ECLI:NL:RBOVE:2014:5856

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
5 november 2014
Publicatiedatum
5 november 2014
Zaaknummer
08/955005-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met ernstig lichamelijk letsel door aanmerkelijke schuld van bestuurder

Op 5 november 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als bestuurder van een bestelbus een verkeersongeval heeft veroorzaakt. Het ongeval vond plaats op 6 juni 2013 te Haarle, gemeente Hellendoorn, waarbij een ander ernstig lichamelijk letsel opliep. De rechtbank oordeelde dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden, ondanks dat hij bekend was met de verkeerssituatie ter plaatse. De verdachte reed met een snelheid van ongeveer 80 km/h en negeerde een rood verkeerslicht, wat leidde tot de aanrijding met stilstaande voertuigen. De officier van justitie had een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist, maar de rechtbank legde in plaats daarvan een taakstraf van 60 uur op, met een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank overwoog dat de ernst van het letsel en de omstandigheden van de verdachte, waaronder financiële problemen en het feit dat hij niet eerder voor verkeersdelicten was veroordeeld, in aanmerking moesten worden genomen bij de strafoplegging. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte aan te sporen tot voldoende oplettendheid in het verkeer, zonder dat dit directe gevolgen zou hebben voor zijn werk.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/955005-14
Datum vonnis: 5 november 2014
Vonnis op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1965 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 22 oktober 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. P. Elferink en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. E.J. de Mare, advocaat te Groningen, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte (primair) door tenminste aanmerkelijke schuld een verkeersongeval heeft veroorzaakt waarbij een ander letsel heeft opgelopen, dan wel (subsidiair) dat verdachte door zijn rijgedrag de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 06 juni 2013 te Haarle, gemeente Hellendoorn,
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(bestelbus, merk Hyundai, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg,
de Almeloseweg, komende uit de richting van Raalte en gaande in de richting
van Nijverdal, roekeloos, althans zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig, onoplettend en/of onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte,
terwijl het (uit)zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt
én/of werd gehinderd, en/of aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 km/h, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten,
en/of (vervolgens) gekomen ter hoogte van aldaar boven de weg aangebrachte
verkeerslichten (welke op dat moment rood licht uitstraalden),
(daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate en/of te laat
heeft verminderd en/of aangepast aan de verkeerssituatie en het overige
verkeer, en/of (vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in
staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen
de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) op de rechterweghelft van die weg is gebotst tegen, althans in
aanrijding is gekomen met een of meer aldaar op die weg (langzaam) rijdende
en/of stilstaande personenauto's, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]), zwaar lichamelijk letsel, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden
is ontstaan, werd toegebracht;
althans, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, subsidiair, terzake dat
hij op of omstreeks 06 juni 2013 te Haarle, gemeente Hellendoorn,
als bestuurder van een voertuig (bedrijfsauto/bestelbus, merk Hyundai,
kenteken [kenteken]), daarmee rijdende op de weg, de Almeloseweg, komende uit de
richting van Raalte en gaande in de richting van Nijverdal,
terwijl het (uit)zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt
en/of werd gehinderd, en/of aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 km/h, en/of (daarbij) niet, althans in onvoldoende mate op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en/of het overige verkeer heeft gelet en/of is blijven letten,
en/of (vervolgens) gekomen ter hoogte van aldaar hoven de weg aangebrachte
verkeerslichten (welke op dat moment rood licht uitstraalden),
(daarbij) zijn snelheid niet, althans in onvoldoende mate en/of te laat
heeft verminderd en/of aangepast aan de verkeerssituatie en het overige
verkeer, en/of (vervolgens) in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in
staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen
de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en/of
(vervolgens) op de rechterweghelft van die weg is gebotst tegen, althans in
aanrijding in gekomen met een of meer aldaar op die weg (langzaam) rijdende
en/of stilstaande personenauto's, door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,--, bij niet betaling te vervangen door 20 dagen hechtenis, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

De rechtbank overweegt dat verdachte heeft verklaard op 6 juni 2014 ter plaatse met een snelheid van ongeveer 80 kilometer per uur gereden te hebben in een Hyundai bestelbus, kenteken [kenteken], en dat hij met die bestelbus, zonder vaart te minderen, tegen een op de Almeloseweg staande auto is gebotst. Verdachte zegt zijn gedrag niet anders te kunnen verklaren dan dat hij een “black-out” heeft gehad.
Ten aanzien van de vraag of verdachtes verkeersgedrag schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet oplevert, overweegt de rechtbank het volgende.
Gelet op het bepaalde in artikel 6 WVW 1994 dient de rechtbank vast te stellen of de
verdachte zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval
heeft plaatsgevonden, waardoor aan een ander lichamelijk letsel werd toegebracht. Enerzijds komt dit neer op de vaststelling van het gedrag van de verdachte en de beoordeling of en zo ja, in welke mate hij verwijtbaar heeft gehandeld. Anderzijds dient een causaal verband te worden vastgesteld tussen het gedrag van de verdachte en het verkeersongeval. Het bestanddeel “schuld” is in dit geval nader omschreven als “roekeloos, in ieder geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam”.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is niet in zijn algemeenheid aan te geven of
één verkeersovertreding voldoende kan zijn voor bewezenverklaring van schuld in de zin van
artikel 6 WVW 1994, maar komt het daarbij aan op het geheel van de gedragingen van
verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de overige omstandigheden van het geval. Voorts kan niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag dat in strijd is met één of meer wettelijke gedragsregels in het verkeer worden afgeleid dat er sprake is van schuld in vorenbedoelde zin (HR 1 juni 2004, NJ 2005, UN A05 822).
Voor de beoordeling van de vraag of verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, dient de rechtbank dus krachtens voormeld toetsingskader vast te stellen of de bewezen geachte feitelijke gedragingen, gegeven de aard en de ernst daarvan, en de overige omstandigheden, de conclusie kunnen rechtvaardigen dat verdachte schuld heeft aan het verkeersongeval in de zin van artikel 6 WVW 1994. Het gedrag van verdachte moet daarvoor worden afgemeten aan dat wat van een automobilist in het algemeen en gemiddeld genomen mag worden verwacht. Die zorgplicht houdt in dat een bestuurder zijn rijgedrag dient aan te passen aan de omstandigheden ter plaatse.
Verdachte heeft deze zorgplicht, gelet op de vastgestelde gedragingen, naar het oordeel van de rechtbank niet, althans onvoldoende in acht genomen. Hij was goed bekend met de situatie ter plaatse aangezien hij daar, in verband met zijn werk, regelmatig reed. Hij was er dus ook mee bekend dat er ter hoogte van de plaats van het ongeval, vaak auto’s voor de op de Almelose weg staande verkeerslichten stilstaan. Er is vóór de verkeerslichten sprake van een lange rechte en overzichtelijke weg en de weersomstandigheden waren niet zodanig dat deze een belemmering voor een behoorlijke verkeersdeelname vormden. Er was dus sprake van een langere periode gedurende welke verdachte de stilstaande auto’s heeft kunnen opmerken en zijn verkeersgedrag daarop heeft kunnen aanpassen. Verdachte heeft dit om onopgehelderde redenen nagelaten. Gevraagd naar wat verdachte bedoelt met “black out” zegt hij dat hij geen medische klachten heeft en ook geen geschiedenis met epileptische aanvallen. Dat verdachte buiten bewustzijn is geweest is gesteld noch gebleken. Zelf verklaart hij zodanig afwezig te zijn geweest dat hij de stilstaande auto’s niet heeft opgemerkt. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt hieruit dat verdachte aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden. Te meer nu er voor hem, voor de botsing, meerdere momenten zijn geweest waarop hij op de verkeerssituatie ter plaatse heeft kunnen anticiperen. In de gegeven situatie mocht van hem, gelet op zijn bekendheid met de situatie ter plaatse, extra voorzichtigheid en oplettendheid verwacht worden. Dit zou anders kunnen zijn indien er zich een uitzonderlijke omstandigheid heeft voorgedaan, bijvoorbeeld dat verdachte in verontschuldigbare onmacht verkeerde ten tijde van het ongeval. Dat dat het geval zou zijn is door verdachte niet gesteld. Ook overigens biedt het dossier geen aanknopingspunten om verontschuldigbare onmacht aan te nemen. Aldus is de rechtbank van oordeel dat onder de gegeven omstandigheden verdachtes verkeersgedrag kan worden aangemerkt als een gedraging die schuld in de zin van artikel 6 WVW 1994 oplevert.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 6 juni 2013 te Haarle, gemeente Hellendoorn, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (bestelbus, merk Hyundai, kenteken [kenteken]), daarmede rijdende over de weg, de Almeloseweg, komende uit de richting van Raalte en gaande in de richting van Nijverdal, aanmerkelijk onoplettend en onachtzaam heeft gereden, hierin bestaande dat verdachte, terwijl het (uit)zicht van verdachte ter plaatse niet werd belemmerd, beperkt of gehinderd, aldaar heeft gereden met een snelheid van ongeveer 80 km/h, en daarbij niet op het voor hem gelegen gedeelte van die weg en het overige verkeer heeft gelet en is blijven letten, en vervolgens gekomen ter hoogte van aldaar boven de weg aangebrachte verkeerslichten (welke op dat moment rood licht uitstraalden),
daarbij zijn snelheid niet heeft verminderd en aangepast aan de verkeerssituatie en het overige verkeer, en vervolgens in strijd met artikel 19 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij in staat was dat door hem bestuurde motorrijtuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij die weg kon overzien en waarover deze vrij was, en vervolgens op de rechterweghelft van die weg is gebotst tegen een op die weg stilstaande personenauto, en aldus zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waardoor een ander ([slachtoffer]), zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte, of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan.
In geval van hoger beroep zullen de gebruikte bewijsmiddelen worden opgenomen in een aanvulling bij dit vonnis. De in die bewijsmiddelen voorkomende feiten en omstandigheden zijn redengevend voor deze beslissing.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 175 van de Wegenverkeerswet 1994. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op het misdrijf:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zodanig lichamelijk letsel wordt toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden ontstaat.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft als bestuurder van een bestelbus een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval veroorzaakt als gevolg waarvan bij mevrouw [slachtoffer] zodanig letsel werd toegebracht dat daaruit tijdelijke ziekte en verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan. De ernst van het letsel blijkt uit de ter terechtzitting voorgehouden slachtofferverklaring. Een strafoplegging, in welke vorm of omvang dan ook, zal het bij het slachtoffer ontstane leed niet ongedaan kunnen maken. Strafoplegging dient bovendien te geschieden, niet alleen met inachtneming van de gevolgen van de gemaakte verkeersfout, maar ook en vooral afgezet te worden tegen de ernst van de gemaakte verkeersfout en de mate van schuld daaraan van verdachte.
Als uitgangspunt voor strafbare feiten als de onderhavige hanteert het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht) ter oriëntatie een geldboete van € 1.000,-- en een onvoorwaardelijke ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van drie maanden. Bij de vaststelling van de hoogte van de straf houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat verdachte niet eerder ter zake van verkeersdelicten is veroordeeld. Ook neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte het rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en dat hij al enige tijd met financiële problemen kampt.
De rechtbank acht, gelet op genoemde persoonlijke omstandigheden van verdachte, in afwijking van voormeld oriëntatiepunt, een werkstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank overweegt daartoe dat voor een geldboete, zoals gevorderd, gelet op verdachtes ter terechtzitting gebleken draagkracht, weinig ruimte is. De rechtbank acht een taakstraf op zijn plaats. Tevens acht de rechtbank het aangewezen dat aan verdachte een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen wordt opgelegd. De rechtbank zal deze ontzegging geheel voorwaardelijk opleggen, zodat dit enerzijds geen directe gevolgen zal hebben voor de beroepsuitoefening van verdachte, maar anderzijds verdachte aanzet tot voldoende oplettendheid in het verkeer.
9. De toegepaste wettelijke voorschriften
De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 91 Sr en artikel 179 WVW 1994.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 30 dagen;
  • ontzegtverdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van
    drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren;
  • bepaalt dat de ontzegging van de rijbevoegdheid niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast omdat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. M. Melaard en
mr. C.C.S., Koppes, rechters, in tegenwoordigheid van P.G.M. Klaassen, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 5 november 2014.