ECLI:NL:RBOVE:2014:4973

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
08/760187-13
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing en diefstal met geweld in Enschede

Op 23 september 2014 heeft de Rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen, waarvan 226 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De bijzondere voorwaarden omvatten dat de verdachte zich moet houden aan de voorschriften van Reclassering Nederland, zich moet laten behandelen bij Tactus Verslavingszorg en begeleid moet gaan wonen.

De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 26 augustus 2013 in Enschede, waar de verdachte, onder bedreiging met een mes, een medewerkster van de Evangelische Boekhandel David heeft gedwongen tot de afgifte van geld. De verdachte heeft tijdens de rechtszitting bekend dat hij het ten laste gelegde feit heeft gepleegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat zij bevoegd was om de zaak te behandelen.

De rechtbank heeft de inhoud van de bewijsmiddelen, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en het proces-verbaal van aangifte, in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten, die zijn vastgelegd in de artikelen 310, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, zoals beschreven in de rapporten van deskundigen, en heeft besloten tot een deels voorwaardelijke straf om herhaling van dergelijk gedrag te voorkomen.

De uitspraak is openbaar gedaan en de rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De beslissing is genomen op basis van de feiten en omstandigheden die tijdens de rechtszitting zijn gepresenteerd, waarbij de rechtbank de ernst van de gepleegde feiten en de impact op het slachtoffer in overweging heeft genomen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/760187-13
Datum vonnis: 23 september 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1963 in [geboorteplaats] (België),
wonende in [woonplaats], [adres].

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
9 september 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. C.Y. Huangen van hetgeen door de verdachte en diens raadsvrouw mr. L. de Widt, advocaat te Enschede, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
hij op of omstreeks 26 augustus 2013 te Enschede met het oogmerk
om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] (werkzaam bij Evangelische Boekhandel David) heeft.
gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed,
geheel of -ten dele toebehorende aan Evangelische Boekhandel David, in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke
bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (dreigend/dwingend)
heeft geroepen/gezegd: “Ik wil geld” en/of “Dit is een overval, geld, open die
kassa!” en/of (daarbij) (dreigend/dwingend) een mes heeft getoond, althans een
mes in de richting (van het lichaam) van voornoemde [slachtoffer] heeft
gehouden en/of (dreigend/dwingend) (een) stekende beweging(en) in de richting
van de kassa heeft gemaakt;
en/of
hij op of omstreeks 26 augustus 2013 te Enschede met het oogmerk van
wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, in elk
geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Evangelische Boekhande1
David in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal
werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging
met geweld tegen [slachtoffer], (werkzaam bij Evangelische Boekhandel
David) gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf, hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte (dreigend/dwingend) heeft geroepen/gezegd: “Ik wil geld en/of “Dit is een overval, geld, open die kassa!” en/of (daarbij) (dreigend/dwingend) een mes heeft getoond, althans een mes in de richting (van het lichaam) van voornoemde [slachtoffer] heeft gehouden en/of (dreigend/dwingend) (een) stekende beweging(en) in de richting van de kassa heeft gemaakt en/of
(dreigend/dwingend) met zijn, verdachtes, lichaam over de balie is gebogen in
de richting van de lade van de kassa;

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor zowel de afpersing als de diefstal met geweld wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen waarvan 226 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering in haar rapport van 9 september 2014, inhoudende een meldplicht, een behandelverplichting (ambulante behandeling) en opname in een instelling voor begeleid wonen.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of het tenlastegelegde feit bewezenverklaard kan worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte het feit heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die daarbij worden genoemd. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan. Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de regiopolitie Twente met nummer 2013086591. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie concludeert tot bewezenverklaring van zowel de afpersing als de diefstal met geweld nu verdachte dit heeft bekend.
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat verdachte het ten laste gelegde heeft bekend, zodat het ten laste gelegde bewezen kan worden verklaard.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Als bewijsmiddelen daarvoor gelden:
Het proces-verbaal van de terechtzitting van 10 december 2013, voor zover inhoudende de bekennende verklaring van de verdachte als bedoeld in art. 359, derde lid, laatste volzin, Sv;
Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] van 26 augustus 2013, pagina 002 tot en met 004.
5.3
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 augustus 2013 te Enschede met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] (werkzaam bij Evangelische Boekhandel David) heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan Evangelische Boekhandel David, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte (dreigend/dwingend) heeft geroepen: “Ik wil geld” en “Dit is een overval, geld, open die kassa!” en daarbij (dreigend/dwingend) een mes heeft getoond
en
hij op 26 augustus 2013 te Enschede met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld, toebehorende aan Evangelische Boekhande1 David, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen [slachtoffer], (werkzaam bij Evangelische Boekhandel David) gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte (dreigend/dwingend) heeft geroepen: “Ik wil geld en “Dit is een overval, geld, open die kassa!” en daarbij (dreigend/dwingend) een mes heeft getoond, en (dreigend/dwingend) met zijn, verdachtes, lichaam over de balie is gebogen in de richting van de lade van de kassa.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310, 312 en 317 Sr. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
Het bewezenverklaarde levert op:
het misdrijf: afpersing en diefstal voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing en diefstal met geweld op de Evangelische Boekhandel David waarbij hij onder bedreiging met een mes, de medewerkster [slachtoffer] heeft gedwongen tot afgifte van geld en zelf een greep in de kassalade heeft gedaan. Dit is een ernstig misdrijf dat bij het slachtoffer enorme angst heeft veroorzaakt en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. Verdachte heeft zich daar geen rekenschap van gegeven.
De rechtbank zal bij de strafoplegging rekening houden met het over verdachte uitgebrachte psychiatrische rapport opgesteld door de deskundige C.J.M. Vredeveld d.d. 11 november 2013, het psychologische rapport, opgesteld door de deskundige J.A.M. Gresnigt d.d. 2 december 2013 en het reclasseringsrapport, opgesteld door Y. Agteresch d.d. 5 september 2014.
Uit het over verdachte uitgebrachte psychiatrisch rapport blijkt dat bij verdachte in diagnostische zin sprake is van hard drugs verslaving, met name aan cocaïne, terwijl
afhankelijkheid van soft drugs en heroïne inmiddels in langdurige remissie verkeren.
Tevens kan sprake zijn van ADHD: aandacht tekortstoornis met hyperactiviteit, residuaal
type, medicamenteus beïnvloed. Voor een mogelijke antisociale persoonlijkheidsstoornis werden wel aanwijzingen gevonden, maar onvoldoende heteroanamnestische gegevens verkregen. Verder meldt het rapport dat verdachte door zijn ernstige verslavings- problematiek als ook de daardoor veroorzaakte sociale en emotionele deprivatie in negatieve/anti-sociale zin beïnvloed werd richting het tenlastegelegde. Daarbij was sprake van vermindering (ten opzichte van de normaal) van vrijheid van gedragskeuzen en gedrag alternatieven. Om deze reden adviseert de rapporteur verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
De psychiater stelt verder dat factoren als voortgaande drugsverslaving, met psychisch en sociaal toenemend verval, van waaruit hernieuwd anti sociaal gedrag in het kader van verwervingscriminaliteit en voortgaande verloedering met normenvervaging te verwachten valt, elkaar ongunstig beïnvloeden en de kans op recidive vergroten. Teneinde herhaling te voorkomen of de kans op herhaling te beperken acht de deskundige een verplichte, aanvankelijk klinische behandeling in een dubbel diagnosesetting, waarbij in eerste aanleg gerichte behandeling van verslavingsproblematiek motivationele stoornis en onderhoudende factoren van psychische en sociale aard worden geadresseerd.
Het psychologische rapport wijkt voor wat betreft diagnostiek, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het meest gewenste behandeltraject niet af van het hierboven genoemde psychiatrische rapport.
De reclassering adviseert verdachte een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met bijzondere voorwaarden.
De rechtbank neemt de conclusie van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank is, mede gelet op de rapportages van de psychiater, psycholoog en de reclassering, van oordeel dat het, in het kader van voorkoming van feiten als de onderhavige, van groot belang is dat verdachte wordt behandeld. De rechtbank zal het advies van de reclassering volgen en verdachte veroordelen tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de standaardproeftijd.
Alles overwegende acht de rechtbank het passend en geboden dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 420 dagen waarvan 226 dagen voorwaardelijk met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, met een proeftijd van drie jaar en met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.

10.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 27 en 57 Sr.

12.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd;
  • stelt als
  • betrokkene wordt verplicht om zich te laten behandelen bij Tactus Verslavingszorg of
soortgelijke ambulante (forensische) zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering,
waarbij betrokkene zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die
behandeling / begeleiding door of namens de instelling/behandelaar zullen worden
gegeven.
- betrokkene wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur
van maximaal zeven weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij betrokkene
zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of
namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
- betrokkene wordt verplicht om op het moment dat de proeftijd zal starten bij begeleide
woonvorm ‘De Graven’ van Iriszorg te Deventer of een soortgelijke instelling, zulks ter
beoordeling van de reclassering, te verblijven en zich te houden aan het (dag)programma
dat deze voorziening in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de
reclassering dit noodzakelijk acht.
  • draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Berg, voorzitter, mr. E.J.M. Bos en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A. Akfidan-Turan, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2014.