In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 17 september 2014 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap Organisatie en Adviesbureau VT B.V. (hierna: VT) en Source XS B.V. (hierna: Source). VT vorderde betaling van een bedrag van € 27.802,35 van Source, dat voortvloeide uit openstaande facturen die de gefailleerde Datahouse Den Haag B.V. aan Source had gestuurd. De curator van Datahouse Den Haag had deze vorderingen op 17 oktober 2013 gecedeerd aan VT. Source erkende de vordering van VT, maar voerde een beroep op verrekening aan, stellende dat zij schade had geleden door een noodgedwongen verhuizing en dat zij vorderingen had op de Datahousegroep die zij wilde verrekenen met de vordering van VT.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de contractuele relatie tussen Source en de Datahousegroep zodanig was dat verrekening van kruislingse vorderingen mogelijk was. De rechtbank oordeelde dat de verschillende vestigingen van de Datahousegroep als één entiteit moesten worden beschouwd, waardoor Source gerechtigd was om haar vorderingen te verrekenen met de vordering die VT had gekregen van de curator. De rechtbank verwierp de stelling van VT dat de facturen van Source niet onderbouwd waren en dat er geen opdracht was gegeven voor de werkzaamheden.
Uiteindelijk heeft de rechtbank de vorderingen van VT afgewezen, omdat na verrekening bleek dat VT niets meer van Source te vorderen had. VT werd veroordeeld in de proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het beginsel dat bij cessie de verweermiddelen van de debiteur onverlet blijven, en dat in faillissement andere regels gelden voor verrekening dan buiten faillissement.