De rechtbank overweegt dat verkeersongevallen met letsel vaak enorme schuldgevoelens bij daders oproepen. Verdachte, die niet eerder in aanraking is geweest met politie of justitie, heeft meerdere malen contact opgenomen met [slachtoffer] om te vragen naar zijn welzijn. Verdachte voelt zich als automobilist verantwoordelijk voor het letsel van [slachtoffer], terwijl verdachte ook verklaard dat hij de aanrijding niet had kunnen voorkomen.
Deze veel voorkomende schuldgevoelens, welke de officier van justitie ongetwijfeld ambtshalve bekend zijn, hoeven er niet aan in de weg te staan om iemand te vervolgen voor overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet. Een dossier dient uiteraard wel zorgvuldig te worden beoordeeld voordat wordt overgegaan tot strafrechtelijke vervolging.
De officier van justitie moet minimaal zien dat een bewezenverklaring tot de mogelijkheden behoort, maar in onderhavige zaak is de officier van justitie van mening dat het kwalitatief ondermaatse dossier tekortkomingen bevat die niet ongedaan kunnen worden gemaakt. De officier van justitie concludeert dan ook tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde.
De rechtbank overweegt dat de inhoud van het onderhavige dossier geen bewijsmiddelen bevat die een discussie kunnen opleveren die leidt tot bewezenverklaring van overtreding van artikel 6 Wegenverkeerswet. Er zou bij inhoudelijke behandeling van de zaak niet anders kunnen worden geconcludeerd dan tot vrijspraak. De officier van justitie had, blijkens hetgeen ter zitting is besproken, die conclusie ook al voor de zitting getrokken, maar hij heeft er ondanks die conclusie voor gekozen verdachte te dagvaarden voor een zeer ernstig misdrijf. Ook na nadere bestudering van het dossier en de dagvaarding heeft de officier van justitie er niet voor gekozen om de dagvaarding in te trekken, maar heeft hij verdachte voor de meervoudige strafkamer laten voorkomen voor dat zeer ernstige misdrijf.
De rechtbank overweegt dat verdachte lichtzinnig is gedagvaard, nu het kwalitatief ondermaatse dossier bij inhoudelijke behandeling slechts kan leiden tot een evidente vrijspraak. De rechtbank is van oordeel dat deze vervolging een schoffering van de verdachte is en daarmee een grove schending van de algemene beginselen van een behoorlijke strafrechtpleging oplevert. Nu de zaak is uitgeroepen is deze schending onherstelbaar en dient de officier van justitie niet-ontvankelijk te worden verklaard in zijn vervolging inzake het primaire feit.