ECLI:NL:RBOVE:2014:5935

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
10 november 2014
Zaaknummer
07.663007-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op onroerende goederen en vorderingen in het kader van artikel 94a Sv

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 5 november 2014 uitspraak gedaan in een klaagschrift dat betrekking heeft op beslagen die zijn gelegd op onroerende goederen, zaken en vorderingen op basis van artikel 94a van het Wetboek van Strafvordering. Het klaagschrift, ingediend door klaagster, vertegenwoordigd door mr. G. Spong, is op 3 september 2014 ontvangen door de rechtbank. De behandeling vond plaats op 22 oktober 2014, waarbij de officier van justitie, mr. B.C. van Haren, en de advocaten van klaagster, mr. G. Spong en mr. J.T.E. Vis, aanwezig waren.

Klaagster verzocht primair om opheffing van de beslagen, die waren gelegd op onroerende goederen en vorderingen. De officier van justitie stelde voor om het klaagschrift niet-ontvankelijk te verklaren of, subsidiair, het klaagschrift ongegrond te verklaren. De rechtbank oordeelde dat het klaagschrift tijdig was ingediend en dat er geen termijnoverschrijding was. De rechtbank bevestigde haar bevoegdheid om het klaagschrift te behandelen.

De rechtbank constateerde dat klaagster, die al vijfentwintig jaar de coffeeshop 'Sky High' in Zwolle exploiteert, eerder was veroordeeld voor een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kon worden opgelegd. In een eerder vonnis was vastgesteld dat de coffeeshop gedoogd werd op basis van de AHOJG-criteria, maar dat klaagster meer dan de toegestane handelsvoorraad had. De rechtbank oordeelde dat er geen bewijs was van illegale geldstromen en dat de belastingdienst de boekhouding van de coffeeshop goedkeurde. Gezien deze omstandigheden oordeelde de rechtbank dat het onwaarschijnlijk was dat er later een verplichting tot betaling van een geldbedrag zou worden opgelegd. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het klaagschrift gegrond en hevelde het conservatoire beslag op.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 07.663007-12
Klaagschriftnummer: 14/55
Beschikking enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift, als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering:
[klaagster],
geboren op [geboortedag] 1967 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende ten kantore van mr. G. Spong,
postbus 15812, te (1001 NH) Amsterdam, Keizersgracht 278,
verder te noemen: klaagster.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 2 september 2014, is op 3 september 2014 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klaagster door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam.
Het klaagschrift heeft betrekking op uit hoofde van artikel 94a Sv gelegde beslagen op onroerende goederen, zaken en vorderingen.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 22 oktober 2014. Bij de behandeling zijn de officier van justitie, mr. B.C. van Haren, klager, mr. G. Spong en mr. J.T.E. Vis, advocaten te Amsterdam, gehoord.

2.De standpunten van klager en de officier van justitie

Standpunten van klager
Klaagster heeft primair verzocht de onder haar op onroerende goederen, zaken en vorderingen ex 94a Wetboek van Strafvordering gelegde beslagen op te heffen. Wat betreft het op de onroerende zaken gelegde (conservatoire) beslag heeft de raadsman ter zitting nog aangegeven dat het verzoek slechts ziet op die onroerende zaken die uitsluitend op naam van klaagster zijn gesteld.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd primair het klaagschrift niet-ontvankelijk te verklaren en subsidiair tot ongegrondverklaring van het klaagschrift.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De rechtbank Overijssel is bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen.

4.De ontvankelijkheid

De rechtbank is van oordeel dat het klaagschrift tijdig is ingediend. Een termijnoverschrijding als bedoeld in artikel 552a, derde lid, Wetboek van Strafvordering doet zich niet voor nu de zaak nog niet tot een einde is gekomen. Het klaagschrift is ook voor het overige ontvankelijk.

5.De beoordeling

De rechtbank stelt vast dat er ten tijde van zijn beslissing sprake is van een (niet onherroepelijke) veroordeling van klaagster wegens een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd.
Klaagster is sinds ongeveer vijfentwintig jaar eigenaresse en uitbater van coffeeshop ‘Sky High’ te Zwolle. In het vonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank, gewezen op 25 februari 2014, heeft de rechtbank overwogen dat coffeeshop ‘Sky High’ te Zwolle (hierna: de coffeeshop) bewust en expliciet is gedoogd op grond van de zogenaamde AHOJG-criteria uit de Aanwijzing Opiumwet (Stcrt. 2000, nr. 250 en 2010, nr. 20611).
In voormelde aanwijzing is onder het kopje “Strakker gedoogbeleid’ weergegeven dat de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops de 500 gram niet te boven mag gaan. In voormeld strafvonnis heeft de rechtbank bewezenverklaard dat klager meer dan de hiervoor genoemde handelsvoorraad – middels stashes – aanwezig heeft gehad in de coffeeshop. Tegelijkertijd heeft de rechtbank overwogen dat de vervolging in deze concrete zaak een trendbreuk vormt op het sinds jaar en dag gevolgde gedoogbeleid, waarbij geen acht werd geslagen op de bevoorrading aan de achterdeur of de aanwezigheid van voorraden buiten de coffeeshop.
Op basis van de overwegingen uit het hiervoor genoemde strafvonnis heeft de rechtbank geconcludeerd dat klaagster er in het verleden steeds zorg voor heeft gedragen dat haar coffeeshop paste in het lokale gedoogbeleid en dat zij aan de eisen van alle lokaal opererende instanties voldeed. Tevens heeft de rechtbank in voormeld strafvonnis geoordeeld dat klaagster inzicht in haar financiële administratie heeft gegeven en dat op basis van het strafrechtelijk onderzoek geen – niet te verwachten geldstromen – zijn aangetroffen anders dan door klaagster zelf reeds aangegeven. Klaagster is bij voormeld strafvonnis vrijgesproken ter zake van witwassen.
Ter zitting in raadkamer is onweersproken naar voren gebracht dat de belastingdienst de boekhouding van de coffeeshop heeft bijgehouden en steeds goed heeft bevonden. Van illegale geldstromen is niets gebleken. De hoge omzetten van de coffeeshop waren aldus bij de overheid bekend en over de omzet is telkens belasting betaald.
Gelet hierop en op de omstandigheid dat klaagster bij voormeld strafvonnis van de meervoudige strafkamer van deze rechtbank ter zake van de bewezenverklaarde feiten schuldig is verklaard, terwijl om bovengenoemde redenen geen straf of maatregel is opgelegd, is de rechtbank van oordeel dat het thans hoogst onwaarschijnlijk is te achten dat de strafrechter, later oordelend, aan klager een verplichting tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel zal opleggen.
Het klaagschrift wordt gegrond verklaard.

6.De beslissing

De rechtbank verklaart het klaagschrift gegrond.
De rechtbank gelast de teruggave dan wel heft op het conservatoir beslag inzake:
  • de onroerende zaken staande en gelegen te Zwolle aan de [adres 1] en [adres 2];
  • de auto’s, merk Porsche, voorzien van kentekens [kenteken 1] en [kenteken 2];
  • de bankrekening(en) (tezamen) een bedrag van € 726.302,00 belopend;
  • contant geld tot een bedrag van € 6.654,32;
  • effecten/aandelen ten tijde van de inbeslagname een waarde belopend van
€ 168.833,00.
Aldus gedaan door mr. S.M.M. Bordenga, rechter, in tegenwoordigheid van mr. J.R.J. Aink als griffier en in het openbaar uitgesproken op 5 november 2014.