ECLI:NL:RBOVE:2014:575

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
7 februari 2014
Publicatiedatum
7 februari 2014
Zaaknummer
08/721354-12
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handeling door verdachte jegens minderjarigen met autistische stoornis

Op 7 februari 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het tonen van zijn ontblote penis aan minderjarigen. De feiten vonden plaats in de periode van 1 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2012 in Enschede, waar de verdachte in zijn woning aan drie kinderen, jonger dan zestien jaar, zijn geslachtsdeel toonde. De verdachte had de kinderen gevraagd om ook hun geslachtsdelen te tonen. De rechtbank oordeelde dat, hoewel er geen lichamelijk contact was, de handeling als ontuchtig kon worden aangemerkt, gebaseerd op jurisprudentie van de Hoge Raad. De verdachte werd als enigszins tot verminderd toerekeningsvatbaar beschouwd vanwege een autistische stoornis, wat invloed had op zijn gedrag. De officier van justitie had een gevangenisstraf van twaalf maanden geëist, waarvan vier maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden op, met bijzondere voorwaarden voor behandeling van zijn autisme en meldplicht bij de reclassering. De rechtbank benadrukte de ernst van de handeling en de impact op de slachtoffers, maar hield ook rekening met de psychiatrische problematiek van de verdachte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, en de zaak is openbaar behandeld.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Team strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/721354-12
Datum vonnis: 7 februari 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1958 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], [adres 1].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 24 september 2013 en 24 januari 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Verheul en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. W.T.M. Krieger, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primairin de periode van 1 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2012 een ontuchtige handeling heeft gepleegd door aan minderjarigen, jonger dan zestien jaar, zijn penis te laten zien,
subsidiairop 11 augustus 2012 met een ontbloot geslachtsdeel in een woning stond terwijl daarbij kinderen aanwezig waren.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 11 augustus 2012, althans in of omstreeks de periode van
01 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2012, te Enschede, in (de woonkamer
van) een woning gelegen aan de [adres 2], met [slachtoffer 1]
(geboren [geboortedag] 2008) en/of [slachtoffer 2] (geboren [geboortedag] 2003)
en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag] 2003), die toen de leeftijd van
zestien jaren nog niet had(den) bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling
heeft gepleegd, bestaande uit het tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 11 augustus 2012, althans in of omstreeks de periode van
01 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2012, te Enschede zich opzettelijk
oneerbaar op een niet openbare plaats, te weten in de woonkamer van een woning
(gelegen aan de [adres 2]), met ontbloot geslachtsdeel heeft bevonden,
terwijl daarbij [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 2008) en/of [slachtoffer 2]
(geboren [geboortedag] 2003) en/of [slachtoffer 3] (geboren [geboortedag]
2003) tegenwoordig en/of aanwezig waren.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het primair tenlastegelegde wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en met de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, te weten de verplichting van verdachte om zich bij de reclassering te melden en om zich voor zijn autismeprobleem te laten behandelen en begeleiden.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De feiten die niet ter discussie staan
De rechtbank constateert dat de onderstaande feiten bij de behandeling van de zaak op de terechtzitting niet ter discussie hebben gestaan.
In de periode van 01 augustus 2012 tot en met 15 augustus 2012 heeft verdachte in zijn woning, gelegen aan de [adres 2] te Enschede, zijn ontblote penis laten zien in de aanwezigheid van drie kinderen, jonger dan zestien jaar. Op verzoek van verdachte heeft daarop één van de kinderen, genaamd [slachtoffer 1], zijn piemel laten zien.
5.2
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat het primair tenlastegelegde bewezen is. Er is op basis van jurisprudentie van de Hoge Raad ook sprake van het plegen van ontucht zonder dat er aangeraakt wordt, namelijk in de situatie dat iemand een ander tot ontucht aanzet. Hiervan was sprake aangezien verdachte één van de kinderen, te weten [slachtoffer 1], gevraagd heeft zijn piemel te laten zien, wat de jongen toen gedaan heeft.
Volgens de raadsvrouw stoorde verdachte zich aan het balorige gedrag van de kinderen en was hij boos. Dat hij toen zijn broek heeft laten zakken was geen kwestie van seksuele opwinding, maar ligt mogelijk besloten in zijn autistische stoornis. Daarbij heeft verdachte geen seksuele handdelingen gepleegd of een seksuele bedoeling gehad. Hij dient dus te worden vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair tenlastegelegde.
5.3
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft tegenover de politie verklaard dat hij, in aanwezigheid van kinderen zijn ontblote geslachtsdeel had laten zien, waarna het daar aanwezige “jongentje van 4 jaar” ([slachtoffer 1]) zijn piemel liet zien. Uit de verklaring van verdachte en die van [slachtoffer 2] blijkt, dat [slachtoffer 1] daartoe overging, nadat verdachte had gezegd dat, als hij, verdachte, z’n piemel liet zien, [slachtoffer 1] dat dan ook moest doen. Niet is gebleken dat verdachte aan de andere aanwezige minderjarigen gevraagd heeft om een (seksuele) handeling te verrichten.
De Hoge Raad heeft in twee arresten laten doorklinken dat bij het misdrijf, zoals omschreven in artikel 247 Sr, contact in de zin van lichamelijke aanraking niet vereist is voor het bewezen verklaren van ontucht. In het arrest HR NJ 73,39 liet de verdachte zich door een kind in de mond wateren. In het arrest HR NJ 98, 336 liet de verdachte een kind een seksueel getinte houding aannemen. Beide arresten hebben gemeen dat contact in de zin van lichamelijke aanraking tussen de verdachte en het kind heeft ontbroken, terwijl wel van het kind een actieve handeling werd verlangd (namelijk het plassen in de mond van de verdachte, respectievelijk het aannemen van een houding). In deze zaak was eveneens geen sprake van lichamelijk contact, maar wel van een contraprestatie: verdachte liet zijn penis zien en verlangde dat [slachtoffer 1] dat dan ook zou doen. Gelet op genoemde jurisprudentie is de rechtbank van oordeel dat onder de omstandigheden van dit geval het tonen van verdachtes ontblote geslachtsdeel als een ontuchtige handeling kan worden aangemerkt. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw, dat er geen sprake was van een seksueel verlangen, laat staan van een seksuele handeling. Het betreft evident een handeling met een seksueel karakter. Dat blijkt te meer uit de verklaring van verdachte, tegenover de politie afgelegd, waarin hij zegt dat hij dat “jochie wel mooi vond”, zich aangetrokken voelt tot kinderen en dat hij lang lid is geweest van de stichting Martijn.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij in de periode van 01 augustus 2012 tot en met 15 augustus te Enschede, in de woonkamer van een woning gelegen aan de [adres 2], met [slachtoffer 1] (geboren [geboortedag] 2008), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een ontuchtige handeling
heeft gepleegd, bestaande uit het tonen van zijn, verdachtes, ontblote penis.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij artikel 247 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
primair
het misdrijf: met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor het bewezenverklaarde feit.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie stelt dat hij rekening houdt met de enigszins verminderde tot verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, zoals geconstateerd in het psychiatrisch rapport. Voorts is verdachte niet eerder voor zedendelicten veroordeeld. Anderzijds wijst de officier van justitie op de zeer jeugdige leeftijd van het slachtoffer en het in genoemd rapport als hoog ingeschatte recidiverisico. Daarom acht hij een gevangenisstraf van twaalf maanden, waarvan vier voorwaardelijk, met een langdurige proeftijd van vijf jaar, passend en geboden. Aan het voorwaardelijk gedeelte van de gevangenisstraf dienen de bijzondere voorwaarden te worden opgelegd, zoals geadviseerd door de reclassering, te weten een meldplicht bij de reclassering en de verplichting dat verdachte zich voor zijn autisme laat behandelen bij een gespecialiseerde zorgaanbieder.
Volgens de raadsvrouw leeft verdachte geïsoleerd en kan hij niet omgaan met sociale contacten. Hij is reeds bekend met jarenlange hulpverlening en staat hier sceptisch tegenover. Niettemin kan verdachte zich vinden in het advies van de reclassering en is hij bereid mee te werken aan de bijzondere voorwaarden. De mogelijkheid voor detentie is gering, gelet op de beperkingen van verdachte. Hij is wel bereid om een werkstraf te doen. Verdachte is niet eerder ter zake van zedendelicten met justitie in aanraking gekomen en sinds het voorval is er niets meer gebeurd. Verdachte heeft geen minderjarige aangeraakt en geen seksuele handelingen verricht. Het voorval vond plaats in de woning van verdachte, dus hij heeft dat niet in het openbaar gedaan, wat een verzachtende omstandigheid is.
De overwegingen van de rechtbank
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft een jongen van vier jaar zijn geslachtsdeel laten zien en de jongen gevraagd hetzelfde te doen. Verdachte is ernstig tekort geschoten door de belangen van dat kind ondergeschikt te maken aan zijn eigen behoeften en gevoelens en heeft daardoor de lichamelijke integriteit van de jongen ernstig aangetast. Evident is dat dergelijke handelingen psychische schade kunnen toebrengen aan een kind, welke schade zich eerst op latere leeftijd kan openbaren. Ontuchtige relaties kenmerken zich door een forse onevenwichtigheid en daarvan was hier sprake: een volwassen man in zijn eigen woning tegenover een vierjarige jongen die daar vreemd is.
Anderzijds heeft verdachte de minderjarige niet aangeraakt en is hij niet eerder voor een zedendelict veroordeeld.
Uit het over verdachte uitgebrachte psychiatrische rapport van drs. A.M. de Jong, psychiater i.o. en drs. F.P. Bish, psychiater, blijkt onder meer het volgende: “(…) Bij betrokkene is diagnostisch sprake van een autistiforme stoornis. Betrokkene wordt beschouwd als een man met meervoudige complexe psychiatrische problematiek, die zich door zijn beperkingen al jaren slecht kan handhaven in de maatschappij. Er is vermoedelijk sprake van een familiaire belasting voor autistiforme stoornissen (vader vertoonde soortgelijke symptomen). De (rand)psychotische symptomen (periode met kortdurende verwardheid, visuele hallucinaties (éénmalig gehad) en overwaardigheidsideeën) kunnen passen bij een multicomplexe ontwikkelstoornis binnen het autisme spectrum. Ten tijde van de tenlastelegging was er geen sprake van verwardheid en/of hallucinaties. Alcohol- en druggebruik speelden tevens geen rol bij het tenlastegelegde.”
De deskundigen concluderen dat verdachte op grond van zijn ziekelijke stoornis in de vorm van genoemde autistiforme stoornis, welke stoornis volgens de deskundigen ten tijde van het tenlastelegging aanwezig was, als
enigszins tot verminderd toerekeningsvatbaarwordt beschouwd. Gezien de bereidheid bij betrokkene om behandeling te ondergaan wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde het accepteren van een begeleidingscontact vanuit een GGZ-instelling, waarbij te denken valt aan een autisme-team, dan wel een Functie Assertive Community Treatment.
Verder heeft W. Hutten van de Reclassering Nederland, adviesunit Almelo, over verdachte gerapporteerd. Zij adviseert om verdachte voorwaardelijke vrijheidsstraf op te leggen, gekoppeld aan een ambulant forensische behandeling, zoals De Tender of een andere – in autisme gespecialiseerde – GGZ-instantie. Voorts adviseert rapportrice om verdachte een meldplicht bij de reclassering op te leggen. Zij meent dat verdachte vanwege zijn problematiek niet in staat is om naar behoren een werkstraf te verrichten.
Tevens heeft de rechtbank nota genomen van de brief d.d. 22 januari 2014 van mevrouw H. Toebes, maatschappelijk werkster van de Stichting Maatschappelijke Dienstverlening en wijkcoach van het wijkteam Oost van de gemeente Enschede. Mevrouw Toebes vraagt in haar brief aandacht voor de begeleiding die zij sinds augustus 2012 aan verdachte geeft en die erop gericht is om hem in zijn dagelijkse ritme adequaat met zichzelf en in zijn directe omgeving om te leren gaan. Vanuit dat perspectief verzoekt zij de eventueel op te leggen verplichte begeleiding in goede afstemming met de reeds ingezette ambulante begeleiding te laten plaatsvinden.
De rechtbank acht de conclusies en het advies van de besproken rapportages goed onderbouwd en zorgvuldig tot stand gekomen. De rechtbank stelt op grond daarvan vast dat verdachte het hem tenlastegelegde in enigszins tot verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat verdachte weliswaar is veroordeeld voor vernieling en bedreiging met zware mishandeling, maar dat hij niet eerder is veroordeeld voor een zedenmisdrijf. Ook heeft er geen fysiek ontuchtige handeling tussen verdachte en [slachtoffer 1] plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat verdachte een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden dient te worden opgelegd, met als bijzondere voorwaarden voornoemde, door de reclassering geadviseerde, meldplicht en een ambulante forensische behandeling. De rechtbank zal de proeftijd, gelet op hetgeen in de rapportages over de aard van verdachtes problematiek is geschreven, op drie jaar stellen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 27 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte primair meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het primair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaardedat de veroordeelde zich op verzoek van de reclassering meldt bij de Reclassering Nederland, adviesunit Almelo, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • stelt als
  • stelt als
  • draagt de reclassering op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. Louter, voorzitter, mr. F.H.W. Teekman en
mr. A.A.J. Lemain, rechters, in tegenwoordigheid van E.P. Endlich, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2014.
Buiten staat
Mr. Teekman is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente, team Zeden, met nummer 2012096844. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1], agent, en [verbalisant 2], hoofdagent, (bz.27 en 28), gedateerd 15 augustus 2012, zakelijk weergegeven inhoudende:
Op 15 augustus 2012 spraken wij mevr. [getuige 1] en mevr. [getuige 2]. Eerstgenoemde verklaarde dat haar zoontje [slachtoffer 1], geboren in 2008, zojuist er getuige van was geweest van een man die zijn piemel aan haar zoontje had laten zien. Deze man zou op [adres 2] te Enschede wonen, zij woont aan de [adres 3] te Enschede. Bij de familie [naam], eveneens wonende aan de [straat] te Enschede, hoorden wij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3], beide geboren op [geboortedag] 2003. Wij hoorden [slachtoffer 2] verklaren dat hij met [slachtoffer 3] en genoemde [slachtoffer 1] ongeveer twee weken geleden in de woning van [verdachte] aan de [adres 2] waren geweest. Wij hoorden dat [slachtoffer 2] zei dat [slachtoffer 1] tegen genoemde [verdachte] had gezegd dat hij zijn piemel moest laten zien. Volgens [slachtoffer 2] had [verdachte] hierop tegen [slachtoffer 1] gezegd dat hij dat zou doen als [slachtoffer 1] ook zijn piemel zou laten zien. Hierna had [verdachte] zijn geslachtsdeel getoond. Volgens [slachtoffer 2] had [slachtoffer 1] hierop zijn broek omlaag gedaan.
2.
Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 3], buitengewoon opsporingsambtenaar, gedateerd 13 september 2012 (blz.41 tem. 45), zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de minderjarige [slachtoffer 2]:
Wij hebben aangebeld bij een meneer. Die woont bij mij in de flat, [adres 2]. Hij deed de deur open en wij gingen daar op de gang staan. [slachtoffer 1], die klein is, was er ook bij. Hij zei tegen die meneer: “Laat die piemel zien.”. Die man liet zijn piemel aan [slachtoffer 1] zien. De meneer zei tegen [slachtoffer 1] als ik de mijne laat zien dan moet jij jouwe ook laten zien. Toen deed de kleine zijn broek naar beneden.
/3.
Het proces-verbaal verhoor verdachte van 16 augustus 2012 (blz. 11 tem. 15), zakelijk weergegeven inhoudende:
Afgelopen zaterdag heb ik in de woonkamer van mijn woning aan de [adres 2] te Enschede in de aanwezigheid van een Pools jongetje van vier jaar oud mijn piemel laten zien. Ik heb hier van tevoren over nagedacht, maar ik vind dat ik hen wel een beetje mag misbruiken. Nadat het jongetje zijn billen had laten zien heb ik of een meisje, dat er ook bij was, gevraagd of hij zijn piemel wilde laten zien. Toen ik mijn piemel had laten zien, liet ook het jongetje zijn piemeltje zien. Ik voel mij tot kinderen aangetrokken. Ik ben ook lang lid geweest van de stichting Martijn.