ECLI:NL:RBOVE:2014:4972

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
23 september 2014
Publicatiedatum
23 september 2014
Zaaknummer
08.760023-14 (P)
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor gewapende overvallen op supermarkten in Staphorst

De rechtbank Overijssel heeft op 23 september 2014 uitspraak gedaan in de zaak tegen een man die beschuldigd werd van twee gewapende overvallen op supermarkten in Staphorst. De verdachte, geboren in 1994 en thans gedetineerd, werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 30 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, en een taakstraf van 240 uur. De overvallen vonden plaats op 31 januari en 4 februari 2014, waarbij de verdachte het kassapersoneel met een mes bedreigde. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niets aantrok van de gevolgen voor de slachtoffers en handelde uit eigen gewin om zijn drugsverslaving te financieren. Tijdens de rechtszittingen op 13 mei, 24 juni en 9 september 2014 werd de vordering van de officier van justitie, mr. A.M. Tromp, behandeld, die een gevangenisstraf en taakstraf had geëist. De rechtbank achtte de feiten wettig en overtuigend bewezen, mede op basis van de bekennende verklaring van de verdachte en de aangiften van de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die lijdt aan ADHD en middelenafhankelijk is. De rechtbank besloot tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder een meldplicht en behandeling voor zijn verslaving. De beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te onthouden van drugs en alcohol tijdens de proeftijd.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Zwolle
Parketnummer: 08.760023-14 (P)
Datum vonnis: 23 september 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1994 te [geboorteplaats],
thans gedetineerd te PI Overijssel, HvB Karelskamp.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 mei, 24 juni en 9 september 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.M. Tromp en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman mr. V. Wolting, advocaat te Zwolle, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:een ander heeft gedwongen tot afgifte van geld.
feit 2:shag/sigaretten heeft weggenomen, met gebruik van geweld.
feit 3:een ander heeft gedwongen tot afgifte van geld.
Voluit luidt de tenlastelegging aan de verdachte, dat:
1.
hij op of omstreeks 04 februari 2014 te Staphorst met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi Markt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- ( gewapend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp) in de richting van de kassa is gelopen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] (dreigend) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft voorgehouden, althans duidelijk zichtbaar heeft getoond en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: “doe je la los” en/of “haal leeg” en/of “jij moet het doen”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- ( in het bezit van die hoeveelheid geld en/of sigaretten en/of shag de winkel heeft verlaten);
2.
hij op of omstreeks 04 februari 2014 te Staphorst met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen shag en/of sigaretten, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Aldi Markt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- ( gewapend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp) in de richting van de kassa is gelopen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 1] (dreigend) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp heeft voorgehouden, althans duidelijk zichtbaar heeft getoond en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: “doe je la los” en/of “haal leeg” en/of “jij moet het doen”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- ( in het bezit van die hoeveelheid geld en/of sigaretten en/af shag de winkel heeft verlaten);
3.
hij op of omstreeks 31 januari 2014 te Staphorst met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Poiesz Supermarkt, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- ( gewapend met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp en/of gekleed met gezichtsbedekkende kleding) in de richting van de kassa is gelopen en/of (vervolgens)
- die [slachtoffer 2] (dreigend) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp
heeft voorgehouden, althans duidelijk zichtbaar heeft getoond en/of (vervolgens)
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: “geld geld, geef me alles wat er in de kassa zit”, althans woorden van gelijke aard of strekking en/of (vervolgens)
- ( in het bezit van die hoeveelheid geld de winkel heeft verlaten);
De rechtbank verbetert in de tenlastelegging een aantal kennelijke schrijffouten. De verdachte wordt blijkens het onderzoek ter terechtzitting daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wordt veroordeeld ten een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden, waarvan 30 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren, met daaraan gekoppeld de dadelijk uitvoerbaar te verklaren bijzondere voorwaarden zoals die in het reclasseringsadvies van 3 september 2014 staan vermeld. Voorts heeft de officier van justitie een werkstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis gevorderd.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
5. De beoordeling van het bewijs
Verdachte heeft ter terechtzitting van 13 mei 2014 de onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde feiten bekend. De officier van justitie acht deze feiten wettig en overtuigend bewezen. De raadsman van verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De rechtbank acht het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. De beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan steunt op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. De rechtbank overweegt dat sprake is van een bekennende verdachte in de zin van artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank zal daarom in de bijlage volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen die tot de bewezenverklaring hebben geleid.
5.1
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen, dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op 04 februari 2014 te Staphorst met het oogmerk om zich en wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan Aldi Markt, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- gewapend met een mes in de richting van de kassa is gelopen en vervolgens
- die [slachtoffer 1] dreigend een mes heeft voorgehouden en
- tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd: “doe je la los” en/of “haal leeg” en/of “jij moet het doen” en vervolgens in het bezit van die hoeveelheid geld de winkel heeft verlaten;
2.
hij op 04 februari 2014 te Staphorst met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen shag en sigaretten, toebehorende aan Aldi Markt;
3.
hij op 31 januari 2014 te Staphorst met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan Poiesz Supermarkt, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij, verdachte,
- gewapend met een mes en gekleed met gezichtsbedekkende kleding in de richting van de kassa is gelopen en vervolgens
- die [slachtoffer 2] dreigend een mes heeft voorgehouden en vervolgens
- tegen die [slachtoffer 2] heeft gezegd: “geld geld, geef me alles wat er in de kassa zit”, althans woorden van gelijke aard of strekking en vervolgens in het bezit van die hoeveelheid geld de winkel heeft verlaten.
Van het onder 1, 2 en 3 meer of anders ten laste gelegde zal de verdachte worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet wettig en overtuigend bewezen acht.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 310 en 317 van het Wetboek van Strafrecht. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
afpersing.
feit 2:
diefstal.
feit 3:
afpersing.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank rekening gehouden met:
- een de verdachte betreffend psychologisch onderzoek d.d. 1 mei 2014, opgemaakt door
drs. M. van Heteren, psycholoog;
- een reclasseringsadvies van Reclassering Nederland d.d. 3 september 2014;
een uittreksel justitiële documentatie van verdachte d.d. 18 maart 2014;
de overige stukken in het persoonsdossier van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal en tweemaal afpersing door binnen een week twee overvallen op supermarkten te plegen. Bij deze overvallen heeft verdachte kassapersoneel bedreigd met een mes. Verdachte heeft zich daarbij kennelijk niets aangetrokken van de mogelijke gevolgen voor de slachtoffers, maar heeft uitsluitend aan eigen gewin gedacht om in zijn drugsverslaving te kunnen voorzien. Het betreffen zeer ernstige feiten, waarvoor gelet op de landelijk geldende oriëntatiepunten voor straftoemeting in beginsel een langdurige gevangenisstraf wordt opgelegd.
De rechtbank overweegt omtrent de persoon van de verdachte als volgt.
Uit het psychologisch rapport van 1 mei 2014 komt naar voren dat verdachte, die een onrijpe indruk maakt voor zijn leeftijd - ook ten tijde van het ten laste gelegde - middelenafhankelijk is en lijdt aan ADHD. Daarnaast zijn er problemen op het gebied van werk, huisvesting en het sociale netwerk. Geadviseerd wordt verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te achten en hem op te laten nemen in een verslavingskliniek. De reclassering en ook verdachte zelf kunnen zich in dat advies vinden.
Per 6 juni 2014 geschorst, zodat verdachte in FPA Franeker kon worden geplaatst. Uit het rapport van de reclassering van 3 september 2014 blijkt dat verdachte daar een gemotiveerde houding toont en verantwoordelijkheid neemt voor zijn persoonlijke ontwikkeling. Nadat verdachte meer vrijheden had gekregen binnen de kliniek hebben zich echter enkele incidenten voorgedaan. Daaruit wordt door de behandelaren geconcludeerd dat verdachte ondanks zijn positieve houding nog erg beinvloedbaar is en hij bij een beroep op eigen verantwoordelijkheid geneigd is om het verkeerde te kiezen. Ten aanzien van verdachtes verslavingsproblematiek, maar ook zijn delictgedrag is sprake van een fors gebrek aan inzicht en besef. Verwacht wordt dat jarenlange begeleiding, dan wel monitoring van verdachte nodig is. Op grond daarvan adviseert de reclassering een groot deel voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met de bijzondere voorwaarden van een meldplicht, een alcohol- en drugsverbod en klinische behandeling, gevolgd door ambulante behandeling en verplicht begeleid wonen.
Ter terechtzitting van 9 september 2014 heeft verdachte verklaard dat hij in de FPA Franeker het nodige heeft geleerd en dat hij bereid is om zich aan bovengenoemde voorwaarden te houden, indien deze zouden worden opgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat het zowel voor de samenleving als voor verdachte onwenselijk zou zijn als in dit stadium het reeds ingezette behandeltraject van verdachte wordt doorkruist. De rechtbank zal daarom een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen die de duur van het voorarrest niet overschrijdt. Daarnaast zal de rechtbank een forse voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met daaraan te verbinden de bijzondere voorwaarden, zoals door de reclassering geadviseerd. Daarbij zal de rechtbank een proeftijd bepalen van 5 jaren, aangezien het ingezette behandeltraject naar verwachting geruime tijd in beslag zal nemen. Om recht te doen aan de ernst van de feiten, acht de rechtbank voorts een maximale taakstraf van 240 uren (subsidiair 120 dagen hechtenis) passend en geboden.
De rechtbank is van oordeel dat de op grond van artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht te stellen voorwaarden en het op grond van artikel 14d van het Wetboek van Strafrecht uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar moeten zijn nu er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen en 9, 14a, 14b, 14c, 14d, 14e, 22c, 22d, 27, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart verdachte strafbaar voor het bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- omdat de veroordeelde geen medewerking aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14d, tweede lid, Sr heeft verleend, medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- omdat de veroordeelde tijdens de proeftijd een of meer van de navolgende bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als
bijzondere voorwaardendat
- de verdachte zich op eerste uitnodiging van de reclassering aldaar zal melden en zich vervolgens zal blijven melden zo frequent als reclassering dat gedurende de proeftijd nodig acht;
- de verdachte zich gedurende 18 maanden, of zoveel korter als de (geneesheer-) directeur van de instelling nodig acht, van de proeftijd van vijf jaren zal laten opnemen in FPA Franeker, althans een soortgelijke intramurale instelling, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die de verdachte in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
- de verdachte zich na afloop van het klinische behandeltraject gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen vanuit de forensische polikliniek van GGZ Friesland of een soortgelijke instelling op de tijden en plaatsen als door of namens die zorginstelling aan te geven, teneinde zich te laten behandelen voor zijn verslaving en persoonlijkheidsproblematiek;
- de verdachte zich na afloop van het klinische behandeltraject gedurende de proeftijd zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang vanuit de FPA, of een soortgelijke instelling, en zich zal houden aan het (dag-) programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld;
- de verdachte zich gedurende de proeftijd van vijf jaren zal onthouden van het gebruik van drugs en alcohol en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek;
- bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte tot een
  • beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat
opheffing bevel voorlopige hechtenis
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Bruggen, voorzitter, mr. F. van der Maden en
mr. L.J.C. Hangx, rechters, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 23 september 2014.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat een opsomming van de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van Regiopolitie IJsselland, onderzoek 04ROT14005 WAAL. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
feiten 1 en 2:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2014 [1] ;
Een proces-verbaal van aangifte [naam] [2] ;
Een proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] [3] ;
feit 3:
De bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 mei 2014 [4] ;
Een proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] [5] .

Voetnoten

1.Proces-verbaal van de terechtzitting van 13 mei 2014.
2.Pagina 11-13.
3.Pagina 14-16.
4.Proces-verbaal van de terechtzitting van 13 mei 2014.
5.Pagina 73-74.