ECLI:NL:RBOVE:2014:5702

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
28 oktober 2014
Publicatiedatum
28 oktober 2014
Zaaknummer
08/760022-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstallen uit woningen en opzetheling door verdachte

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 28 oktober 2014 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen uit woningen en opzetheling. De verdachte heeft in de periode van 16 oktober 2013 tot en met 17 oktober 2013, samen met een ander, een (reserve)sleutel van een personenauto en een huissleutel weggenomen uit een woning in Oldenzaal. Daarnaast heeft hij op 15 mei 2013 in Enschede een grote hoeveelheid horloges gestolen, en op 3 mei 2013 sieraden en horloges uit een andere woning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ook op 24 oktober 2013 in Losser een sieradenkistje en andere waardevolle goederen heeft gestolen. De verdachte heeft deze feiten bekend, maar is vrijgesproken van enkele andere tenlastegelegde feiten wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de recidive van de verdachte. Tevens zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder slachtoffers van de diefstallen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760022-14
Datum vonnis: 28 oktober 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 in [geboorteplaats],
zonder bekende woon-of verblijfplaats in Nederland,
nu verblijvende in PI Almelo, locatie Karelskamp in Almelo.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 oktober 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. S.D. Smid, advocaat te Losser, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:samen met een ander uit een woning sleutels heeft gestolen en samen met een ander met gebruik van de gestolen autosleutel een personenauto heeft gestolen dan wel dat verdachte een personenauto heeft geheeld;
feit 2:samen met een ander met gebruik van een gekopieerde huissleutel uit een woning horloges/uurwerken heeft gestolen;
feit 3:samen met een ander uit een woning sieraden, horloges, een telefoon en sleutels heeft gestolen;
feit 4:samen met een ander een tas met inhoud heeft gestolen;
feit 5:(primair) samen met een ander door het verbreken van een raam uit een woning een hoeveelheid sieraden heeft gestolen dan wel (subsidiair) dat verdachte samen met een ander heeft geprobeerd door het verbreken van een raam uit een woning een hoeveelheid sieraden te stelen;
feit 6:uit een woning een sieradenkistje, sieraden, horloges, een tas, golfhandschoenen, passen, een geldbedrag van 55 euro, een lipsticketui, een sleutelbos, een doos en een kist heeft gestolen;
feit 7:(primair) samen met een ander door inklimming uit een woning een Ipad , een laptop, geld en sieraden heeft gestolen dan wel (subsidiair) dat verdachte sigaretten heeft geheeld;
feit 8:(primair) samen met een ander door inklimming uit een woning horloges, sieraden, medailles en een Apple Notebook heeft gestolen dan wel (subsidiair) dat verdachte medailles heeft geheeld.
Voluit luidt de (gewijzigde) tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2013 tot en met 17 oktober 2013,
te Oldenzaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning (gelegen
aan de [adres 1]), heeft weggenomen een (reserve)sleutel van een
(personen)auto (Hyundai Atos, [kenteken]) en/of een huissleutel,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s);
en/of
hij in of omstreeks de periode van 16 oktober 2013 tot en met 17 oktober 2013
te Oldenzaal,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (bij een woning gelegen aan
de [adres 1]) heeft weggenomen een personenauto (merk Hyundai Atos,
[kenteken]), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij
verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of
de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel
van een valse sleutel (te weten door middel van het gebruik van een -even
daarvoor (uit de woning van die [slachtoffer 1]) weggenomen- (reserve)
(auto)sleutel;
althans,
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 16 oktober 2013
tot en met 27 november 2013,
in de gemeente Losser, althans in Nederland,(telkens) een personenauto
(Hyundai Atos, [kenteken]) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft
overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden
krijgen van die personenauto (telkens) wist dat het een door misdrijf
verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 15 mei 2013 te Enschede, tezamen en in vereniging met een
ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke
toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 2]) heeft
weggenomen een (grote) hoeveelheid horloges/uurwerken, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of
zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben
verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel (te weten middels een
gekopieerde (huis)sleutel);
3.
hij op of omstreeks 03 mei 2013 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de
[adres 3]) heeft weggenomen (een hoeveelheid) sieraden en/of
horloges en/of een telefoon en/of (een) sleutel(s), in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4], in
elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s);
4.
hij op of omstreeks 20 augustus 2013 te Losser,
tezamen en vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een tas
(met inhoud waaronder een portemonnee), in elk geval enig goed, geheel of ten
dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte;
5.
hij op of omstreeks 16 oktober 2013 te Losser,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres 4]) heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren)
onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of
inklimming (te weten middels het verbreken/forceren van een raam van
voornoemde woning);
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 5 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij op of omstreeks 16 oktober 2013 te Losser,
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 4])
weg te nemen sieraden en/of geld, althans (een) goed(eren) van zijn,
verdachtes, of zijn mededaders gading, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 5], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of
die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel
van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s),
althans alleen een raam van voornoemde woning heeft verbroken/geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
hij op of omstreeks 24 oktober 2013 te Losser,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres 5]) heeft weggenomen een sieradenkistje en/of een
hoeveelheid sieraden en/of horloges en/of een tas en/of golfhandschoenen en/of
(een) pas(sen) en/of een geldbedrag van 55 euro, althans enig geldbedrag en/of
een lipstick(etui) en/of een sleutelbos en/of een (Indonesische) doos en/of
een (Egyptische) kist, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer 6], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
7.
hij op of omstreeks 23 augustus 2013 te Losser,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen
aan de [adres 6]) heeft weggenomen een Ipad en/of een laptop en/of een
hoeveelheid geld en/of een hoeveelheid sieraden, in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7], in elk geval aan een ander
of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats
des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 7 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode 23 augustus 2013 tot en met 31 januari 2014 in de gemeente Enschede en/of de gemeente Losser, in elk geval in Nederland, (sloffen) sigaretten (merk Camel en/of Marlboro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verweven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);
8.
hij op of omstreeks 12 november 2013 te Enschede,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning
([adres 7]) heeft weggenomen een hoeveelheid horloges en/of een
hoeveelheid sieraden en/of medailles en/of een Apple Notebook, in elk geval
enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8], in elk geval
aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs
heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van inklimming;
ALTHANS, voor zover voor het vorenstaande onder 8 geen veroordeling mocht of zou
kunnen volgen, SUBSIDIAIR, terzake dat
hij in of omstreeks de periode 12 november 2013 tot en met 15 november 2013 in de gemeente Enschede, in elk geval in Nederland, sieraden en/of medailles heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verweven of het voorhanden krijgen van voornoemd(e) goed(eren) wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof(fen);

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte, ter zake feit 1 primair in de eerste en tweede plaats, 2, 3, 4, 5 primair, 6, 7 subsidiair en 8 primair wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf jaren, met aftrek van het voorarrest overeenkomstig artikel 27 Wetboek van Strafrecht (Sr). De officier van justitie heeft verder gevorderd de vorderingen van de benadeelde partijen, zijnde [slachtoffer 8], [slachtoffer 6], [slachtoffer 2] en [slachtoffer 5], geheel toe te wijzen en daarbij de schadevergoedingsmaatregel als bedoeld in art. 36f Sr op te leggen. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot vrijspraak van het onder 7 primair tenlastegelegde feit.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft begaan.
5.1
De feiten 1 primair in de eerste en de tweede plaats, 2 en 3 [1]
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, de onder 1 primair in de eerste en de tweede plaats, 2 en 3 tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van deze tenlastegelegde feiten op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte deze feiten heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
feit 1 primair in de eerste en tweede plaats:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Wetboek van Strafvordering (Sv);
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1], van 17 oktober 2013, pagina’s 591 tot en met 593;
feit 2:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2], van 28 mei 2013, pagina’s 461 tot en met 474;
feit 3:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] en [slachtoffer 3], van 6 mei 2013, pagina’s 407 tot en met 411.
5.2
Feit 4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 4 tenlastegelegde feit kan worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 4 tenlastegelegde moet worden vrijgesproken, nu niet verdachte maar medeverdachte [medeverdachte 1] de tas heeft gepakt en heeft meegenomen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat bij verdachte aldus geen sprake was van opzet op de diefstal en evenmin van medeplegen.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank is, evenals de verdediging, van oordeel dat zich in het dossier geen sluitende bewijsmiddelen bevinden die tot de conclusie kunnen leiden dat wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte de persoon is geweest die de diefstal van de tas van [slachtoffer 5] heeft (mede)gepleegd. De rechtbank komt aldus niet tot een bewezenverklaring van het onder 4 tenlastegelegde en zal verdachte hiervan dan ook vrijspreken.
5.3
Feit 5
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 5 primair tenlastegelegde feit kan worden bewezen, te weten dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 2] op 16 oktober 2014 voorwerpen uit de woning aan de [adres 4] in Losser heeft gestolen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 5 primair en subsidiair tenlastegelegde feit niet kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat medeverdachte [medeverdachte 1] het feit ontkent en dat medeverdachte [medeverdachte 2] een andere gebeurtenis lijkt te beschrijven. De raadsvrouw heeft voorts aangevoerd dat hoewel verdachte heeft verklaard dat hij samen met [medeverdachte 1] heeft geprobeerd bij de woning aan de [adres 4] in Losser in te breken, niet kan worden bewezen dat dit op 16 oktober 2013 is geweest.
De overwegingen van de rechtbank
De rechtbank constateert dat verdachte heeft verklaard dat hij enige dagen na 20 augustus 2013 samen met medeverdachte [medeverdachte 1] heeft geprobeerd goederen te stelen bij een woning aan de [adres 4] in Losser, door een ladder tegen de gevel van die woning te zetten en met een breekijzer het raam te ontzetten, doch dat zij door het daarmee gepaard gaande lawaai hebben besloten hun poging te staken. Het dossier bevat echter geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat verdachte deze handelingen dan wel een daadwerkelijke diefstal van voorwerpen uit deze woning op 16 oktober 2013 heeft gepleegd. Integendeel, de verklaring van verdachte dat hij voornoemde poging samen met [medeverdachte 1] heeft gedaan is niet te verenigen met het feit dat verdachte en [medeverdachte 1] hun relatie reeds vóór 16 oktober 2013 hadden beëindigd en op dat moment niet meer met elkaar omgingen.
Dat uit de woning van [slachtoffer 5] voorwerpen zijn weggenomen is zeker, maar niet kan buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat dit op 16 oktober 2013 door verdachte, al dan niet samen met een ander, is gedaan. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte de persoon is geweest die, al dan niet samen met een ander, op 16 oktober 2014 uit een woning aan de [adres 4] in Losser voorwerpen heeft gestolen dan wel een poging hiertoe heeft ondernomen. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 5 primair en subsidiair tenlastegelegde vrijspreken.
5.5
Feit 6
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, het onder 6 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit en heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 6], van 25 oktober 2013, pagina’s 655 tot en met 664.
5.4
Feit 7
De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, niet bewezen wat aan de verdachte onder 7 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
Met betrekking tot het onder 7 subsidiair tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank als volgt. De rechtbank acht, evenals de officier van justitie en de verdediging, het onder 7 subsidiair tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van dit tenlastegelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit en heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2014, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
  • het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 7], van 24 augustus 2013, pagina’s 1085 tot en met 1092.
5.5
Feit 8
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 8 primair tenlastegelegde feit kan worden bewezen, te weten dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte 3] op 12 november 2013 voorwerpen uit de woning aan de [adres 7] in Enschede heeft gestolen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 8 primair en subsidiair tenlastegelegde niet kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte uit de woning met nummer [nummer 1] aan de [straat] voorwerpen heeft gestolen. Voorts heeft de raadsvrouw gesteld dat alleen de verklaring van verdachte dat hij medailles voorhanden heeft gehad en voor anderen heeft ingeleverd onvoldoende is voor een bewezenverklaring van het onderhavige feit.
De overwegingen van de rechtbank
Verdachte heeft verklaard dat hij voor anderen, zijnde [naam 1] en [naam 2], een aantal medailles heeft ingeleverd bij een zaak [bedrijf] in Enschede en dat hij hiervoor van [naam 1] en [naam 2] een geldbedrag heeft gekregen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij niet wist dat de medailles van diefstal afkomstig waren. Ook heeft verdachte verklaard dat hij weet dat [naam 1] en [naam 2] geen medaille-verzamelaars zijn. Verdachte heeft ook verklaard dat [naam 1] en [naam 2] niet hebben verteld hoe zij aan de medailles kwamen en dat verdachte daar ook niet naar heeft gevraagd. [2] Medeverdachte [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij samen met verdachte aan de [straat] is geweest. [medeverdachte 3] heeft verklaard dat zij in het steegje achter de woning met nummer [nummer 2] op verdachte heeft gewacht, nadat verdachte aldaar over de schutting was geklommen. [3] Verbalisant [verbalisant 1] heeft vastgesteld dat de locatie [adres 8] te Enschede door medeverdachte [medeverdachte 3] is aangewezen als zijnde de woning waar verdachte over de schutting is geklommen, van welke woning door de verbalisant foto’s zijn gemaakt. [4]
[slachtoffer 8] heeft verklaard dat op 12 november 2013 uit haar woning aan de [adres 7] in Enschede sieraden, medailles en een laptop zijn gestolen. [5] Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] volgt dat op 15 november 2013 door verdachte meerdere medailles zijn ingeleverd bij goudopkoper [bedrijf] in Enschede. [6] Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] volgt dat aangeefster [slachtoffer 8] op haar getoonde foto’s zilveren en gouden medailles herkende als zijnde haar eigendom. [7] Verbalisant [verbalisant 1] heeft vastgesteld dat de medailles op de foto’s de medailles zijn die door verdachte zijn ingeleverd bij firma [bedrijf] in Enschede. [8]
Hoewel [slachtoffer 8] aangifte heeft gedaan van diefstal van voorwerpen uit haar woning aan de [adres 7] in Enschede, kan niet buiten gerede twijfel worden vastgesteld dat dit feit door verdachte is gepleegd. De in het dossier aanwezige verklaring van medeverdachte [medeverdachte 3] lijkt een diefstal uit een woning aan de [adres 8] te beschrijven. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat een alternatief scenario niet valt uit te sluiten. Het vorenstaande in aanmerking genomen concludeert de rechtbank dat het dossier onvoldoende bewijsmateriaal bevat op basis waarvan wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte op 12 november 2013 al dan niet samen met een ander uit een woning aan de [adres 7] in Enschede voorwerpen heeft gestolen. De rechtbank zal verdachte daarom van het onder 8 primair tenlastegelegde vrijspreken.
Met betrekking tot het onder 8 subsidiair tenlastegelegde feit overweegt de rechtbank als volgt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte, door onder de hiervoor beschreven omstandigheden van bekenden van hem medailles aan te nemen om deze vervolgens in te leveren bij een goudopkoper, zonder zich van de herkomst van deze medailles te vergewissen, willens en wetens bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat deze medailles van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij niet wist dat de medailles van diefstal afkomstig waren ongeloofwaardig en niet aannemelijk. De rechtbank gaat hier dan ook aan voorbij. Op basis van het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 8 subsidiair tenlastegelegde feit heeft begaan.
5.6
De conclusie
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 4, 5 primair en subsidiair, 7 primair en 8 primair is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1 primair in de eerste en tweede plaats, 2, 3, 6, 7 subsidiair en 8 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. primair.
hij in de periode van 16 oktober 2013 tot en met 17 oktober 2013 te Oldenzaal tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, uit een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een (reserve)sleutel van een personenauto (Hyundai Atos, [kenteken]) en een huissleutel toebehorende aan [slachtoffer 1];
en
hij in de periode van 16 oktober 2013 tot en met 17 oktober 2013 te Oldenzaal tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening bij een woning gelegen aan de [adres 1] heeft weggenomen een personenauto (merk Hyundai Atos, [kenteken]), toebehorende aan [slachtoffer 1], waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel te weten door middel van het gebruik van een -even daarvoor uit de woning van die [slachtoffer 1] weggenomen- (reserve)autosleutel;
2.
hij op 15 mei 2013 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 2] heeft weggenomen een hoeveelheid horloges/uurwerken toebehorende aan [slachtoffer 2], waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft door middel van een valse sleutel te weten middels een gekopieerde huissleutel;
3.
hij op 03 mei 2013 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 3] heeft weggenomen een hoeveelheid sieraden en horloges en een telefoon en sleutels toebehorende aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4];
6.
hij op 24 oktober 2013 te Losser met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning gelegen aan de [adres 5] heeft weggenomen een sieradenkistje en een hoeveelheid sieraden en horloges en een tas en golfhandschoenen en passen en een geldbedrag van 55 euro en een lipsticketui en een sleutelbos en een (Indonesische) doos en een (Egyptische) kist toebehorende aan [slachtoffer 6];
7 subsidiair.
hij in de periode 23 augustus 2013 tot en met 31 januari 2014 in de gemeente Enschede en de gemeente Losser sloffen sigaretten (merk Camel en Marlboro) heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen;
8 subsidiair.
hij in de periode 12 november 2013 tot en met 15 november 2013 in de gemeente Enschede medailles heeft verworven, voorhanden heeft gehad en heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde goederen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betroffen.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 primair in de eerste en tweede plaats, 2, 3, 6, 7 subsidiair en 8 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310, 311 en 416 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair in de eerste en de tweede plaatshet misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen;
en
het misdrijf: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 2het misdrijf: diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels;
feit 3 en feit 6telkens het misdrijf: diefstal;
feit 7 subsidiair en feit 8 subsidiair
telkens het misdrijf: opzetheling.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een viertal, al dan niet in vereniging gepleegde, diefstallen uit woningen en twee keer aan opzetheling. Dergelijke feiten houden een ingrijpende aantasting in van de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers. Zij lijden niet alleen materieel nadeel, maar vooral ook immaterieel, nu de slachtoffers van deze diefstallen tevens bestolen zijn van hun gevoel van veiligheid. Bovendien veroorzaakt dit soort feiten ook bij omwonenden uit de directe omgeving vaak gevoelens van onrust. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte getoond dat hij kennelijk geen enkel respect heeft voor andermans eigendom en de emotionele waarde die daaraan verbonden kan zijn.
De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf rekening gehouden met de ernst van de bewezen verklaarde feiten in verhouding tot andere strafbare feiten, zoals deze onder meer tot uitdrukking komt in de hierop gestelde wettelijke strafmaxima en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. In dit verband heeft de rechtbank bij haar overwegingen ook de landelijke oriëntatiepunten straftoemeting betrokken, voor zover deze voor de onderhavige feiten zijn vastgesteld. Deze geven aan als uitgangspunt voor insluiping in een woning, terwijl sprake is van recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden per feit. Als uitgangspunt voor de diefstal in een woning met een valse sleutel, terwijl sprake is van recidive, geven de oriëntatiepunten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vijf maanden per feit. Bij de in deze zaak bewezen verklaarde feiten is sprake van drie insluipingen en één diefstal door middel van een valse sleutel. Als strafverzwarende factor weegt de rechtbank mee dat bij één van de insluipingen sprake is van medeplegen. Tevens weegt de rechtbank in het nadeel van verdachte mee dat de slachtoffers van onderhavige door verdachte gepleegde feiten veelal mensen van een relatief hogere leeftijd betreffen. Ook de opzethelingen weegt de rechtbank mee bij haar strafmaatbepaling. Deze punten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank oplegging van een hogere strafmaat dan de uitgangspunten die volgen uit de oriëntatiepunten.
Hoewel verdachte niet voldoet aan de bij de oriëntatiepunten gegeven vereisten voor de strafverzwarende frequente recidive, neemt de rechtbank in het nadeel van verdachte in aanmerking dat verdachte ingevolge zijn documentatie in het verleden veelvuldig en bovendien ook zeer recent nog voor strafbare feiten als de onderhavige is veroordeeld. Nu hij desondanks gewoon blijft doorgaan met het plegen van deze feiten geeft verdachte er blijk van het strafwaardige van zijn handelen niet te willen inzien en die eerdere veroordelingen en de daarin begrepen waarschuwingen volledig te negeren. De rechtbank is van oordeel dat op dit kwalijke gedrag in beginsel niet anders kan worden gereageerd dan met een onvoorwaardelijke vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank neemt in haar overwegingen bij de bepaling van de op te leggen straf in het voordeel van verdachte mee de tijdens dit onderzoek getoonde meewerkende processuele houding van verdachte, alsmede zijn voornemen dat hij een andere wending aan zijn leven wil geven. Om verdachte in zijn voornemen te ondersteunen, zal de rechtbank een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van twee jaar. Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsstraf van 36 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk passend en geboden is.

9.De schade van benadeelden

9.1
De vorderingen van de benadeelde partijen
[slachtoffer 2] (feit 2)
[slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres 2], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 19.865,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post:
40 antieke horloges;
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn betwist.
Los van de expertise van de heer [slachtoffer 2] als antiquair, is voor de rechtbank de exacte waarde van de ontvreemde horloges op dit moment moeilijk in een bedrag te vertalen. Daarom zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid de omvang van de schade te schatten. De rechtbank overweegt hierbij dat verdachte heeft verklaard dat hij voor de door hem uit de woning van [slachtoffer 2] ontvreemde horloges bij verkoop een bedrag van € 6.000,-- heeft ontvangen. De rechtbank ziet de opbrengst van in het criminele circuit verhandelde goederen als een minimale waarde voor deze goederen en overweegt dat de betreffende goederen in het reguliere circuit een hogere waarde zullen vertegenwoordigen. Op basis van het vorenstaande schat de rechtbank de schade op een bedrag van € 7.500,00. De rechtbank acht dit bedrag redelijk en toewijsbaar. De vordering zal dan ook als voorschot tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft het overige deel is door de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij om zijn stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van het strafgeding, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schadeposten niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij [slachtoffer 2] kan zijn vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 5] (feit 4)
[slachtoffer 5], wonende te [woonplaats] aan de [adres 4], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij [slachtoffer 5] vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 130,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de post: bedrag uit tas ontvreemd. Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ingevolge artikel 51f Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich ter zake zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij [slachtoffer 5] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in zijn vordering wegens het ontbreken van rechtstreekse schade, nu verdachte van het onder 4 tenlastegelegde feit wordt vrijgesproken en aldus geen sprake is van een overtreden strafbepaling. De benadeelde partij [slachtoffer 5] kan zijn vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 6] (feit 6)
[slachtoffer 6], wonende te [woonplaats] aan de [adres 5], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 50.313,50. Deze schade bestaat uit de volgende posten:
  • Nieuwe sloten € 957,50;
  • Sieraden rapport Koelink € 42.275,00;
  • Overige sieraden € 9.600,00;
  • Diversen € 1.170,00.
  • Minus uitbetaling verzekering € 3.689,00 -/-.
Dit is gevorderd als “voorschot”. De rechtbank begrijpt dit als een vordering tot schadevergoeding van slechts een deel van de geleden schade. De benadeelde partij behoudt zich kennelijk het recht voor een ander deel van de schade buiten het strafgeding van verdachte te vorderen.
Naar het oordeel van de rechtbank is de benadeelde partij in haar vordering ontvankelijk en is de vordering deels gegrond. Door de gebezigde bewijsmiddelen en de behandeling op de terechtzitting is komen vast te staan dat de verdachte door het bewezenverklaarde feit 6 rechtstreeks schade heeft toegebracht aan het slachtoffer. De opgevoerde schadeposten zijn betwist. Voor de rechtbank is de exacte waarde van de ontvreemde sieraden op dit moment moeilijk in een bedrag te vertalen. Daarom zal de rechtbank gebruik maken van haar bevoegdheid de omvang van de schade te schatten. De rechtbank zal een vergoeding toekennen tot een bedrag dat naar het oordeel van de rechtbank het meest met de aard van de schade in overeenstemming is. De rechtbank schat de schade op een bedrag van € 10.000,00. De rechtbank acht dit bedrag redelijk en toewijsbaar. De vordering zal dan ook als voorschot tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de van rechtswege verschuldigde wettelijke rente vanaf de datum waarop het strafbare feit is gepleegd. Daarnaast zal de rechtbank verdachte veroordelen tot betaling van de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt of zal maken voor rechtsbijstand en de executie van dit vonnis.
De gestelde schade voor wat betreft € 40.313,50 is door de benadeelde partij [slachtoffer 6] niet voldoende onderbouwd. Het in de gelegenheid stellen van de benadeelde partij [slachtoffer 6] om haar stellingen alsnog nader te onderbouwen leidt tot een onevenredige belasting van het strafgeding, zodat de rechtbank de benadeelde partij ten aanzien van deze schade niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij [slachtoffer 6] kan haar vordering in zoverre slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
[slachtoffer 7] (feit 7)
[slachtoffer 7], wonende te [woonplaats] aan de [adres 6], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij heeft echter het voegingsformulier niet voorzien van een schadebedrag, doch slechts van de mededeling dat de geleden emotionele schade is vergoed door de verzekering. Nu geen sprake is van schade is de rechtbank van oordeel dat de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 7] niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
[slachtoffer 8] (feit 8)
[slachtoffer 8], wonende te [woonplaats] aan de [adres 7], heeft zich voorafgaand aan het onderzoek op de zitting, op de wettelijk voorgeschreven wijze als benadeelde partij gevoegd in dit strafproces. De benadeelde partij [slachtoffer 8] vordert veroordeling van de verdachte tot betaling van in totaal € 300,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment waarop het strafbare feit is gepleegd. Deze schade bestaat uit de volgende post: Smartengeld.
Ook heeft de benadeelde partij gevraagd een schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Ingevolge artikel 51f Sv kan degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit zich ter zake van zijn vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij voegen in het strafproces. Van rechtstreekse schade is sprake als iemand is getroffen in een belang dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. De rechtbank stelt vast dat de onderhavige overtreden strafbepaling beoogt tegen te gaan dat iemand profiteert van een goed dat door het misdrijf van een ander is verkregen. Benadeelde [slachtoffer 8] stelt immateriële schade te hebben geleden, welke schade, naar het oordeel van de rechtbank, niet het belang behelst dat door de overtreden strafbepaling wordt beschermd. De rechtbank is derhalve van oordeel dat geen sprake is van rechtstreekse schade en dat de benadeelde partij [slachtoffer 8] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering. De benadeelde partij [slachtoffer 8] kan haar vordering slechts aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
9.2
De schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank zal bij de vorderingen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] de maatregel als bedoeld in art. 36f Sr opleggen, aangezien de verdachte jegens de slachtoffers naar burgerlijk recht (mede) aansprakelijk is voor de schade die door resp. feit 2 en 6 is toegebracht.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27 en 57 Sr.

11.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart niet bewezen dat verdachte het onder 4, 5 primair en subsidiair, 7 primair en 8 primair tenlastegelegde heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1 primair in de eerste en tweede plaats, 2, 3, 6, 7 subsidiair en 8 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder 1 primair in de eerste en tweede plaats, 2, 3, 6, 7 subsidiair en 8 subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 3 en feit 6telkens het misdrijf: diefstal;
feit 7 subsidiair en feit 8 subsidiairtelkens het misdrijf: opzetheling;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder 1 primair in de eerste en tweede plaats, 2, 3, 6, 7 subsidiair en 8 subsidiair bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
schadevergoeding
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 5], wonende te [woonplaats] aan de [adres 4] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 7], wonende te [woonplaats] aan de [adres 6] niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 8], wonende te [woonplaats] aan de [adres 7], niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres 2] van een bedrag van € 7.500,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 mei 2013;
  • veroordeelt de verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 6], wonende te [woonplaats] aan de [adres 5] van een bedrag van € 10.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 oktober 2013;
  • veroordeelt de verdachte daarnaast in de kosten van het geding door de benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] gemaakt, tot op heden begroot op nihil, alsook in de kosten van betekening van dit vonnis, de in verband met de tenuitvoerlegging van dit vonnis nog te maken kosten en de kosten vallende op de invordering;
  • legt de
  • legt de
  • bepaalt dat als veroordeelde heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van bedoelde bedragen daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] de bedragen te betalen, komt te vervallen, en andersom, als veroordeelde aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] en [slachtoffer 6] de verschuldigde bedragen heeft betaald, dat daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat der Nederlanden van die bedragen komt te vervallen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 2], wonende te [woonplaats] aan de [adres 2] voor een deel van € 12.356,00 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
- bepaalt dat de benadeelde partij: [slachtoffer 6], wonende te [woonplaats] aan de [adres 5] voor een deel van € 40.313,50 niet-ontvankelijk is in de vordering, en dat de benadeelde partij [slachtoffer 6] de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Wentink, voorzitter, mr. B.W.M. Hendriks en
mr. P.M.F. Schreurs, rechters, in tegenwoordigheid van D.A.C. Brockötter, griffier,
en is in het openbaar uitgesproken op 28 oktober 2014.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Oost-Nederland met nummer PL05KL-2014051059 van 19 mei 2014. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
2.Het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 oktober 2014, voor zover inhoudende de verklaring van verdachte.
3.Het proces-verbaal van verhoor van [medeverdachte 3], van 27 februari 2014, pagina’s 993 – 995.
4.Het proces-verbaal van bevindingen van [verbalisant 1] van 26 februari 2014, pagina’s 996 - 998.
5.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 8] van 12 november 2013, pagina’s 953 – 956.
6.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2], van 2 april 2014, pagina’s 965 – 968.
7.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] van 12 maart 2014, pagina 1001.
8.Het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1], van 12 maart 2014 pagina 1002.