ECLI:NL:RBOVE:2014:5258

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
3 oktober 2014
Publicatiedatum
3 oktober 2014
Zaaknummer
C-08-161867 - KG ZA 14-328
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van auto en originele autopapieren in kort geding

In deze zaak heeft eiseres, een gebruiker van de auto van haar dochter, een kort geding aangespannen tegen CreditPay B.V., een kredietinformatie- en incassobureau. Eiseres vordert de afgifte van een Hyundai Sante Fe en de originele autopapieren, die volgens haar onterecht door CreditPay zijn ingehouden. De procedure is gestart na een reeks van gebeurtenissen die zijn ontstaan uit een vermeende huurovereenkomst en een factoringovereenkomst tussen CreditPay en 12Easy BV, waarbij eiseres in de veronderstelling verkeerde dat zij een lening met haar auto als onderpand had afgesloten. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat CreditPay niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar is van de auto, en dat eiseres de auto nodig heeft voor haar werk. De rechter heeft CreditPay bevolen om de auto en de papieren binnen 48 uur na betekening van het vonnis aan eiseres af te geven, en heeft een dwangsom opgelegd voor het geval van niet-naleving. Tevens is CreditPay veroordeeld in de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK OVERIJSSEL

Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/161867 / KG ZA 14-328
Vonnis in kort geding van 3 oktober 2014
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [plaats],
eiseres,
advocaat mr. R. Grijpstra te Almere,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CREDITPAY B.V.,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Zwolle,
gedaagde,
vertegenwoordigd door haar directeur [naam 1]
Partijen zullen hierna [eiseres] en CreditPay genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met 19 producties;
  • het faxbericht van [eiseres] van 26 september 2014 (productielijst);
  • het faxbericht van CreditPay van 26 september 2014 met 4 producties;
  • de mondelinge behandeling op 29 september 2014;
  • de pleitaantekeningen van CreditPay.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
CreditPay is een kredietinformatie- en incassobureau dat zich bezighoudt met het verrichten van werkzaamheden en het verlenen van diensten op het gebied van creditmanagement en incasso, zomede het voorfinancieren van debiteuren (factoring).
2.2. 12
Easy BV is een organisatie- adviesbureau dat zich bezighoudt met bemiddeling bij handel, huur of verhuur van onroerend goed. BenchMarker is een handelsnaam van 12Easy BV. Enig bestuurder is [naam 2] (hierna: [naam 2]).
2.3.
Uit een e-mail bericht van BenchMarker van 17 september 2012 blijkt, voor zover hier van belang, het volgende:
Tegenwoordig bieden wij onze kaarthouders de mogelijkheid om geld te lenen met hun auto als onderpand. Normaal gesproken moet u dan de auto inleveren, maar bij ons hoeft dat niet. U kunt gewoon in uw auto blijven rijden. Niemand komt zo te weten dat u uw auto als onderpand voor een lening heeft gebruikt.
2.4.
Op 1 maart 2013 hebben CreditPay en 12Easy BV een factoringovereenkomst gesloten uit hoofde waarvan 12Easy BV al haar vorderingen op debiteuren aan CreditPay zal verkopen vanaf de datum van ingang van de overeenkomst (1 maart 2013). CreditPay betaalt 12Easy BV voor deze vorderingen een koopprijs gelijk aan het nominale bedrag van de vorderingen (100%). Deze overeenkomst heeft betrekking op vorderingen op natuurlijke personen en rechtspersonen voor zover deze voortvloeien uit de aankoop, verhuur en terugkoop/verkoop van personenauto’s.
2.5.
[eiseres] is gebruiker van de auto van haar dochter ([naam 3]), een Hyundai Sante Fe met kenteken [kenteken] (hierna: de auto).
2.6.
Op 30 september 2013 en 4 oktober 2013 is [eiseres] c.q. de dochter van [eiseres] met BenchMarker een als huurovereenkomst aangeduide overeenkomst met betrekking tot de auto aangegaan. In deze 'huurovereenkomst' is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
(…)
Koopprijs auto: 1250
(…).
Ondergetekenden komen verder het volgende overeen:
(…).
Huurder heeft het recht om de gehuurde auto na afloop van de huurtermijn te kopen van CreditPay voor de bovengenoemde koopprijs van de auto. Dit doet men door de koopprijs over te maken op ABN AMRO rekening (…) van CreditPay B.V. te Zwolle.
2.7.
Bij e-mail van 1 oktober 2013 met als onderwerp 'Auto verpanden' heeft [eiseres] aan BenchMarker gevraagd of haar mailtjes goed zijn aangekomen.
2.8.
Op 10 oktober 2013 heeft CreditPay een bedrag van € 855,00 (€ 1.250,00 minus de eerste huurtermijn, kilometervergoeding en administratiekosten) op de bankrekening van [eiseres] overgemaakt onder vermelding van 'inkoop [kenteken]'.
2.9.
In de periode van 15 november 2013 tot en met 28 april 2014 heeft [eiseres] uit hoofde van gemelde overeenkomst een totaalbedrag van € 1.908,00 aan BenchMarker overgemaakt.
2.10.
Bij brief van 26 mei 2014 heeft CreditPay aan [eiseres] meegedeeld dat BenchMarker aan haar heeft aangegeven dat de huurperiode uiterlijk 30 juni 2014 zal eindigen en dat zij de mogelijkheid heeft om de auto terug te kopen van CreditPay tegen een prijs van € 1.730,00.
2.11.
Op 20 juni 2014 heeft CreditPay een overeenkomst 'Terugkoop voertuig' aan [eiseres] verzonden.
2.12.
Op 27 juni 2014 heeft CreditPay tegen [eiseres] aangifte van verduistering gedaan.
2.13.
Naar aanleiding van de brief van de advocaat van [eiseres] van 4 juli 2014 heeft CreditPay zich bij e-mail van 14 augustus 2014 bereid verklaard de auto op naam van [eiseres] te zetten en de aangifte in te trekken onder de voorwaarde dat [eiseres] een schuldbekentenis ondertekent en een totaalbedrag van € 1.943,00 (inclusief € 693,00 motorrijtuigenbelasting) aan haar betaalt.
2.14.
Bij brief van 5 september 2014 heeft [eiseres] verklaard een bedrag van maximaal
€ 217,00 te willen betalen, vermeerderd met de door CreditPay betaalde motorrijtuigenbelasting.
2.15.
Op of omstreeks 7 september 2014 is [eiseres] door de politie aangehouden en in bewaring gesteld. De auto is in beslag genomen en vervolgens aan CreditPay afgegeven. De auto is thans nog steeds bij CreditPay gestald.
2.16.
Bij e-mail van 10 september 2014 heeft CreditPay de betaling van een bedrag van
€ 1.500,00 ineens tegen kwijting van het meerdere voorgesteld. [eiseres] is daarop niet ingegaan.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert dat de voorzieningenrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, CreditPay met onmiddellijke ingang zal bevelen de auto Hyundai Sante Fe, kenteken 30-JP-FL, en de originele autopapieren op de meest korte termijn, althans binnen een dag na de dag van dit vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn kosteloos en onvoorwaardelijk aan [eiseres] af te geven dan wel, voor zover de auto met kenteken al verkocht is aan een derde, op de meest korte termijn, althans binnen een dag na de dag van dit vonnis, althans binnen een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen termijn kosteloos en onvoorwaardelijk aan [eiseres] een vervangende passende auto ter beschikking te stellen en zal bevelen dat CreditPay een dwangsom van
€ 1.000,00 per dag verschuldigd is voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat CreditPay na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan de respectievelijke bevelen te voldoen, alles met veroordeling van CreditPay in de kosten van dit kort geding.
3.2.
CreditPay voert gemotiveerd verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Van een spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen is in voldoende mate gebleken.
4.2.
Aan haar vorderingen legt [eiseres], samengevat, ten grondslag dat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij een geldlening van € 1.250,00 zou krijgen en dat zij tegenover die verbintenis de auto zou verpanden. [eiseres] veronderstelde een overeenkomst tot vestiging van een pandrecht met betrekking tot een roerende zaak (de auto) te zijn aangegaan, waarbij het onderpand ter beschikking bleef van [eiseres]. Volgens [eiseres] heeft door het ontbreken van wilsovereenstemming geen verkoop van de auto plaatsgevonden.
4.3.
CreditPay voert, samengevat, als verweer dat de tussen haar en 12Easy BV/BenchMarker gesloten factoringovereenkomst was gericht op de koop van de auto. Dat de auto aan haar verkocht is, blijkt volgens CreditPay uit de beweerdelijk door [eiseres] op 30 september 2013 ondertekende inkoopverklaring. Vanaf dat moment kon [eiseres] weten dat het ging om een verkoop van de auto in plaats van een verpanding, aldus CreditPay. In dit verband verwijst CreditPay voorts naar de huurovereenkomst tussen de dochter van [eiseres] en BenchMarker waarin gesproken wordt over “koopprijs” en waarin het recht van de huurder is neergelegd dat hij de gehuurde auto na afloop van de huurtermijn van CreditPay kan terugkopen.
4.4.
Allereerst stelt de voorzieningenrechter vast dat [eiseres] geen partij is geweest bij de tussen CreditPay en 12Easy BV gesloten factoringovereenkomst (als productie 1 ter gelegenheid van de zitting door CreditPay in het geding gebracht), zodat de inhoud daarvan niet aan haar kan worden tegengeworpen.
4.5.
CreditPay heeft een kopie van een 'inkoopverklaring' (productie 2 van CreditPay) in het geding gebracht, waaruit volgens haar de verkoop van de auto blijkt. [eiseres] heeft evenwel stellig betwist dat zij deze verklaring met de door CreditPay gestelde inhoud heeft ondertekend. Gezien deze stellige betwisting van de ondertekening door [eiseres] in combinatie met het feit dat CreditPay de originele verklaring niet in haar bezit heeft, dient bewijslevering hier de benodigde duidelijkheid te brengen – waarbij het bewijsrisico op CreditPay rust – en niet is uitgesloten dat de door CreditPay in het geding gebrachte productie op grond van artikel 159 lid 2 Rv in een bodemprocedure geen bewijs zal opleveren, terwijl voor onderhavige bewijslevering in een kort geding geen plaats is. Daar komt bij dat evenmin is uitgesloten dat de bodemrechter – desgevorderd – zal oordelen dat voormelde inkoopverklaring in strijd is met de goede zeden, dan wel dat [eiseres] een geslaagd beroep zal doen op dwaling, bedrog of misbruik van omstandigheden.
4.6.
Aangezien CreditPay verder klaarblijkelijk veel betekenis toekent aan de tussen (de dochter van) [eiseres] en BenchMarker gesloten huurovereenkomst en ook [eiseres] uitgebreid op de (uitleg van de) inhoud daarvan ingaat, overweegt de voorzieningenrechter dienaangaande het volgende. Voor het antwoord op de vraag hoe in een schriftelijke stuk de verhouding tussen partijen is geregeld komt het aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang kan zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht; vgl. HR 13 maart 1981, NJ 1981, 635 (Haviltex). Daarbij zijn telkens van beslissende betekenis alle concrete omstandigheden van het geval, gewaardeerd naar hetgeen de maatstaven van redelijkheid en billijkheid meebrengen. Dit betekent onder meer dat de uitleg van een schriftelijk contract niet dient plaats te vinden op grond van alleen maar de taalkundige betekenis van de bewoordingen waarin het is gesteld. In praktisch opzicht is de taalkundige betekenis die deze bewoordingen, gelezen in de context van dat geschrift als geheel, in (de desbetreffende kring van) het maatschappelijk verkeer normaal gesproken hebben, bij de uitleg van dat geschrift echter vaak wel van groot belang (vgl. HR 20 februari 2004, NJ 2005, 493). Voor een taalkundige/grammaticale uitleg bestaat eerder aanleiding indien het een zuiver commerciële transactie betreft tussen professionele partijen (HR 19 januari 2007, NJ 2007, 575 en HR 29 juni 2007, NJ 2007, 576). Ook indien bij de uitleg van een overeenkomst groot gewicht toekomt aan de taalkundige betekenis van de bewoordingen, kunnen de overige omstandigheden van het geval niettemin meebrengen dat een andere (dan de taalkundige) betekenis aan de bepalingen van de overeenkomst moet worden gehecht. Beslissend blijft immers de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten; vgl. HR 5 april 2013, LJN: BY8101. Daarbij verdient opmerking dat ook uitlatingen en gedragingen na het sluiten van de overeenkomst van belang kunnen zijn voor de aan die overeenkomst te geven uitleg; vgl. HR 12 oktober 2012, LJN: BX5572. De partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van een bepaalde uitleg van een overeenkomst draagt op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv de bewijslast van de feiten en omstandigheden die de door haar bepleite uitleg ondersteunen. Overigens heeft het vorenstaande
mutatis mutandisook te gelden voor (uitlatingen in verband met) een mondeling gesloten overeenkomst.
4.7.
De voorzieningenrechter stelt vast dat [eiseres] een kopie van een 'huurovereenkomst' heeft ingebracht die op 30 september 2013 is gedateerd en die door [eiseres] is ondertekend, terwijl CreditPay een kopie van een 'huurovereenkomst' heeft overgelegd die dateert van 4 oktober 2013 en die door de dochter van [eiseres] is ondertekend. Voorts zijn deze overeenkomsten niet door BenchMarker ondertekend. Wat daar verder ook van zij, in ieder geval staat vast dat CreditPay daarbij geen (directe) partij is geweest. Mede gelet op hetgeen hiervoor in 4.4 en 4.5 is overwogen, kan de rechtsverhouding tussen partijen thans bezwaarlijk worden vastgesteld. Daarbij komt dat de rechtsverhouding tussen CreditPay en 12Easy BV/BenchMarker klaarblijkelijk ook opheldering behoeft, nu tijdens de zitting is gebleken dat zij een geschil hebben over de uitvoering van de tussen hen gesloten factoringovereenkomst. Deze onduidelijkheid mag in dit kort geding er evenwel niet toe leiden dat [eiseres] daarvan de dupe wordt. In dit verband merkt de voorzieningenrechter op dat de in concreto gekozen huur(koop)constructie ook voor meer juridisch geschoolden moeilijk te doorgronden is.
4.8.
[eiseres] heeft tijdens de zitting erkend dat zij de overeenkomst van 30 september 2013 (tweemaal) heeft ondertekend. Ten aanzien van de uitleg daarvan is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat, gelet op de zin die [eiseres] en BenchMarker in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan de bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten, waarbij van belang is dat [eiseres] ter zake geen professionele partij is en veeleer als leek moet worden aangemerkt, uit deze overeenkomst in ieder geval niet kan worden afgeleid dat [eiseres] en BenchMarker de verkoop van de auto aan CreditPay hebben beoogd. De voorzieningenrechter verwijst dienaangaande naar de e-mail van BenchMarker van 17 september 2012 en de e-mail van [eiseres] van 1 oktober 2013. Uit laatstgenoemde mail blijkt dat [eiseres] in de veronderstelling verkeerde dat de auto zou worden verpand. Uit het voorgaande volgt dat CreditPay – als de partij die zich beroept op de rechtsgevolgen van een bepaalde uitleg van de huurovereenkomst – onvoldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld die de door haar bepleite uitleg (verkoop van de auto) ondersteunen.
4.9.
Het feit dat het kenteken van de auto is geregistreerd op naam van CreditPay en dat CreditPay over de originele autopapieren beschikt en dat de auto thans in de feitelijke macht van CreditPay is, leidt niet noodzakelijkerwijs tot het voorshandse oordeel dat CreditPay als eigenaar/rechthebbende van de auto dient te worden aangemerkt. Dat het kenteken van de auto op naam van CreditPay staat, noopt immers op zichzelf niet tot de conclusie dat zij eigenaar is van de auto: deze registratie ontbeert zakenrechtelijke betekenis. Voorts is niet in geschil dat [eiseres] de autopapieren op of omstreeks 8 oktober 2013 in het kader van de 'huurovereenkomst' aan BenchMarker/[naam 2] heeft afgegeven. Dat CreditPay deze papieren later van BenchMarker/[naam 2] in het kader van de tussen hen gesloten factoringovereenkomst heeft ontvangen, maakt niet dat zij daarmee als rechthebbende van de auto is aan te merken.
4.10.
Op basis van al het voorgaande is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat CreditPay met de producties die zij heeft overgelegd, niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar is van de auto, zodat zij deze dus zonder titel onder zich heeft. Afweging van de wederzijdse belangen valt uit in het voordeel van [eiseres] die de auto – onweersproken – nodig heeft voor haar (aanstaande) werk. Nu CreditPay zich ter zitting bereid heeft verklaard tot afgifte van de auto aan [eiseres] als gebruiker in geval van een minnelijke regeling c.q. een daartoe strekkend vonnis, komt het (primair) gevorderde voor toewijzing in aanmerking. Dit betekent dat aan de (subsidiair) gevorderde beschikbaarstelling van een vervangende passende auto niet wordt toegekomen. De gevorderde dwangsom zal eveneens, op de hierna te melden wijze, worden toegewezen.
4.11.
CreditPay zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden tot op heden begroot op:
  • explootkosten dagvaarding (in debet) € 93,80
  • overige explootkosten € 4,73
  • griffierecht € 77,00
  • salaris advocaat
  • Totaal € 991,53
Aangezien aan [eiseres] een toevoeging is verleend dienen de in debet gestelde explootkosten te worden voldaan aan de griffier van de rechtbank Overijssel.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
beveelt CreditPay om binnen 48 uur na betekening van dit vonnis (a) de auto Hyundai Sante Fe, kenteken [kenteken], en (b) de originele autopapieren kosteloos en onvoorwaardelijk aan [eiseres] af te geven;
5.2.
veroordeelt CreditPay om aan [eiseres] een dwangsom te betalen van € 250,00 per dag voor iedere dag of een gedeelte van een dag dat CreditPay na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan de in 5.1 uitgesproken bevelen (a) en (b) te voldoen, tot een maximum van € 5.000,00 voor ieder afzonderlijk bevel is bereikt;
5.3.
veroordeelt CreditPay in de kosten van deze procedure, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 991,53, waarvan een bedrag van € 93,80 te voldoen aan de griffier nadat CreditPay een nota van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) daarvoor heeft gekregen;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.R. Hidma en in het openbaar uitgesproken door
mr. M. Willemse op 3 oktober 2014.