ECLI:NL:RBOVE:2014:5097

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
26 september 2014
Publicatiedatum
26 september 2014
Zaaknummer
Awb 13/2473
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering studiefinanciering wegens niet als migrerend werknemer beschouwen

In deze zaak heeft de Rechtbank Overijssel op 26 september 2014 uitspraak gedaan in een geschil over de herziening en terugvordering van studiefinanciering. Eiseres, een Poolse nationaliteit, ontving studiefinanciering voor de periode van maart 2012 tot en met oktober 2012. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen heeft besloten om de studiefinanciering te herzien en een bedrag van € 7509,18 terug te vorderen, omdat eiseres in die periode niet als migrerend werknemer kon worden beschouwd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 21 februari 2014 heeft eiseres, bijgestaan door haar gemachtigde, haar standpunt toegelicht. Eiseres stelde dat zij in de betreffende periode als zelfstandige had gewerkt en dat haar werkzaamheden reële arbeid vormden. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de inkomsten en de uren die eiseres heeft gewerkt, te laag waren om als migrerend werknemer te worden aangemerkt. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waarin is vastgesteld dat een student als migrerend werknemer kan worden beschouwd als hij of zij gemiddeld 32 uur of meer per maand werkt.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in de maanden maart tot en met oktober 2012 niet aan deze eis voldeed. De rechtbank heeft ook overwogen dat de individuele omstandigheden van eiseres, waaronder haar zwangerschap, voldoende zijn onderzocht door de verweerder. De rechtbank concludeert dat eiseres niet kan worden gelijkgesteld met een Nederlandse student en dat er geen recht op studiefinanciering bestond in de genoemde periode. De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen proceskostenveroordeling opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL

Bestuursrecht
Zittingsplaats Almelo
Registratienummer: Awb 13/2473

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres],

wonende te [woonplaats], eiseres,
(gemachtigde: mr. A. Post),
en
de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen,
gevestigd te Groningen, verweerder,
(gemachtigde: E.H.A. van den Berg).
13/2473
Procesverloop
Bij besluit van 17 mei 2013 is de aan eiseres toegekende studiefinanciering over de maanden maart 2012 tot en met oktober 2012 herzien en een bedrag van € 7509,18 teruggevorderd, omdat eiseres in die periode niet als migrerend werknemer kan worden beschouwd en daarom geen recht heeft op studiefinanciering.
Het daartegen gemaakte bezwaar is bij besluit van 24 september 2013 (bestreden besluit) ongegrond verklaard.
Eiseres heeft beroep ingesteld.
Het beroep is ter zitting van 21 februari 2014 behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na het sluiten van het onderzoek ter zitting heeft de rechtbank het onderzoek heropend.
Verweerder heeft antwoord gegeven op de door de rechtbank gestelde vragen. Eiseres heeft een reactie gegeven.
Beide partijen hebben toestemming gegeven een verdere behandeling ter zitting achterwege te laten. Hierop heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1.
Eiseres heeft de Poolse nationaliteit en ontving studiefinanciering over het jaar 2012. Naar aanleiding van een controle van het recht op studiefinanciering voor studenten uit de Europese Unie (EU) is verweerder overgegaan tot de besluitvorming, zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
2.
Aan het bestreden besluit is ten grondslag gelegd dat eiseres in de periode maart 2012 tot en met oktober 2012 niet wordt beschouwd als migrerend werknemer, omdat de inkomsten van haar werkzaamheden als zelfstandige en de daarmee gemoeide uren dermate laag zijn dat sprake is van louter bijkomstige arbeid.
3.
Eiseres heeft in beroep naar voren gebracht dat zij in de periode januari 2012 tot en met oktober 2012 in totaal 338,5 uren als zelfstandige heeft gewerkt voor haar onderneming [X]. Bij brief van 5 november 2013 is het beroepschrift aangevuld met urenoverzichten van de maanden januari 2012 tot en met oktober 2012. Volgens deze overzichten heeft eiseres in totaal 487 uren voor haar eigen bedrijf gewerkt (januari: 53, februari: 67, maart: 96, april: 78, mei: 0, juni: 22, juli: 27, augustus: 39, september: 52, oktober: 53 uren per maand). Naar de mening van eiseres vormen de voor haar onderneming verrichte werkzaamheden reële arbeid. Eiseres heeft zich voorts op het standpunt gesteld dat bij de besluitvorming onvoldoende rekening is gehouden met haar zwangerschap.
4.
De rechtbank overweegt als volgt.
4.1
Studerenden, afkomstig uit één van de lidstaten van de EU, kunnen net als Nederlandse studerenden in aanmerking komen voor volledige studiefinanciering, indien zij aangemerkt kunnen worden als migrerend werknemer.
Volgens vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie EG heeft een EU-onderdaan de hoedanigheid van communautair/migrerend werknemer indien deze reële en daadwerkelijke arbeid verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat.
In de “Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 17 december 2009, nr. HO&S/BS/2009/178031, inzake het controlebeleid migrerend werknemerschap op grond van artikel 11.5 Wet studiefinanciering 2000” (de Beleidsregel) is neergelegd wanneer een student als migrerend werknemer kan worden aangemerkt. In de Beleidsregel is, onder meer, het volgende vermeld:
“Het begrip ‘migrerend werknemer’ is niet echt vastomlijnd, in alle omstandigheden voldoende duidelijk en toepasbaar op individuele situaties. (…) Kernelement van de toetsing is ‘Als werknemer kan slechts worden beschouwd degene die reële en daadwerkelijk arbeid verricht, die niet van zo geringe omvang is dat het om louter marginale en bijkomstige werkzaamheden gaat. Het hoofdkenmerk van de arbeidsverhouding is, dat iemand gedurende een bepaalde tijd voor een ander en onder diens gezag werkzaamheden verricht en als tegenprestatie een beloning ontvangt. (…).’
De Dienst Uitvoering Onderwijs gaat ervan uit dat iedere studerende, die over de controleperiode 32 uur of meer gemiddeld per maand heeft gewerkt, zonder meer de status van migrerend werknemer heeft en daarmee terecht studiefinanciering heeft ontvangen over het gecontroleerde studiefinancieringstijdvak. Bij het vaststellen van het criterium van 32 uur gemiddeld per maand zal eveneens tot een hoogte van één maand rekening worden gehouden met vakanties en eventuele ziekte.
Voldoet de studerende niet aan bovengenoemd criterium, dan is een nader onderzoek naar de individuele omstandigheden van het geval noodzakelijk.”
4.2
Niet in geschil is dat eiseres in januari 2012 en februari 2012 als werknemer in dienst is geweest bij ASA Student BV en dat zij in die periode als migrerende werknemer is aan te merken. Evenmin is in geschil dat eiseres met ingang van 1 november 2012 vijf jaar in Nederland verblijft, als gevolg daarvan recht heeft op studiefinanciering en vanaf die datum niet meer hoeft te voldoen aan de eisen van migrerend werknemerschap.
4.3
Ter beoordeling staat of eiseres in de maanden maart 2012 tot en met oktober 2012 als migrerende zelfstandige kan worden aangemerkt. Hierbij is van belang dat verweerder heeft aangegeven dat de Beleidsregel analoog geldt voor migrerende zelfstandigen.
4.4
Ter zitting heeft verweerder nader toegelicht dat voor het aannemen van migrerend werknemerschap, en dus ook voor het aannemen van iemand als migrerend zelfstandige, sprake moet zijn van reële arbeid. Tegenover de arbeid moeten verdiensten staan. Omdat vertaalwerk de essentie van de onderneming van eiseres is, moet worden gekeken naar de reële uren voor het vertaalwerk. De overige door eiseres opgegeven uren dienen volgens verweerder buiten beschouwing te blijven. Het aantal uren dat gemoeid is met het vertaalwerk bedraagt minder dan 32 uren per maand.
4.5
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn uitspraak van 21 oktober 2011 (ECLI:NL:CRVB:2011:BT8968) geoordeeld dat in het beleid, zoals neergelegd in de Beleidsregel, geen onjuiste uitleg is gegeven aan het begrip “werknemer” als bedoeld in artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.
4.6
Naar het oordeel van de rechtbank kan verweerder gevolgd worden in het standpunt dat eiseres niet aan de 32 uurs-eis heeft voldaan, zoals neergelegd in de Beleidsregel. Hierbij
neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerder terecht alleen de direct aan het vertaalwerk gerelateerde uren heeft betrokken bij de bepaling of voldaan is aan de 32 uurs-eis. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de in de door eiseres overgelegde urenoverzichten vermelde uren onder ‘directe uren’ (uren besteed aan de opdracht, overleg met de opdrachtgever, uitvoering en reistijd) de direct aan het vertaalwerk te relateren uren. Hierbij is mede van belang dat de facturen, die zich in het procesdossier bevinden, aansluiten bij de onder deze ‘directe uren’ gerubriceerde uren en activiteiten. Van de in de urenoverzichten opgenomen niet direct aan het vertaalwerk te relateren uren en activiteiten – genoemd onder administratie, vakkennis, promotie – is onduidelijk hoe ze hebben bijgedragen aan de omzet van de onderneming in de periode maart 2012 tot en met oktober 2012 en of er verdiensten tegenover staan. Deze uren zijn terecht buiten beschouwing gelaten door verweerder. In de urenoverzichten heeft eiseres de volgende aantallen ‘directe uren’ opgenomen: voor maart 9, voor april 27, voor mei 0, voor juni 14, voor juli 17, voor augustus 8, voor september 8 en voor oktober 4 uren. Eiseres heeft over de te beoordelen periode derhalve niet 32 uur of meer gemiddeld per maand als zelfstandige gewerkt.
Voorts is de rechtbank van oordeel dat verweerder de individuele omstandigheden van eiseres voldoende heeft onderzocht. Verweerder heeft kunnen overwegen dat de door eiseres gegenereerde inkomsten erg laag zijn en dat haar bevalling niet in de weg staat aan de conclusie dat geen sprake is van een migrerend zelfstandige. De rechtbank overweegt hierbij dat de bevalling van eiseres in mei 2012 heeft plaatsgevonden. Toepassing van de Beleidsregel leidt ertoe dat tot een hoogte van één maand rekening zal worden gehouden met ziekte. Ook indien de maand mei 2012 in verband met de bevalling aangemerkt dient te worden als periode van ziekte en niet meetelt ter bepaling van het gemiddeld aantal gewerkte uren als zelfstandige, leidt dit er niet toe dat eiseres aan de 32 uurs-eis voldoet. In de Beleidsregel, noch op een andere grond, wordt aanleiding gezien om verder rekening te houden met de zwangerschap en bevalling van eiseres, waarbij voorts wordt opgemerkt dat eiseres in de overige maanden in staat is gebleken te werken als zelfstandige.
4.7
Gelet op het vorenstaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat uit de door eiseres verstrekte gegevens niet blijkt dat sprake is van reële en daadwerkelijke arbeid als zelfstandige. Eiseres kan derhalve voor de aanspraak op studiefinanciering niet gelijkgesteld worden met een Nederlander. Er bestond in de periode maart 2012 tot en met oktober 2012 daarom geen aanspraak op studiefinanciering, zodat verweerder terecht is overgegaan tot herziening en terugvordering over die periode.
5.
De rechtbank concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
6.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. G. Edelenbos, rechter, in aanwezigheid van mr. dr. A.H. Pool, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
de griffier is verhinderd de tspraak te ondertekenen
Afschrift verzonden op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat voor een belanghebbende en het bestuursorgaan hoger beroep open. Dit dient te worden ingesteld binnen zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak door een beroepschrift en een kopie van deze uitspraak te zenden aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.