het slachtoffer en zijn partner [naam 1] hun verklaringen op elkaar hebben afgestemd. Aangezien hun verklaringen niet door andere objectieve bewijsmiddelen worden gesteund, dient van de verklaring van verdachte uit te worden gegaan. Gezien de omstandigheden ter plaatse en het feit dat het slachtoffer met een mesje in zijn hand een stekende beweging in de richting van verdachte heeft gemaakt, kon niet van verdachte worden verwacht dat hij de woning zou verlaten of dat hij zich op andere wijze van de ontstane situatie zou distantiëren. Verdachte heeft proportioneel gehandeld door zijn mes pas te gebruiken op het moment dat er geen andere uitweg meer was. Verdachte heeft daarbij het slachtoffer bewust met korte halen en zonder kracht gestoken, enkel om zichzelf tegen de aanval van het slachtoffer te verdedigen en zich uit diens greep te bevrijden.
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van culpa in causa en dat een beroep op noodweer reeds om die reden niet zal slagen. Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte niet degene is geweest die door het slachtoffer is aangevallen maar dat verdachte zelf de agressor is geweest, hetgeen een gerechtvaardigd beroep op noodweer in de weg staat.
Voor een geslaagd beroep op noodweer in de zin van artikel 41 Sr is vereist dat de verweten handeling noodzakelijk was ter verdediging van zijn eigen of andermans lichaam tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding of de dreiging daarvan.
In de onderhavige zaak is vast komen te staan dat het slachtoffer verdachte via Facebook heeft uitgedaagd om naar hem toe te komen om een gevecht aan te gaan. Het enkele feit dat verdachte vervolgens met medebrenging van het mes naar het slachtoffer toe is gegaan, brengt gezien de huidige rechtspraak op zichzelf niet met zich mee dat verdachte daarna niet meer in een situatie terecht zou kunnen komen waarin hij zich mocht verdedigen. Van ‘culpa in causa’ is in het onderhavige geval aldus geen sprake.
Teneinde het beroep op noodweer (verder) te beoordelen is het van belang vast te stellen van welk feitencomplex bij de beoordeling dient te worden uitgegaan. Zowel het slachtoffer, zijn partner [naam 1] als verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer, op het moment dat hij via de achterdeur de woning in kwam, een mesje en een takje in zijn hand vasthield en dat hij dit takje met het mesje aan het schrapen was. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer vervolgens met dit mesje een stekende beweging in zijn richting heeft gemaakt waarna hij zelf zijn mes tevoorschijn heeft gehaald. Anders dan verdachte hebben het slachtoffer en [naam 1] beiden verklaard dat het slachtoffer dit mesje en takje na binnenkomst in de woonkamer op de kinderstoel heeft gelegd. Deze verklaringen worden ondersteund door het feit dat tijdens het forensisch onderzoek in de woning, dat diezelfde avond na het delict heeft plaatsgevonden, het bedoelde mesje en takje op de kinderstoel in de woonkamer zijn aangetroffen. Uit de bewijsmiddelen en ook anderszins is niet gebleken dat dit mesje en takje op een ander moment, na het feit op de kinderstoel zijn neergelegd. Met name deze specifieke plaats waarop het mesje en takje zijn aangetroffen en het feit dat [naam 1] diezelfde avond hierover heeft verklaard, maken dat de rechtbank aan de verklaringen van [naam 1] en het slachtoffer op dit punt meer waarde hecht. Daar komt bij dat door [naam 2], die ten tijde van het feit de woning is binnengelopen, niet is gezien dat het slachtoffer een mesje in handen heeft gehad dan wel dat het mesje op de grond zou hebben gelegen. Verder past het wegleggen van het mesje door het slachtoffer bij het door het slachtoffer via Facebook geuite voorstel om met verdachte “op het grasveldje te gaan vechten”, hetgeen, zoals het slachtoffer ook heeft verklaard, een gevecht met blote vuisten impliceert. De verklaring van verdachte dat het slachtoffer het mesje in zijn hand heeft gehouden en daarmee in zijn richting een stekende beweging heeft gemaakt, wordt verder ook door geen ander bewijsmiddel ondersteund.
Alles overwegende dient er van uit te worden gegaan dat het slachtoffer het mesje voorafgaand aan het feit op de kinderstoel heeft weggelegd en dat hij aldus met dit mesje geen stekende beweging in de richting van verdachte heeft gemaakt. Verdachte heeft zelf op enig moment zijn mes tevoorschijn gehaald en heeft het slachtoffer daarmee meerdere malen gestoken. Dat er sprake van een noodweersituatie is geweest, is aldus niet gebleken. Verdachte is daarentegen zelf de agressor geweest door het slachtoffer met het mes aan te vallen. Het beroep op noodweer zal worden verworpen.
Er zijn derhalve geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op:
Poging tot doodslag.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

7.De op te leggen straf of maatregel

7.1
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd dat verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals bedoeld in het reclasseringsrapport van 16 september 2014 zal worden opgelegd. Ten aanzien van de vordering benadeelde partij [slachtoffer] heeft de officier van justitie gevorderd dat een bedrag van € 370,- aan materiële schade en een bedrag van € 500,- aan immateriële schade, als zijnde een voorschot, zullen worden toegewezen waarbij de benadeelde partij in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsvrouw heeft de rechtbank primair verzocht een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest op te leggen en verdachte onmiddellijk in vrijheid te stellen. Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht, indien de rechtbank een langere gevangenisstraf zal opleggen, de behandeling van de zaak aan te houden teneinde het intakegesprek bij Trajectum af te wachten zodat bij de strafmaatbepaling de bevindingen van Trajectum meegewogen kunnen worden.
Ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] heeft de raadsvrouw zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen dan wel dient te worden gematigd vanwege “eigen schuld” van de benadeelde. Subsidiair heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk dient te worden verklaard omdat de vordering in het geheel niet van eenvoudige aard is.
7.2
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte is nadat het latere slachtoffer, de tweelingbroer van zijn vriendin, hem via Facebook tot een gevecht had uitgedaagd, naar de woning van het slachtoffer gegaan en heeft daarbij een mes meegebracht. Vervolgens heeft verdachte het slachtoffer in diens woning meerdere malen met het meegenomen mes gestoken. Tussen partijen is er al geruime tijd sprake van ruzie die grotendeels via op social media geuite bedreigingen en beledigingen wordt uitgevochten. Volgens verdachte was het eerder bedoelde bericht op Facebook de spreekwoordelijke ‘druppel die de emmer deed overlopen’. Verdachte heeft door zijn handelen een forse inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt en hij mag van geluk spreken dat het niet slechter met het slachtoffer is afgelopen.
Verdachte heeft blijkens de justitiële documentatie in het verleden een aantal strafbare feiten begaan waarvoor hij een transactie heeft voldaan. Voor een feit als het onderhavige is verdachte niet eerder met politie en justitie in aanraking geweest.
Over verdachte is een psychologisch rapport uitgebracht, met als datum 27 september 2014. Verdachte lijdt volgens het rapport aan een stoornis in het autistisch spectrum. Verdachte kan sociale situaties niet begrijpen, kan geen verband leggen tussen oorzaak en gevolg, herkent emoties bij zichzelf en anderen niet en heeft sterke behoefte aan structuur en voorspelbaarheid. Op basis van de gespreksindrukken wordt verdachte als zwakbegaafd ingeschat. Hij maakt de indruk over zeer beperkte copingstrategieën en gedragsalternatieven te beschikken. Daarbij is het syndroom van Gilles de la Tourette, zich uitend in tics in het gezicht, zichtbaar aanwezig. De psycholoog heeft voorts geconstateerd dat verdachte moeilijk tegenslagen en teleurstellingen kan incasseren. Verdachte voelt zich ongelukkig en incompetent in sociale contacten en heeft een lage zelfwaarde. Door de psycholoog is geconcludeerd dat er bij verdachte over de afgelopen periode sprake is van psychisch en daarmee samenhangend lichamelijk ernstig disfunctioneren. Onder meer de stoornis in het autistisch spectrum, de beperkte copingstrategieën en gedragsalternatieven in combinatie met verdachtes beperkte verstandelijke vermogens hebben er volgens de psycholoog toe geleid dat verdachte tot het ten laste gelegde is gekomen. Verdachte is daarbij nauwelijks in staat geweest bewust na te denken. Verdachte wordt door de psycholoog derhalve verminderd toerekeningsvatbaar geacht.
Het ten laste gelegde is volgens de psycholoog veeleer een incident dan een structureel probleem bij verdachte. Mede gezien het feit dat verdachte niet eerder tot geweld is gekomen en gezien de context van het feit, te weten het stelselmatig treiteren door het slachtoffer, wordt het recidiverisico ingeschat als laag. Een behandeling acht de psycholoog niet geïndiceerd omdat verdachte onvoldoende capaciteiten heeft om behandeld te worden. Daarbij is de stoornis in het autistisch spectrum niet te behandelen. Geadviseerd wordt verdachte een reclasseringstoezicht op te leggen waarbij hij strakker dan normaal begeleid wordt, waarbij de begeleidend reclasseringswerker deskundig is op het gebied van ADHD en autisme. Daarbij wordt als advies gegeven verdachte een psycho-educatie op te leggen, zodat verdachte zijn stoornis en de beperkingen daarvan leert begrijpen. Tenslotte heeft de psycholoog als overweging meegegeven verdachte en het slachtoffer in het kader van mediaton een gesprek met elkaar te laten aangaan met als doel “elkaar met rust te laten”.
Blijkens het rapport van 16 september 2014 vindt de reclassering het net als de psycholoog belangrijk dat verdachte reclasseringstoezicht wordt opgelegd, waarbij verdachte door de reclassering naar een vorm van ambulante begeleiding zal worden verwezen. Geadviseerd wordt verdachte een (gedeeltelijk) voorwaardelijke straf op te leggen en daaraan als bijzondere voorwaarden een meldplicht en de genoemde ambulante begeleiding te verbinden.
Terzake van (poging tot) doodslag is door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geen oriëntatiepunten opgenomen. De rechtbank zal bij de bepaling van de straf onder meer rekening houden met de aard en de ernst van het feit maar ook met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Hoewel verdachte zich zeer grensoverschrijdend heeft gedragen, neemt de rechtbank ook in ogenschouw dat het slachtoffer verdachte heeft uitgedaagd het gevecht met hem aan te gaan, hetgeen mede tot het onderhavige feit heeft geleid. Gezien deze vaststelling, verdachtes beperkingen, het feit dat hij verminderd toerekeningsvatbaar wordt geacht en hij nauwelijks justitiële documentatie heeft, en de laag ingeschatte kans op recidive, acht de rechtbank een gevangenisstraf waarvan het onvoorwaardelijk deel van kortere duur is dan is gevorderd passend. De rechtbank zal het advies de gevangenisstraf deels voorwaardelijk met daaraan de hiervoor bedoelde bijzondere voorwaarden op te leggen, overnemen. De rechtbank acht zich voldoende voorgelicht en acht het niet noodzakelijk de zaak te heropenen teneinde Trajectum te laten rapporteren. De voorwaardelijke straf zal van substantiële duur zijn, omdat de aard van het feit in beginsel een gevangenisstraf van enige duur rechtvaardigt; de voorwaardelijke straf dient ertoe de verdachte er in de toekomst van te weerhouden in situaties waarin hij terecht komt tot gewelddadig gedrag over te gaan. Het is daarbij van belang dat verdachte, zolang de verhoudingen tussen hem en het slachtoffer niet zijn verbeterd, het contact met het slachtoffer uit de weg zal gaan. De rechtbank acht het niet opportuun de voorgestelde mediaton als bijzondere voorwaarde op te leggen. Verdachte en het slachtoffer zouden hiertoe op vrijwillige basis en mogelijk onder begeleiding van de reclassering kunnen overgaan. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en met de algemene en bijzondere voorwaarden passend.

8.De schade van benadeelden

8.1
De vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 1520,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • € 370,- materiële schade;
  • € 1150,- immateriële schade.
De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in zijn vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is vast komen te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit aan de benadeelde partij rechtstreekse schade heeft toegebracht.
Ten aanzien van de gevorderde materiële schade is de rechtbank van oordeel dat wat betreft de gevorderde schade aan “verlies eigen risico” een bedrag van € 28,36 niet toewijsbaar is, aangezien deze kosten voor de datum van het onderliggende feit zijn gemaakt en deze kosten aldus met dit feit geen verband houden. De benadeelde partij zal wat betreft dit deel van de vordering niet ontvankelijk worden verklaard. Ten aanzien van het bedrag aan gevorderde immateriële schade, dat (deels) door de verdediging is betwist, is de rechtbank van oordeel dat in dit geval, mede gezien het feit dat er van “eigen schuld” aan de kant van de benadeelde partij sprake is, een bedrag van € 500,- een redelijke vergoeding wordt geacht. De benadeelde dient wat betreft het overige deel van de vordering niet -ontvankelijk te worden verklaard. De benadeelde partij kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
8.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal hierbij de maatregel als bedoeld in artikel 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door feit is toegebracht.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
bewezenverklaring
- verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde een strafbaar feit oplevert;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het onder primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de verdachte geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • dat de verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook als dat inhoudt ambulante behandeling door derden, voor zover en voor zolang de reclassering dat noodzakelijk acht;
  • dat de verdachte zich moet melden bij reclassering locatie Zutphen, Houtwal 16, 7201 ES Zutphen, telefoonnummer 0575-582744. Hierna moet verdachte zich gedurende door Reclassering Nederland bepaalde periode blijven melden zo frequent als Reclassering gedurende deze periode nodig acht;
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
  • bepaalt dat de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;

schadevergoeding

  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer], wonende te [adres], voor een deel van € 678,36 niet-ontvankelijk is in haar vordering, en dat de benadeelde partij de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij van een bedrag van
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • bepaalt dat als verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoeld bedrag daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij het bedrag te betalen, komt te vervallen, en andersom, als verdachte aan de benadeelde partij het verschuldigde bedrag heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van dat bedrag komt te vervallen.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.C. Hangx, voorzitter, mr. F. van der Maden en mr. E. Leentjes, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B.E. Martini, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 11 november 2014. Mr. Leentjes is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer 2014058115, opgemaakt d.d. 16 september 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
een proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer], d.d. 16 juli 2014, opgenomen op pagina 41 e.v. van het dossier, inhoudende:
0: Ik wil even met u teruggaan naar die avond dat u gestoken bent. U hebt verklaard dat u zich achter in de tuin bevond toen u door [naam 1] werd geroepen. U was op dat moment bezig met een klein mesje schors van een takje te halen. U liep met dat mesje en takje naar binnen en zag [naam 1] bij [verdachte] staan. [verdachte] stond in de deuropening van de woonkamer. U hoorde [naam 1] tegen hem praten.
V: Waar stond [naam 1] op dat moment precies ten opzichte van [verdachte]?
A: [verdachte] stond in de gang, ter hoogte van de deuropening naar de woonkamer en [naam 1] stond in de woonkamer en ter hoogte van de deuropening naar de hal.
(..)
V: Wat deed jij vervolgens toen je hen zag staan?
A: Ik zei, kom dan gaan we naar buiten toe. Dan vechten wet het uit met blote vuisten. [verdachte] zei toen, jij hebt een takje en een mes. Ik zei toen dat ik die wel weg zou gooien. Ik heb dat mesje en dat takje toen zelf op een kinderstoel gelegd.
V: Wat gebeurde er precies toen [verdachte] zag dat jij de woonkamer in kwam lopen?
A: [verdachte] zei niet veel. Hij zei dat [naam 3] last heeft van haar hart. Ik zei dat ik
daar niet veel aan kon doen omdat ze het zelf aanhaalden.
V: Waar ben jij toen gaan staan?
A: Ik ging naast [naam 1] staan. [naam 1] en ik stonden allebei in de deuropening naar
de hal. We stonden allebei aan de woonkamer kant. Als je naar de hal kijkt, dan
stond ik links van [naam 1].
V: Hoe stond je toen precies ten opzichte van [naam 1] en [verdachte]?
A: [naam 1] stond rechts naast mij en [verdachte] stond schuin rechts tegenover mij.
V: Wat heb je vervolgens precies allemaal tegen [verdachte] gezegd?
A: Ik heb alleen gezegd dat we naar het grasveldje zouden gaan en dat we het dan
met blote handen zouden gaan uitvechten, en daarmee klaar.
V: Wat heeft [verdachte] precies terug gezegd?
A: Hij zei niets, (..) toen toverde hij dat mes achter zijn rug weg. (..)
A: Toen [naam 1] dat mes zag lukte [naam 1] het om langs [verdachte] naar de voordeur te lopen. Ze rende naar buiten en riep bel 112. Daarna begon [verdachte] op mij in te steken. Achter elkaar door.
V: Wat gebeurde er dan precies?
A: Uit verwering probeerde ik hem naar beneden te halen, maar hij stak achter
elkaar door.
(..)
V: Hoe waren jullie posities ten opzichte van elkaar toen jij gestoken werd?
A: ja, hoe moet ik dat zeggen? Hij stond voor mij en hij prikte blindelings. Ik weet nog wel dat ik op de grond viel en dat hij door bleef steken.
V: Dat steken, dat wil ik graag stapje voor stapje met je doornemen. Jij en [naam 1] staan tegen over [verdachte]. [verdachte] trekt dat mes. Waar haalde hij dat mes vandaan?
A: achter zijn rug weg, uit zijn broekzak. Ik denk uit zijn achterste linker broekzak. Volgens mij haalde hij dat mes met zijn linker hand te voorschijn.
V: Jij en [naam 1] staan tegenover [verdachte]. [verdachte] heeft dat mes in zijn handen. Waar
stonden jullie op dat moment?
A: Toen stonden we nog in de opening waar we de hele tijd al stonden. [naam 1] en ik
stonden nog in de woonkamer. [verdachte] stond toen nog in de gang, ter hoogte van de
deuropening.
V: je zegt net, [naam 1] rende naar buiten, naar de voordeur nadat [verdachte] dat mes te voorschijn had gehaald. Klopt dat?
A: Ja.
(..)
V: [naam 1] is dan naar buiten gegaan. Jij en [verdachte] staan tegenover elkaar. [verdachte] heeft dat mes in zijn hand. In welke hand hield hij dat mes vast?
A: Volgens mij links.
V: Hoe is het toen verder gegaan?
A: Toen kwam hij op mij af en begon hij achterelkaar op mij te steken. (..)
V: Hoe ging het toen verder?
A: Hij kwam op mij af, hij stak mij en toen viel ik om. Ik lag toen voor de televisiekast. Ik lag op mijn rug.
V: Jij ligt op je rug voor de televisiekast. Wat deed [verdachte] toen?
A: Hij bleef maar steken. Blindelings. Hij heeft mij 6 keer geraakt. Blijkbaar heb ik hem aardig kunnen afweren.
V: Waar ben je geraakt?
A: In de rechter binnenarm. Links bij mijn milt. Bij mijn linker tepel. Rechts bij de darmen, in mijn linker knie en rechts heb ik nog een punt in mijn buik.
V: Jij lag op je rug voor de televisiekast. Wat was de positie van [verdachte] toen ten opzichte van jou?
A: Hij zat midden boven op mij sowieso. Hij zat op zijn knieën voorover gebukt om mij
te steken.
Nadat [naam 1] naar buiten was gegaan en gezegd had dat iemand 112 moest bellen kwam
[naam 1] weer naar binnen. [naam 1] zag mij toen op de grond liggen. Ze heeft
geprobeerd om via de achterkant van [verdachte] hem van mij af te trekken. Haar dat lukte
niet omdat hij te stevig is.
(..)
A: hij had dat mes nog vast, volgens mij in zijn rechter hand. Volgens mij heb ik toen zijn hand dat om het mes zat vastgepakt, zodat hij niet meer verder kon steken. Toen kwam mijn oom [naam 4] binnen, hij heeft toen dat mes afgepakt. Dat heb ik gezien.
V: Hoe ging dat afpakken van dat mes
A: [naam 4] heeft dat mes gewoon gepakt. Hij heeft dat mes uit de hand van [verdachte] gepakt.
V: Of heeft [verdachte] hem dat mes gegeven?
A: volgens mij gewoon gepakt. Ik ben toen naar buiten gegaan. (..)
een proces-verbaal van verhoor van [naam 1], d.d. 10 juli 2014, opgenomen op pagina 66 e.v. van het dossier, inhoudende:
V: Kun je in grote lijnen aangeven wat er gebeurd is?
A: Er was al ruzie tussen ons. Er was al helemaal geen contact. Zij zette foto’s van onze kinderen op Facebook. Daar was ik niet van gediend. Dat heb ik haar via via laten weten. Daar werd ze boos over. Ze zette toen een bericht op Facebook met de strekking: “Die tering [naam 1] en [slachtoffer] moeten maar eens hier komen, dan zien ze wel wat er gebeurd.” [slachtoffer] heeft toen ook een zelfde bericht geplaatst dat zij maar eens bij ons moesten komen. Een hele tijd gebeurde er toen niets. Tot vanavond, (..)
(..)
V: Waar bevond jij je in de woning toen [verdachte] binnen kwam?
A: Ik stond in de gang met hem bij de binnendeur van de woonkamer. Hij was de gang
al door.
V: Had hij vrije toegang tot de woning?
A: Ja, ik had de voordeur open staan.
V: Waar bevond jou man zich toen op dat moment?
A: Hij was op dat moment in de schuur bij zijn vogels. Toen riep ik hem op moment dat [verdachte] voor mij stond. Ik schrok me dood. Toen kwam [slachtoffer] er aan.
V: Waar kwam [slachtoffer] vandaan lopen?
A: Hij kwam vanuit de tuin via de achterdeur de woonkamer inlopen.
V: Toen bij de woonkamer binnen kwam, waar bevonden jij en [verdachte] zich toen?
A: Nog steeds in de deuropening van de woonkamer. Toen hij [slachtoffer] zag het hij dat mes zien.
V: Wat gebeurde er toen precies?
A: (..) Ik ben toen naar buiten gerend. Ik dacht dit gaat helemaal verkeerd. Op dat moment zag ik ook dat [verdachte] gelijk langs mij heen liep richting [slachtoffer]. Ik zette een paar passen richting de buitendeuropening die een meter verder zit en riep naar de buurvrouw dat ze de
politie moest bellen. Ik zei letterlijk: “Bel de politie, bel de politie. Hij heeft een mes.” Vervolgens draaide ik mij gelijk weer om richting woonkamer en rende naar binnen. Ik zag dat [verdachte] bovenop [slachtoffer] was gesprongen en met het mes aan liet steken was. (..)
V: Waar stak [verdachte] [slachtoffer]?
A: Ik zag dat [verdachte] [slachtoffer] aan de voorkant stak. Daar had [slachtoffer] ook alle steekwonden
zitten. Volgens mij zat er eentje aan de achterkant.
V: Hoe vaak heeft [verdachte] gestoken?
A: Zes of zeven keer? Als het niet vaker is.
V: In wat voor positie bevond [slachtoffer] zich toen [verdachte] stak.
A: [slachtoffer] lag op de grond.
V: En waar bevond [verdachte] zich ten opzichte [slachtoffer].
A: [verdachte] zat op de benen van [slachtoffer] terwijl bij stak.
V: Hoe zag dat mes eruit waarmee [verdachte] stak?
A: Het snij gedeelte was ongeveer 20-25 cm lang en 2-3 cm breed en een
bruin/goudkleurig handvat als ik het goed heb gezien.
V: Hoe heeft [slachtoffer] zich daar tegen verdedigd?
A: [slachtoffer] was aan liet spartelen, trappen en duwen. (..)
(..)
A: (..)
Toen stopte [verdachte] ook. Hij gaf toen het mes aan [naam 4] die op dat moment binnen kwam lopen.
V: Wie is [naam 4]?
A: De oom van [slachtoffer]. Hij heet [naam 4].
(..)
C: Er is ook nog sprake van een ander mes.
(..)
A: Ik wil het wel uitleggen. Hij was bezig in de schuur bij zijn vogels. Als het goed is lag er ook een tak. Hij was bezig velletjes van de tak te halen met dat mes. Toen [verdachte] binnenkwam, legde hij dat mes op de kinderstoel. Daar lag liet ook als het goed is. Het was zo’n klein mes.
een letselrapport opgemaakt, na revisie door G. van Essen, forensisch arts, op 16 september 2014, inhoudende:
betreft
naam [slachtoffer] geslacht man
voornamen W
geboortedatum [geboortedatum 2]1987
datum letsel 10 juli 2014
behandelend arts dienstdoend SEH-arts Deventer Ziekenhuis
letselbeschrijving
romp
borst links op voorzijde van de borst ter hoogte van de binnenzijde linker tepel een kleine
oppervlakkige halve-maan-vormige bloedende wijkende steekwond van ± 0,5 x 0,5 cm
en ± 0,5 - 075 cm diep, die door de huid heen tot in het onderhuidse vet is gestoken
(niet diep)
kan passen bij steekverwonding met scherp snijdend voorwerp zoals bijv. een mes
flanken
links in de flank naar overgang rug (hoogte niveau navel) is een kleine oppervlakkige
ronde bloedende steekwond van ± 1,5 x 1,0 cm met onregelmatige rafelige randen,
die door de huid heen tot in het onderhuidse vet is gestoken (niet diep) foto 3 en 4
kan passen bi] steekverwonding met onregelmatig niet geheel scherprandig voorwerp
(kan door manipuleren / draaien met mes)
rechts in de flank / overgang rug midden tussen oksel en bekkenkam een kleine
halve-maan-vormige oppervlakkige bloedende wijkende steekwond van ± 1,5 x 1,0 cm
en ± 0,5 - 0,75 cm diep, die door de huid heen tot in het onderhuidse vet is gestoken
(niet diep) kan passen bij steekverwonding met scherp snijdend voorwerp zoals bijv. een mes
buik, bekken geen letsel aangegeven of zichtbaar
armen
linker arm + hand geen letsel aangegeven of zichtbaar
rechter arm + hand over de bovenarm rechts is een gebied van 15 x 10 cm gezwollen en vast aanvoelend door zwelling en onderhuids bloedverlies en kneuzing waarin een oppervlakkige 3 x 3 cm grote bloeduitstorting met een huidbeschadiging van 0,5 x 0,5 cm aanwezig is.
In dit gebied is aan de binnen-voor-zijde van de rechter bovenarm ca 10 cm van de oksel een kleine wijkende beiderzijds scherprandige bloedende steekwond van ± 2,0 cm lengte en ± 0,5 cm breedte, die door de huid heen tot in het onderhuidse vet is gestoken (mogelijk is de steekwond op deze plaats dieper in de onderhuidse structuren doorgedrongen met als gevolg beschadiging van bloedvaten en onderhuids bloedsverlies). kan passen bij steekverwonding met scherp snijdend voorwerp zoals bijv. een mes
Letsel is veroorzaakt door stomp direct of indirect botsend geweld zoals stompen of
slaan met hard voor- werp (direct) of bijvoorbeeld door vallen op of tegen een harde
ondergrond in combinatie met onderhuids bloedverlies door het boven beschreven
steekletsel met onderhuids bloedverlies.
benen
linker been + voet aan de voorzijde van het linker been net boven de knie een kleine wijkende beiderzijds scherprandige bloedende steekwond van ± 2,0 cm lengte en ± 0,5 - 0,75
cm diep, die tot in het onderhuidse vet is gestoken (niet diep).
Kan passen bij steekverwonding met scherp snijdend voorwerp zoals bijv. een mes
rechter been geen letsel aangegeven of zichtbaar
beoordeling letsel ALGEMEEN:
Alle steekwonden zijn -opvallend - zeer oppervlakkig en op alle plaatsen vrijwel even (on-) diep; er zijn geen vitale organen, slagaders of zenuwen geraakt, waardoor er geen functionele uitval is opgetreden.
Diepte bepaling van de wonden is over het algemeen moeilijk. Manipulatie van
wonden kan beschadiging geven van onderhuidse structuren en moet terughoudend worden uitgevoerd.
Op moment van letselbeschrijving was behandelend arts bezig om de wonden van VE
te hechten; er was weinig tijd voor nader onderzoek door de forensisch arts.
blijvend letsel
Waarschijnlijk blijvend zichtbare littekens van de steekwonden;
letsel past bij toedracht
Alle steekwonden zijn - opvallend - zeer oppervlakkig en op de meeste plaatsen vrijwel even (on-)diep wat des te meer opmerkelijk is gezien het feit dat SO aangeeft dat VE met een mes van 20-25 cm lengte gestoken zou hebben. Alleen de steekwond op de rechterbovenarm is waarschijnlijk dieper doorgedrongen in de onderhuidse structuren gezien het onderhuidse bloedverlies en zwelling van het gebied van de rechterbovenarm.
Het betreft merendeels steekwonden veroorzaakt door scherp stekende voorwerpen
hetgeen zou kunnen passen bij de door slachtoffer aangegeven toedracht.
een proces-verbaal sporenonderzoek, nr. PL0400-2014058115-8, opgemaakt op 11 juli 2014, inhoudende:
Op donderdag 10 juli 2014 te 20:53, werd ik verbalisant door de politiemeldkamer
Apeldoorn verzocht om te gaan naar onderstaand adres in verband met een steekincident
in die woning waarbij een verdachte was aangehouden. Op donderdag 10 juli 2014 tussen 2133 en 23.35 uur heb ik verbalisant als forensisch onderzoeker een forensisch onderzoek naar sporen verricht in verband met een vermoedelijke poging tot doodslag/moord, gepleegd tussen donderdag 10 juli 2014 te 20:15 uur en donderdag 10 juli 2014 te 20:45 uur.
Onderzoekslocatie
Het onderzoek is verricht in een woning (rijtjeswoning) aan de [adres]
Deventer.
Tijdens het ingestelde onderzoek werd door mij het navolgende bevonden en
waargenomen:
In de woonkamer direct rechts na de hal zag ik een kinderstoel staan waarop een klein openvouwen zakmesje lag met daarnaast een houten stok. Aan de sporen op dat mesje en aan de houten stok zag ik dat die houten stok voor een gedeelte was
afgeschraapt met dat mesje.
De door verdachte ter terechtzitting van 28 oktober 2014 afgelegde verklaring, -zakelijk weergegeven - inhoudende:
Op 10 juli 2014 ben ik naar de woning van [slachtoffer] aan de [adres] te Deventer gegaan, terwijl ik een mes bij mij had. Het klopt dat dit mes ongeveer 25 centimeter groot was. Ik ben de woning van [slachtoffer] via de openstaande voordeur binnengegaan. In de woning was [naam 1] aanwezig. Nadat zij [slachtoffer] had geroepen, is [slachtoffer] de woning binnengekomen. Ik heb op enig moment het mes uit de achterzak van mijn broek gepakt. [slachtoffer] en ik zijn op enig moment op de grond terechtgekomen. Ik heb [slachtoffer], nadat we op de grond terecht zijn gekomen, meerdere malen met het mes op meerdere plaatsen in zijn lichaam gestoken.