ECLI:NL:RBOVE:2014:5433

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
1 oktober 2014
Publicatiedatum
13 oktober 2014
Zaaknummer
14/878
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op personenauto en teruggave aan klager na klaagschrift

In deze zaak betreft het een klaagschrift dat is ingediend op grond van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) met betrekking tot een beslag op een personenauto, merk Audi, type A3. Het klaagschrift is op 5 augustus 2014 ontvangen door de griffie van de Rechtbank Overijssel en is ingediend door mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo, namens de klager. De klager betwist de inbeslagneming en het uitblijven van een last tot teruggave van de auto. De raadkamer heeft de zaak behandeld op 1 oktober 2014, waarbij de officier van justitie, de klager en zijn raadsman zijn gehoord.

De officier van justitie heeft aangevoerd dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard, omdat de klager wordt verdacht van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet. Het beslag op de auto is gelegd om wederrechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. De raadkamer heeft vastgesteld dat het klaagschrift ontvankelijk is en dat zij bevoegd is om van het klaagschrift kennis te nemen, aangezien de inbeslagneming heeft plaatsgevonden in het arrondissement Overijssel.

Na beoordeling van de feiten en omstandigheden, concludeert de raadkamer dat het belang van strafvordering zich niet verzet tegen teruggave van de auto. De raadkamer heeft vastgesteld dat er geen aanwijzingen zijn dat de auto vatbaar is voor verbeurdverklaring. Daarom heeft de raadkamer besloten het klaagschrift gegrond te verklaren en de inbeslaggenomen personenauto terug te geven aan de klager. Deze beslissing is openbaar uitgesproken op 1 oktober 2014.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
SAS-nummer: 14/878
Beschikking van de enkelvoudige raadkamer op het klaagschrift, op grond van artikel 552a Sv van:
[klager],
geboren op [geboortedag] 1989 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats], aan de [adres],
verder te noemen: klager.

1.Het verloop van de procedure

Het klaagschrift, gedateerd 3 augustus 2014, is op 5 augustus 2014 op de griffie van de rechtbank ontvangen. Het is ingediend namens klager door mr. R.J.H. van der Wal, advocaat te Hengelo.
Het klaagschrift is ingediend door klager, onder wie het beslag is gelegd.
Het klaagschrift betreft een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag op het volgende voorwerp: een personenauto, merk Audi, type A3 met kenteken [kenteken].
Zakelijk weergegeven wordt geklaagd over de inbeslagneming en het uitblijven van een last tot teruggave.
Het klaagschrift is behandeld op de openbare zitting van de raadkamer van 1 oktober 2014.
Bij de behandeling zijn de officier van justitie, klager en de raadsman gehoord.
De raadkamer heeft kennis genomen van het standpunt van de officier van justitie. In het dossier bevindt zich een proces-verbaal waarin de aanleiding voor de inbeslagneming van de auto is gerelateerd. Voorts is aanwezig een kennisgeving van inbeslagneming van de personenauto Audi A3 met kenteken [kenteken] onder klager op 22 juli 2014 in Hengelo.

2.De standpunten van klager, de raadsman en de officier van justitie

Standpunt van de klager en zijn raadsman
Klager maakt bezwaar tegen het uitblijven van een last tot teruggave. De raadsman heeft ter zitting het klaagschrift toegelicht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het klaagschrift ongegrond moet worden verklaard en het beslag, vanwege het strafvorderlijke belang, dient voort te duren.
Daartoe heeft zij aangevoerd dat klager wordt verdacht van overtreding van artikel 3 van de Opiumwet en dat in dat kader onder hem strafvorderlijk beslag is gelegd op de voornoemde personenauto teneinde wederechtelijk verkregen voordeel aan te tonen. De officier van justitie heeft daarnaar door de rechter gevraagd geantwoord dat op dit moment nog sprake is van zogenaamd ‘klassiek’ beslag in de zin van art. 94 Sv. Het is de bedoeling dat het beslag wordt omgezet in conservatoir beslag na verkregen machtiging van de rechter-commissaris. Voorts geeft de officier van justitie aan dat er op dit moment nog geen beslissing is genomen tot dagvaarding omdat het proces-verbaal van de politie nog niet ten parkette is ontvangen. De officier van justitie kan niet zeggen om hoeveel planten het gaat bij de onder verdachte aangetroffen hennepkwekerij.
Volgens de officier van justitie is het niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend in de met de strafzaak aanhangig te maken ontnemingszaak tegen verdachte aan hem de verplichting zal opleggen tot betaling van een geldbedrag ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

3.De bevoegdheid van de rechtbank

De raadkamer is ingevolge art. 552a lid 4 Sv bevoegd van het klaagschrift kennis te nemen nu de inbeslagneming heeft plaats gevonden in het arrondissement Overijssel.

4.De ontvankelijkheid

Het klaagschrift is ontvankelijk.

5.De beoordeling

Op grond van de stukken en de behandeling op de zitting stelt de raadkamer het volgende vast.
Maatstaf
Het beklag richt zich tegen een beslag dat is gelegd op grond van artikel 94 Sv. De raadkamer dient daarom a) te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert, en zo neen, b) de teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp aan de beslagene te gelasten, tenzij een ander redelijkerwijs als rechthebbende ten aanzien van dat voorwerp moet worden beschouwd. In dat laatste geval moet het beklag ongegrond worden verklaard.
Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave indien het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de desbetreffende voorwerpen kunnen dienen om de waarheid aan de dag te brengen. Voorts verzet het door artikel 94 Sv beschermde belang van strafvordering zich tegen teruggave indien niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer van het voorwerp zal bevelen.
Feiten en omstandigheden
Op 22 juli 2014 is op grond van artikel 94 Sv beslag gelegd op de hiervoor genoemde personenauto.
Overwegingen
In het onderhavige geval is sprake van strafvorderlijk beslag en is het Openbaar Ministerie voornemens om op grond van artikel 103 Sv bij de rechter-commissaris machtiging te vragen tot omzetting van het beslag naar conservatoir beslag.
Artikel 94a Sv bepaalt, voor zover van belang, dat in geval van verdenking van een misdrijf waarvoor een geldboete van de vijfde categorie kan worden opgelegd, voorwerpen in beslag genomen kunnen worden tot bewaring van het recht tot verhaal voor een ter zake van dat misdrijf op te leggen geldboete (eerste lid) dan wel een naar aanleiding van dat misdrijf op te leggen verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel (tweede lid).
Klager wordt verdacht van overtreding van artikel 3 onder B van de Opiumwet. Handelen in strijd met een in art. 3 onder B, C of D gegeven verbod is een misdrijf waarvoor een gevangenisstraf voor de duur van maximaal twee jaar of een geldboete van de vierde categorie kan worden opgelegd volgens artikel 11 lid 2 van de Opiumwet. Een geldboete van de vijfde categorie kan volgens artikel 11 lid 5 OW worden opgelegd indien het feit betrekking heeft op een grote hoeveelheid. Onder grote hoeveelheid moet volgens art. 1 lid 2 van het Opiumwetbesluit worden verstaan 200 of meer hennepplanten. De raadkamer kan uit het proces-verbaal in het dossier niet opmaken hoeveel hennepplanten verdachte in zijn woning aanwezig heeft gehad terwijl ook de officier van justitie daarover ter terechtzitting geen uitsluitsel kon geven. Klager heeft ter terechtzitting verklaard dat hij 140 hennepplanten in zijn woning aanwezig heeft gehad. Dit is door de officier van justitie niet weersproken zodat de raadkamer uitgaat van de juistheid van het door klager genoemde aantal planten. De raadkamer stelt vast dat in dit geval geen sprake is van een grote hoeveelheid als bedoeld in art. 11 lid 5 Ow zodat oplegging van een geldboete van de vijfde categorie niet aan de orde is. Dit impliceert dat omzetting van het beslag naar conservatoir beslag niet mogelijk is, nog daargelaten dat deze titel op dit moment niet aan de orde is.
De raadkamer zal bij de beoordeling dan ook uitgaan van ‘klassiek’ strafvorderlijk beslag.
Nu is vastgesteld dat op voornoemde personenauto strafvorderlijk beslag is gelegd moet de raadkamer beoordelen of waarschijnlijk is dat de strafrechter later oordelend in de strafzaak de verbeurdverklaring zal bevelen van de personenauto.
Uit het raadkamerdossier en het verhandelde ter zitting is niet gebleken dat de voornoemde personenauto vatbaar is voor verbeurdverklaring (artikel 33a lid 1 aanhef onder a t/m f Sr).
Bij die stand van zaken is het hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter later oordelend in de strafzaak tegen de belanghebbende de verbeurdverklaring van de auto zal bevelen.
Conclusie
De raadkamer is op grond van het voorgaande van oordeel dat het klaagschrift gegrond moet worden verklaard en dat het inbeslaggenomen voorwerp aan klager teruggegeven moeten worden.

6.De beslissing

De raadkamer verklaart het klaagschrift gegrond;
De raadkamer gelast dat het in beslag genomen voorwerp, zijnde een personenauto, merk Audi, type A3 met kenteken [kenteken] wordt teruggegeven aan de klager.
Deze beschikking is gegeven door mr. B.W.M. Hendriks, rechter, in tegenwoordigheid van M.M. Greven-Diepenmaat, griffier, ondertekend door de rechter en de griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 oktober 2014.