In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Overijssel op 25 juni 2014 uitspraak gedaan over de hoofdverblijfplaats van twee minderjarige kinderen, [naam 1] en [naam 2], in het kader van een echtscheiding tussen hun ouders. De kinderen verblijven sinds 14 maart 2014 bij hun vader, na een conflictueuze scheiding en zorgen over hun welzijn. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek naar de situatie van de kinderen, waarbij bleek dat zij getuige zijn geweest van huiselijk geweld en dat er zorgen zijn over hun sociaal-emotionele ontwikkeling. De Raad adviseerde om de hoofdverblijfplaats bij de vader te vestigen, gezien het minimale contact met de moeder en de positieve ontwikkeling van de kinderen in hun huidige omgeving.
De moeder heeft verweer gevoerd tegen dit advies, maar de kinderrechter oordeelde dat het in het belang van de kinderen is om bij de vader te blijven wonen. De rechtbank heeft de beschikking van de rechtbank Zwolle-Lelystad van 2 september 2009 gewijzigd, waarbij de hoofdverblijfplaats van de kinderen bij de vader is vastgesteld. Tevens is aan de vader vervangende toestemming verleend om de kinderen uit te schrijven van hun huidige school en in te schrijven op een nieuwe school. De omgang tussen de kinderen en de moeder zal begeleid worden door de gezinsvoogden, waarbij de ouders samen met hen moeten werken aan verbetering van de communicatie en onderlinge verstandhouding.
De kinderrechter heeft de verzoeken van de moeder om een concrete omgangsregeling afgewisseld, maar benadrukt dat de gezinsvoogden de regie over de omgangsregeling zullen voeren. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden na de uitspraak.