ECLI:NL:RBOVE:2014:5682

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
9 oktober 2014
Publicatiedatum
27 oktober 2014
Zaaknummer
3378842 EJ VERZ 14-182
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G. van Eerden
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen met toekenning van een vergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Overijssel op 9 oktober 2014 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Countus Accountants en Adviseurs B.V. en [verweerder]. Countus, de werkgever, verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst op basis van artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek, omdat zij van mening was dat er sprake was van een verstoorde arbeidsrelatie en onvoldoende functioneren van [verweerder]. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [verweerder] sinds 1 mei 2000 in dienst was bij Countus en dat er in de periode voorafgaand aan het verzoek klachten waren over zijn functioneren. Countus had [verweerder] een individueel verbeterplan (IVP) aangeboden, maar de kantonrechter oordeelde dat de verbeteringen niet voldoende waren en dat er geen ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van [verweerder] was.

De kantonrechter overwoog dat de arbeidsrelatie tussen partijen verstoord was en dat herstel binnen redelijke tijd niet te verwachten viel. Dit werd als een gewijzigde omstandigheid beschouwd die ontbinding rechtvaardigde. De rechter oordeelde echter ook dat de op non-actief stelling van [verweerder] te vergaand was en dat er onvoldoende begeleiding was geboden. Uiteindelijk werd aan [verweerder] een vergoeding van € 70.000,00 bruto toegekend, met de mogelijkheid voor Countus om het verzoek tot ontbinding in te trekken voor een bepaalde datum. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

De uitspraak benadrukt het belang van goede begeleiding en communicatie tussen werkgever en werknemer, vooral in situaties van functioneren en verbetertrajecten. De kantonrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen en een billijke oplossing gezocht, rekening houdend met de lange dienstverband van [verweerder] en de gevolgen van de ontbinding voor zijn toekomst.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
Zaaknummer : 3378842 EJ VERZ 14-182

Beschikking van de kantonrechter d.d. 9 oktober 2014 in de zaak van:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Countus Accountants en Adviseurs B.V.,
gevestigd te Zwolle,
verzoekster,
hierna te noemen: Countus,
gemachtigde: mr. R.A. Brand, advocaat te Utrecht
tegen

[verweerder],

wonende te [woonplaats]
verweerder,
hierna te noemen: [verweerder],
gemachtigde: mr. W. Boers, advocaat te Deventer
Gezien het op 2 september 2014 ter griffie van dit gerecht binnengekomen verzoekschrift strekkende tot ontbinding ex artikel 7:685 van het Burgerlijk Wetboek van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst.
Gezien het ingekomen verweerschrift en de overige op het geding betrekking hebbende stukken.
Gelet op hetgeen door en/of namens partijen is verklaard bij de mondelinge behandeling van het verzoek op 1 oktober 2014 bij welke gelegenheid de gemachtigde van Countus zich heeft bediend van een pleitnota.

Overweegt:

1. Tussen partijen staat onweersproken vast dat [verweerder] op 1 mei 2000 in dienst is getreden bij Countus in de functie van loonadministrateur, tegen een salaris van € 3.102,24 bruto per maand, exclusief 8% vakantietoeslag.
[verweerder] is geboren op 9 mei 1957 en is derhalve thans 57 jaar oud.
[verweerder] is met ingang van 1 januari 2014 ten gevolge van demotie werkzaam in de functie van junior loonadministrateur.
Per 26 mei 2014 is [verweerder] op non-actief gesteld.
2. Countus wenst de arbeidsovereenkomst met [verweerder] te ontbinden wegens een wijziging van omstandigheden welke met zich meebrengt dat zo spoedig mogelijk een einde aan die dienstbetrekking dient te komen.
3. Countus legt aan haar verzoek, kort samengevat, ten grondslag dat het functioneren van [verweerder] te wensen overlaat en sprake is van een breuk in het vertrouwen waardoor voortzetting van het dienstverband onmogelijk is geworden. [verweerder] heeft in de periode van april 2013 tot 17 oktober 2013 een individueel verbeter plan (IVP) traject doorlopen. Hoewel het functioneren tijdens dit traject is verbeterd, is de verbetering toch onvoldoende gebleken. Countus heeft klachten ontvangen van klanten. Bij [verweerder] zijn vele fouten ontdekt. In 2014 is klant [X] vertrokken. Tijdens het gereedmaken van de stukken voor de nieuwe accountant is aan het licht gekomen dat [verweerder] de punten, welke aangegeven waren in een eerder uitgevoerde review, nog niet had verholpen en dat hij collega’s gevraagd had om een en ander nog aan te passen. [verweerder] had dit eerder dienen te melden aan zijn leidinggevende. Echter tijdens het IVP traject heeft hij aangegeven dat hij alle problemen had opgelost.
4. [verweerder] heeft primair verzocht om de gevraagde ontbinding af te wijzen en subsidiair gesteld dat hij, indien de arbeidsovereenkomst desondanks toch wordt ontbonden, recht heeft op een vergoeding van € 172.676,00, uitgaande van een correctiefactor C=2. Zowel primair als subsidiair verzoekt [verweerder] om Countus te veroordelen in de proceskosten.
[verweerder] heeft, kort samengevat, het navolgende aan zijn verweer ten grondslag gelegd.
[verweerder] stelt dat geen sprake is van onvoldoende functioneren en evenmin van een verstoorde arbeidsrelatie. [verweerder] maakt niet meer of andere fouten dan zijn collega’s. Ook wijst [verweerder] op de beoordelingsgesprekken die zijn gevoerd. Met uitzondering van het jaar 2010 waren deze goed en wat betreft 2010 dient in aanmerking te worden genomen dat [verweerder] langere tijd ziek is geweest. [verweerder] heeft steeds grote inzet getoond. Klanten waren tevreden over [verweerder]. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een brief van [X] van 25 november 2010, productie 10 bij het verweerschrift. Countus heeft niet aannemelijk gemaakt dat klanten zijn vertrokken vanwege vermeend disfunctioneren van [verweerder]. Juist is dat sommige klanten ontevreden waren maar deze ontevredenheid betrof het bedrijf en/of de afdeling in het geheel en niet [verweerder] persoonlijk. [verweerder] erkent dat hij de afgelopen jaren moeite heeft gehad de vele veranderingen op digitaal gebied en online applicaties bij te benen. [verweerder] is er echter in geslaagd zich deze vaardigheden eigen te maken. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een e-mail bericht van 23 december 2013 van [A]. Dat [verweerder] moeite had zich deze vaardigheden eigen te maken werd mede veroorzaakt door de hoge werkdruk zoals deze de afgelopen is ontstaan.
De fouten die [verweerder] heeft gemaakt rechtvaardigen geen ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerder] betwist dat hij aangegeven heeft dat hij alle problemen had opgelost betreffende de klant [X].
[verweerder] stelt verder dat geen sprake is geweest van een deugdelijk verbetertraject. Er is een individueel verbeter plan (IVP) gevolgd maar dit bestond enkel uit het maandelijks voeren van een voortgangsgesprek. Countus heeft niet concreet aangegeven wat verbeterd moest worden en langs welke weg dat gerealiseerd diende te worden.
[verweerder] meent dat de bejegening die hem ten deel is gevallen onheus is, mede gelet op zijn lange dienstverband van 14 jaren en jarenlange grote inzet. Zo werd [verweerder] op 26 mei 2014 plotseling op non-actief gesteld en mocht hij geen afscheid meer nemen van collega’s. [verweerder] heeft dit als zeer grievend ervaren.
De samenwerking met collega’s is goed. [verweerder] heeft, hoewel hij het niet eens was met de inhoudelijke gronden, destijds ingestemd met demotie, mede omdat hij inzag dat een jongere medewerker lagere loonkosten met zich meebrengt. Ondanks de demotie is [verweerder] dezelfde werkzaamheden blijven uitvoeren.
5. Countus heeft de stellingen van [verweerder] betwist en daartoe, kort samengevat, het volgende aangevoerd. Het foutpercentage van [verweerder] is te hoog. [verweerder] beheert 80 dossiers en in 20 daarvan zijn fouten dan wel omissies aan het licht gekomen; dat is een percentage van 25%. Ook meent Countus dat [verweerder] te licht tilt aan de fouten. Iedere klacht van een klant is per definitie een ernstig te nemen zaak. [verweerder] heeft een IVP traject gekregen. Reeds daaruit blijkt dat de situatie ernstig is. Countus betwist voorts dat [verweerder] onvoldoende begeleiding en/of coaching zou hebben ontvangen. [verweerder] heeft een verbetertraject gevolgd waarbij duidelijke doelen waren gesteld. Ook kon hij een collega om hulp vragen met betrekking tot het Unit 4 salarispakket. Countus betwist dat de op non-actief stelling een onheuse bejegening inhoudt. Countus schatte destijds in dat een confrontatie met collega’s belastend zou worden voor [verweerder]. Ten einde tot een minnelijke oplossing te komen is aan [verweerder] een ontbindingsvergoeding aangeboden conform de kantonrechtersformule met correctiefactor C=0,5.
6. Naar aanleiding van hetgeen partijen hebben aangevoerd wordt als volgt overwogen.
7. De kantonrechter is, gelet op de stellingen van partijen en het verhandelde ter zitting, van oordeel dat er sprake is van een verstoorde arbeidsrelatie tussen Countus en [verweerder]. Nu niet te verwachten valt dat die verstoorde arbeidsrelatie binnen redelijke tijd hersteld zal kunnen worden, levert dat een gewijzigde omstandigheid op die ontbinding rechtvaardigt.
8. Vervolgens staat ter beoordeling of, en zo ja welke vergoeding [verweerder] toekomt.
De kantonrechter is van oordeel dat in de onderhavige zaak niet sprake is van ernstige verwijtbaarheid aan de zijde van één van de partijen. Veeleer is sprake van de situatie dat een werknemer die lange tijd naar behoren heeft gefunctioneerd nieuwe ontwikkelingen, met name op het gebied van digitalisering, reorganisaties en on-line werken, niet (voldoende) heeft kunnen bijbenen. Partijen zijn het er over eens dat [verweerder] op deze gebieden verbeteringen heeft laten zien maar Countus vindt deze kennelijk onvoldoende.
Van het “niet kunnen bijbenen” kan naar het oordeel van de kantonrechter [verweerder] geen verwijt worden gemaakt. Hij heeft inzet getoond en hulp gevraagd en aanvaard.
Anderzijds heeft [verweerder] niet aannemelijk gemaakt dat hem onvoldoende begeleiding is aangeboden. Immers er is een concreet IVP traject gevolgd en tijdens reviews zijn dossiers concreet besproken. Aan Countus kan tegengeworpen worden dat zij [verweerder] geen extern verbetertraject voor het gebruik van het Unit 4 salarispakket heeft aangeboden bijvoorbeeld door het laten volgen van cursussen.
De kantonrechter is van oordeel dat een op non-actief stelling met onmiddellijke ingang in het onderhavige geval een te vergaand middel is geweest. Uit het dossier komt naar voren dat partijen in overleg waren over de verbeterpunten. Dat in een dossier aan het licht komt dat nog niet alles is gecorrigeerd door [verweerder] is onvoldoende om een op non-actief stelling, met alle negatieve gevolgen daarvan zoals in toekomstige sollicitaties, met onmiddellijke ingang te rechtvaardigen.
Het bovenstaande leidt ertoe dat een vergoeding zal worden toegekend en dat de toe te kennen vergoeding iets lager zal uitvallen dan een vergoeding met toepassing van een correctiefactor C=1.
Gelet op alle omstandigheden van het geval komt het de kantonrechter billijk voor aan [verweerder] een vergoeding toe te kennen van € 70.000,00 bruto, hetgeen in het kader van de kantonrechtersformule neerkomt op een correctiefactor van ongeveer 0,9. Hierbij heeft de kantonrechter meegewogen dat aannemelijk is dat de beëindiging van het dienstverband voor [verweerder] grote financiële gevolgen zal hebben. Aannemelijk is dat [verweerder] moeilijk eenzelfde baan en salaris zal kunnen vinden als bij Countus.
9. Gebleken is dat het verzoek geen verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in de artikelen 7:647, 648, 670, 670a van het Burgerlijk Wetboek of enig ander verbod tot opzegging van de arbeidsovereenkomst.
10. Countus zal in de gelegenheid worden gesteld haar verzoek in te trekken.
11. De kantonrechter acht termen aanwezig de kosten van deze procedure tussen partijen te compenseren, ook als het verzoek tijdig ingetrokken wordt.

Beschikt:

Ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst op grond van gewichtige redenen bestaande uit gewijzigde omstandigheden per 1 november 2014, tenzij Countus uiterlijk 30 oktober 2014 het verzoek intrekt.
Kent in geval van ontbinding aan [verweerder] ten laste van Countus per datum ontbinding een vergoeding toe van bruto € 70.000,00, en veroordeelt mitsdien Countus tot betaling van dit bedrag.
Compenseert de proceskosten aldus, dat iedere partij de eigen kosten draagt, ook indien het verzoek tijdig wordt ingetrokken.
Wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Aldus gegeven te Almelo door mr. G. van Eerden, kantonrechter en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 oktober 2014, in tegenwoordigheid van de griffier.