ECLI:NL:RBOVE:2014:4877

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
27 augustus 2014
Publicatiedatum
17 september 2014
Zaaknummer
C/08/132061/ HA ZA 12-350, C/08/138315/ HA ZA 13-184, C/08/132360/ HA ZA 12-371
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Hangelbroek
  • A. Bottenberg - Van Ommeren
  • L. Louter
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurdersaansprakelijkheid en faillissement van MPI Management B.V. en MP International Ventures B.V.

In deze zaak, die zich afspeelt voor de Rechtbank Overijssel, zijn drie rechtszaken aan de orde die voortvloeien uit het faillissement van MPI Management B.V. en de betrokkenheid van MP International Ventures B.V. De curator, mr. A.C. Blankestijn, heeft de gedaagden aangeklaagd wegens kennelijk onbehoorlijk bestuur, wat volgens hem een belangrijke oorzaak is van het faillissement van MPI. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden, waaronder [gedaagde 2] en [gedaagde 3], zich schuldig hebben gemaakt aan onbehoorlijke taakvervulling, wat heeft geleid tot aanzienlijke schade voor de schuldeisers van MPI.

De rechtbank heeft in haar vonnis op 27 augustus 2014 geoordeeld dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door activa van MPI over te hevelen naar de concurrerende onderneming MP International Ventures B.V. zonder een behoorlijke tegenprestatie. Dit handelen is als paulianeus gekwalificeerd, wat betekent dat het in strijd is met de belangen van de schuldeisers van MPI. De rechtbank heeft de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de schulden van MPI, vermeerderd met wettelijke rente.

Daarnaast heeft de rechtbank de rechtshandelingen die door de gedaagden zijn verricht, zoals het verschuiven van de lening, vernietigd. De curator heeft ook recht gekregen op de in beslag genomen goederen, die eigendom zijn van de failliete boedel van MPI. De rechtbank heeft de vorderingen van de gedaagden in de vrijwaringszaak afgewezen, omdat aan hen geen verwijt kon worden gemaakt voor het faillissement van MPI. De proceskosten zijn toegewezen aan de curator, die in het gelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Almelo
zaaknummers:
C/08/132061/ HA ZA 12-350, C/08/138315/ HA ZA 13-184, C/08/132360/ HA ZA 12-371
datum vonnis: 27 augustus 2014
Vonnis van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaken van:
(1) rolnummer C/08/132061 / HA ZA 12-350:Mr. Adrianus Cornelis Blankestijn in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MPI Management B.V.(verder te noemen MPI),
kantoorhoudend te Hengelo,
eiser,
verder te noemen de curator,
advocaat: mr. A.C. Blankestijn te Hengelo (Ov),
tegen
(1)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MP International Ventures B.V.,
gevestigd te Oldenzaal,
verder te noemen Ventures,
(2)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
(3)
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
verder gezamenlijk ook aan te duiden als [gedaagden 1],
gedaagden,
advocaat: mr. A.C. Huisman te Enschede.
(2) in vrijwaring, rolnummer C/08/138315 / HA ZA 13-184:
(1)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
(2)
[gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
eisers in vrijwaring in conventie,
verweerders in reconventie,
verder gezamenlijk ook aan te duiden als [gedaagden 1],
advocaat: mr. A.C. Huisman te Enschede,
tegen
(1)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 4],
gevestigd te [vestigingsplaats],
(2)
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in vrijwaring in conventie,
eisers in reconventie,
verder gezamenlijk ook aan te duiden als [gedaagden 2],
advocaat: mr. M.P. Huizingh te Enschede,
en (3) rolnummer C/08/132360 / HA ZA 12-371:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 2].,
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres,
verder te noemen [gedaagde 2],
advocaat: mr. A.C. Huisman te Enschede,
tegen
(1)
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 4],
gevestigd te [vestigingsplaats],
(2)
[gedaagde 5],
wonende te [woonplaats],
gedaagden,
verder gezamenlijk ook aan te duiden als [gedaagden 2],
advocaat: mr. M.P. Huizingh te Enschede.
1. De procesgang
In de zaak met rolnummer C/08/132061 / HA ZA 12-350:
1.1. Het verloop van deze procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding, met producties,
- de conclusie van antwoord, met producties,
- de conclusie van repliek, tevens vermindering van eis, met producties,
- de conclusie van dupliek, met een productie,
- een akte uitlating productie.
In de zaak met rolnummer C/08/138315 / HA ZA 13-184:1.2. Het verloop van deze procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het door deze rechtbank op 24 april 2013 gewezen incidentele vonnis, waarbij [gedaagde 2] werd toegelaten om [gedaagde 4] en [gedaagde 5] te dagvaarden in vrijwaring,
- de dagvaarding in vrijwaring, met producties,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie,
In de zaak met rolnummer C/08/132360 / HA ZA 12-371:1.3. Het verloop van deze procedure blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding, met producties,
- het door deze rechtbank op 31 juli 2013 gewezen incidentele vonnis, waarbij de voeging werd gelast van deze zaak met de zaak met rolnummer C/08/138315 / HA ZA 13-184,
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens houdende akte vermeerdering van eis,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie,
- de conclusie van dupliek in reconventie.
In alle zaken:1.4. Partijen hebben vonnis gevraagd.

2.De feiten

2.1.
In alle drie voormelde zaken zijn telkens door de ene partij de hierna op te sommen feiten gesteld, die vervolgens telkens niet, althans niet concreet en specifiek gemotiveerd, door een wederpartij zijn betwist. Die feiten kunnen daarom in elk van de drie zaken als vaststaand worden aangenomen.
2.2.
In of omstreeks 2007 hebben [gedaagde 3] en [gedaagde 5] samen MPI opgericht. Deze onderneming hield zich bezig met het opzetten van projecten op de gebieden ‘waste-to-energy’ en drinkwatervoorziening. Hun B.V.’s ([gedaagde 2]. en [gedaagde 4]) hielden ieder 37,5% van de aandelen in MPI en waren de gezamenlijk bevoegde bestuurders van MPI.
2.3.
In 2011 nam MPI de heer [G] aan, die deskundigheid bezat inzake het aantrekken van financiering van grote nieuwe projecten. Hij nam die taak op zich, samen met [gedaagde 2]. Vanaf eind 2011 ontstonden in verband daarmee wrijving en vervolgens een conflict tussen [gedaagde 2] en [gedaagde 5]. In maart 2012 kwamen zij tot de conclusie dat het beter zou zijn om uit elkaar te gaan. Zij hebben gesprekken gevoerd over ontvlechting van hun belangen. [gedaagde 5] deed voorstellen, die niet door [gedaagde 2] werden aanvaard.
2.4.
Eind maart 2012 richtte [gedaagde 2] een nieuwe vennootschap op met de naam
MP International Ventures B.V. (verder: Ventures).Evenals MPI hield ook Ventures zich bezig met ‘waste-to-energy’ (haar ‘core-business’) en met drinkwatervoorziening.
2.5.
Op of omstreeks 22 maart 2012 verklaarde een investeerder, [W], zich bereid om aan MPI een lening te verstrekken van € 620.000,-. Hij verzocht notaris mr. J.A. Blankestijn om deze lening notarieel te regelen. [G] stuurde de paspoortgegevens van hemzelf en die van [gedaagde 2] naar de notaris, met vermelding dat MPI de schuldenaar van de lening was. De notaris deelde mede dat ook [gedaagde 5] als de met [gedaagde 2] gezamenlijk bevoegde bestuurder van MPI de akte moest tekenen.
2.6.
[gedaagde 2] en [W] stelden vervolgens een onderhandse leningsovereenkomst op en ondertekenden deze. [G] verzocht [W] om uit hoofde van de afgesloten lening
€ 320.000,- over te boeken naar de nieuwe geopende bankrekening op naam van Ventures. [W] vroeg waarom het door hem aan MPI geleende geld moest worden overgemaakt naar Ventures. Op 30 maart 2012 antwoordde [G]:
“Op advies van Atrium Boardroom Consultants en in het kader van de actie “certificaten aan aandelen” hebben wij de inkomende geldstromen gekoppeld aan een nieuwe BV (….) Deze nieuwe BV is geheel gekoppeld aan de andere MPI bedrijven en is in het geheel niet strijdig met onze leningovereenkomst.”
2.7.
Op dezelfde datum maakte [W] € 320.000,- over naar de rekening van Ventures. In totaal heeft Ventures van [W] ontvangen € 496.500,-. Daarvan heeft Ventures tot een bedrag van € 228.000,- betalingen gedaan ten behoeve van MPI. Het restant ad
€ 268.500,- heeft Ventures onder zich gehouden.
2.8.
In ongeveer diezelfde periode (omstreeks eind maart of begin april 2012) heeft [gedaagde 2] aan [gedaagde 5] de toegang tot de bedrijfsrekeningen van MPI via internetbankieren en bankpassen laten blokkeren. [gedaagde 2] heeft in die periode ook de inschrijving van [gedaagde 5] B.V. als bestuurder van MPI uit het handelsregister laten verwijderen en voor [gedaagde 5] de toegang tot het computersysteem van MPI geblokkeerd. Hij heeft de sloten van het bedrijfspand laten vervangen, zodat [gedaagde 5] er niet meer in kon. Hij heeft de salarisbetaling aan [gedaagde 5] beëindigd.
2.9.
[gedaagde 5] heeft [gedaagde 2] gesommeerd om deze maatregelen ongedaan te maken, maar [gedaagde 2] deed dat niet. Na een formeel bezwaar van [gedaagde 5] tegen zijn uitschrijving uit het Handelsregister heeft de Kamer van Koophandel deze ongedaan gemaakt. De Bank weigerde echter om zijn bankpassen weer te activeren op grond, dat [gedaagde 2] daarvoor eerst toestemming zou moeten geven.
2.10.
Op of omstreeks 30 juli 2012 heeft [gedaagde 2] vrijwel de volledige boekhouding inclusief projectadministratie van MPI, alsmede alle computerapparatuur inclusief de servers en de computerbestanden met gegevens over projecten en relaties, en de telefooninstallatie verwijderd uit het pand van MPI en deze overgebracht naar het bedrijfspand van Ventures, ongeveer 100 meter verderop.
2.11.
Op 3 augustus 2012 is [gedaagde 2]. door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders van MPI ontslagen als bestuurder van MPI. Bij vonnis van
22 augustus 2012 van deze rechtbank is MPI in staat van faillissement verklaard met benoeming van mr. A.C. Blankestijn tot curator.
2.12.
Op 10 september 2012 heeft de curator de computers en de servers van MPI in revindicatoir beslag genomen. Deze apparatuur was op het moment van inbeslagname volledig in werking in het bedrijfspand van Ventures. Later, nadat de curator [gedaagden 1] had gedagvaard, heeft [gedaagde 2] alsnog de telefooninstallatie van MPI aan de curator afgegeven.
2.13.
Eveneens op 10 september 2012 schreef [W] aan zijn advocaat onder meer als volgt:
“Hierbij wil ik u bevestigen dat ik, gezien de omstandigheden waarin MPI management BV zich bevond en de doelstellingen die zij nastreefde, ik indertijd besloten heb om uiteindelijk geen lening met deze partij, MPI Management BV, af te sluiten. Wel heb ik ingestemd om een lening af te sluiten met MP International Ventures BV, die een duidelijk andere, bredere doelstelling heeft.”
2.14.
In of omstreeks die periode werd [W] benoemd tot commissaris bij Ventures.
2.15.
Op 15 september 2012 bedroegen de onbetwiste concurrente vorderingen in het faillissement van MPI in totaal € 1.979.022,067.

3. De standpunten van partijenDe curator:

3.1.
De curator stelt dat uit deze feiten blijkt van kennelijk onbehoorlijk bestuur van de gefailleerde vennootschap door [gedaagden 1], en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. Artikel 2:248 BW is van toepassing.
3.2.
Voorts zijn de boekhoudverplichtingen geschonden. Jaarstukken zijn niet of veel te laat gedeponeerd. Jarenlang heeft de Algemene Vergadering van Aandeelhouders geen jaarrekeningen vastgesteld, zodat aan deze vergadering geen verantwoording voor het beleid is afgelegd en de aandeelhouders daarin ook geen inzicht hebben gekregen. Daaruit volgt het wettelijk vermoeden, dat een onbehoorlijke taakvervulling door [gedaagden 1] een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
3.3.
In het laatste halfjaar van het bestaan van de vennootschap trad [gedaagden 1] feitelijk als enig leidinggevende op, nadat hij de andere bestuurder [gedaagden 2] buitenspel had gezet door deze op verschillende manieren te beletten om zijn taken als bestuurder te vervullen.
3.4.
[gedaagden 1] heeft voorts de onderneming van MPI rechtstreeks naar de ondergang geleid door een concurrerende onderneming (Ventures) op te richten en uit MPI naar Ventures activa over te hevelen. De faillissementsboedel is daardoor onrechtmatig benadeeld.
3.5.
Bij een reguliere doorstart had voor de overgang van activa van MPI naar Ventures een overnamesom van (naar redelijkheid en billijkheid) € 100.000,- kunnen worden bedongen. Omdat door toedoen van [gedaagden 1] van een normale doorstart geen sprake was, is dit niet gebeurd. Schuldeisers van MPI zijn daardoor benadeeld. Zij zijn ook benadeeld doordat [gedaagden 1] op paulianeuze wijze de door MPI van [W] geleende gelden heeft laten ontvangen door Ventures.
3.6.
Door het hiervoor beschreven handelen heeft [gedaagde 2]. haar taak ten opzichte van de vennootschap onbehoorlijk vervuld als bedoeld in artikel 2:9 BW.
. is aansprakelijk voor het bedrag van de schulden van de gefailleerde vennootschap uit hoofde van artikel 248 lid 1 BW omdat het bestuur, gezien voormelde feiten, zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld.
3.7.
Het handelen van [gedaagden 1] levert ook wanprestatie jegens de B.V. op en was bovendien onrechtmatig in de zin van artikel 6:162 BW. Een en ander geldt ingevolge de artikelen artikel 2:11 BW ook ten opzichte van [gedaagde 2] persoonlijk, nu hij bestuurder is van de rechtspersoon, die bestuurder was van MPI. Bovendien geldt dat [gedaagde 2] via zijn B.V. het beleid van MPI heeft bepaald als bedoeld in artikel 2:248 lid 7 BW.
3.8. De curator ziet geen reden om te twijfelen aan de hierna weer te geven stellingen van [gedaagde 5], en spreekt daarom slechts [gedaagden 1] en niet [gedaagde 5] aan uit hoofde van onbehoorlijk bestuur van de gefailleerde onderneming.
[gedaagden 1]:
3.9.
[gedaagden 1] betwisten de door de curator gestelde bestuurdersaansprakelijkheid. Indien de vordering van de curator toch wordt toegewezen, dan is ook [gedaagden 2] op dezelfde voet aansprakelijk. Nu de curator alleen [gedaagden 1], en niet tevens [gedaagde 5] heeft gedagvaard, kan [gedaagden 1] ingevolge de artikelen 6:6 e.v. BW regres nemen op [gedaagden 2]
3.10.
Tussen [gedaagden 1] en [gedaagden 2] als bestuurders van MPI bestond een duidelijke taakverdeling. [gedaagde 5] zou zich bezig houden met de financiën, de administratie, fiscale zaken en verzekeringen en dergelijke, terwijl [gedaagden 1] zich zou richten op technische ontwikkelingen, acquisitie, projectvoorbereiding, onderzoek en netwerk- en relatiebeheer.
3.11.
De curator maakt zich schuldig aan stemmingmakerij en laat zijn oren hangen naar de verklaringen van medebestuurder [gedaagde 5] en neemt daarbij niet de objectiviteit in acht die van een redelijk handelend curator mag worden gevergd.
3.12.
De stelling van de curator, dat Ventures ten onrechte van [W] € 496.500,- heeft ontvangen, omdat [W] dit geld niet aan Ventures, maar aan MPI had geleend, is onjuist. Ventures heeft € 228.000,- aan derden betaald ten behoeve van MPI. Er bestond met betrekking tot dat geld een rekening-courantverhouding tussen MPI en
[gedaagde 2]. Immers, de betalingen door [gedaagde 2]. aan crediteuren van MPI zijn geboekt in de rekening-courantverhouding met
[gedaagde 2]. Ventures heeft geld geleend aan [gedaagde 2]., en die vennootschap heeft € 228.000,- aan derden betaald ten behoeve van MPI.
3.13.
De vordering in rekening-courant van [gedaagde 2]. op MPI bedroeg op
6 september 2012 € 249.860,78. [gedaagde 4] is uit hoofde van onrechtmatige daad aansprakelijk voor deze door MPI onbetaald gelaten schuld, omdat [gedaagde 4] er alles aan gedaan heeft om betaling te belemmeren.
3.14.
[gedaagden 1] betwisten dat er sprake is van paulianeus handelen. De stellingen van de curator maken niet duidelijk welk handelen hij bedoelt. MPI heeft geen rechtshandeling verricht, zodat er geen rechtshandeling is die kan worden vernietigd. Er is nooit een overeenkomst tot stand gekomen tussen MPI en [W]; wel tussen [W] en Ventures. Er is ook geen overeenkomst tot stand gekomen tussen MPI en Ventures.
3.15.
Er zijn geen projecten overgeheveld van MPI naar Ventures. De curator heeft geenszins aannemelijk gemaakt dat sprake is geweest van een heimelijke doorstart van MPI naar Ventures. Uit niets is gebleken dat [gedaagde 2] gebruik heeft gemaakt van goodwill, goederen en/of andere activa van MPI.
3.16.
[gedaagden 1] beroepen zich op artikel 2:248 lid 3 BW. De onbehoorlijke taakvervulling is niet aan [gedaagden 1] te wijten. Zij zijn niet nalatig geweest in het treffen van maatregelen. Zij ontkennen dat het te laat deponeren van jaarstukken een belangrijke oorzaak van het faillissement is geweest.
3.17.
Er is sprake van onbehoorlijke taakvervulling door [gedaagden 2] als bestuurder van MPI. Aan [gedaagde 5] kan daarvan een ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt. Terwijl [gedaagden 2] alles in het werk stelde om een behoorlijk functioneren van MPI te frustreren, werden door [gedaagden 1] de noodzakelijke acties ondernomen om de jaarstukken over 2010 samen te stellen, teneinde de door [gedaagde 5] veroorzaakte administratieve wanorde te herstellen. Door toedoen van [gedaagde 5] is een groot aantal fiscale boetes wegens te late aangiftes onbetaald gelaten.
3.18.
Nadat [gedaagden 2] [gedaagden 1] met de administratieve puinhopen had achtergelaten, heeft [gedaagden 1] een externe boekhouder aangesteld die direct, in samenwerking van
Ernst & Young, de noodzakelijke acties heeft ondernomen om de aangetroffen administratieve wanorde te herstellen en de jaarstukken over 2010 zo spoedig mogelijk samen te stellen. [gedaagde 5] is aldus verantwoordelijk voor onbehoorlijk bestuur van MPI en daarvan kan aan [gedaagde 5] een ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt.
3.19.
Verder heeft [gedaagde 5] blijk gegeven van een uiterst discutabele mentaliteit ten opzichte van MPI en [gedaagden 1], zoals blijkt uit een brief van [gedaagde 5] d.d. 17 mei 2012, waarbij hij expliciet dreigt met het aanvragen van het faillissement van MPI, wanneer zijn persoonlijke belangen niet worden veilig gesteld.
3.20.
De Algemene Vergadering van Aandeelhouders en de notulen van de AVA-vergadering van 3 augustus 2012 zijn door [gedaagde 5] geregisseerd om [gedaagden 1] in een kwaad daglicht te stellen, zichzelf vrij te pleiten en de controle over MPI te verwerven. Uit die notulen blijkt ook dat [gedaagde 5] zijn taak als bestuurder volstrekt onbehoorlijk heeft vervuld.
3.21.
Er was [gedaagde 5] alles aan gelegen om MPI zo snel mogelijk om zeep te helpen. De dagelijkse gang van zaken was onwerkbaar geworden. [gedaagde 5] weigerde constructief te communiceren. Economische resultaten bleven uit, zoals in de drinkwaterprojecten in India, Kenya en Ghana. Ondanks herhaalde verzoeken rapporteerde [gedaagde 5] daar ook niet over.
3.22.
Ten onrechte stelt de curator dat [gedaagden 1] MPI in het laatste half jaar van haar bestaan naar de afgrond heeft geleid door een concurrerende onderneming op te richten (Ventures) en daar gelden terecht te laten komen die bestemd waren voor MPI, en door een machtsstrijd te voeren met de medebestuurder [gedaagden 2] Het tegendeel is waar: [gedaagden 1] heeft een bedrag van bijna € 300.000,- betaald aan schuldeisers van MPI.
3.23.
De curator laat zich door [gedaagden 2] gebruiken, en heeft zelf onvoldoende onderzoek gedaan naar de juistheid van de door [gedaagden 1] gestelde feitelijke ontwikkeling in de periode 2011 en 2012.
3.24.
Bij een bespreking met de curator op 31 augustus 2013 heeft [gedaagde 2] de bijgewerkte administratie (van MPI) over 2012 in twee grote boodschappentassen aan de curator overhandigd en medegedeeld dat de overige administratie zich ook in opslag bij [gedaagde 2] bevond.
3.25.
De hiervoor beschreven omstandigheden rechtvaardigen een beroep van [gedaagden 1] op artikel 2:248 lid 4 BW. De eventuele aansprakelijkheid van [gedaagden 1] voor onbehoorlijk bestuur en de daaruit voortvloeiende schadevergoedingsplicht behoort te worden gematigd. Deze aansprakelijkheid dient ook te worden gedeeld met die van [gedaagde 5].
[gedaagden 2]:
3.26.
[gedaagden 2] heeft de stellingen van de curator onderschreven en gemotiveerd betwist al hetgeen [gedaagden 1] daartegen hebben ingebracht. Eveneens heeft [gedaagden 2] beargumenteerd bestreden de door [gedaagden 1] tegen hem ingestelde vordering tot betaling van schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad. De stellingen van [gedaagden 1] zijn onjuist en missen iedere feitelijke onderbouwing. [gedaagde 5] heeft dit standpunt toegelicht als volgt.
3.27.
Er bestond geen taakverdeling tussen de [gedaagden 2] en [gedaagden 1] als gezamenlijke bestuurders van MPI. Beide hielden zich gezamenlijk bezig met de financiën, de administratie, fiscale zaken, verzekeringen en dergelijk. Het was dan ook niet specifiek de taak van [gedaagde 5] om de boekhouding te voeren, maar van het bestuur van MPI, dat daarvoor een administratief medewerker, mevrouw [D], had aangenomen. In
januari 2012 werd op aandringen van [gedaagde 5] de heer [V] aangenomen als part-time administrateur. Het opstellen van de jaarstukken was uitbesteed aan Ernst & Young.
3.28.
Nadat in augustus 2011 de heer [G] was aangetrokken om nieuwe financiering aan te trekken, ontstonden geleidelijk problemen tussen enerzijds [gedaagde 5] en anderzijds [gedaagde 2] en [G]. Wat daar ook van zij: tot april 2012 waren de boekhouding en de administratie op orde. [gedaagde 5] heeft geen fiscale boetes veroorzaakt. Hij heeft geen projecten verwaarloosd. Als het project in Mombasa niet rendabel bleek te zijn, volgt daaruit nog geen onbehoorlijk bestuur, noch enig onrechtmatig handelen of nalaten zijdens [gedaagden 2]
3.29.
Vervolgens heeft [gedaagde 2] vanaf begin april 2012 [gedaagde 5] feitelijk uit de onderneming gewerkt (zoals al hiervoor onder de vaststaande feiten is weergegeven in rechtsoverweging 2.8). Vanaf die periode had [gedaagde 5], uitsluitend door toedoen van [gedaagden 1], geen feitelijke invloed meer op de besturing van MPI en dus ook niet meer op de boekhouding en de administratie en het opstellen van jaarstukken. Aan [gedaagde 5] kan daarom niet met succes worden tegengeworpen dat hij als bestuurder is tekortgeschoten.
3.30.
Eind maart heeft [gedaagden 1] een nieuwe, met MPI concurrerende onderneming opgericht, MP International Ventures B.V. [gedaagde 2] heeft vervolgens activa van MPI overgeheveld naar deze nieuwe vennootschap, die een dochter is van
. Dat is met name geschied met een tussen MPI en [W] afgesloten overeenkomst van geldlening tot een bedrag van € 620.000,-. [gedaagde 5] heeft herhaald en bevestigd hetgeen de curator over de desbetreffende feitelijke gang van zaken heeft gesteld.
3.31.
Daarnaast is de volledige boekhouding van MPI, inclusief projecteninformatie en alle computerapparatuur zoals servers en bestanden en de telefooninstallatie door [gedaagden 1] uit het bedrijfspand van MPI verwijderd en overgebracht naar het nabij gelegen pand van Ventures.
3.32. Uit hoofde van de door [W] met MPI overeengekomen geldlening heeft [W] geld overgemaakt. Dat geld is door toedoen van [gedaagde 2] en [G] terechtgekomen op een bankrekening op naam van Ventures, en niet bij MPI. Van dat geld heeft [gedaagden 1] betalingen gedaan ten behoeve van MPI. Daardoor is echter geen rekening-courant ontstaan tussen Ventures en MPI. Het geld was immers door [W] geleend aan MPI, en niet aan Ventures.
3.33.
[gedaagden 1] hebben dus geen vordering tot (terug-)betaling van dat geld op de boedel van MPI en alleen al daarom ook geen dienovereenkomstige vordering tot schadevergoeding jegens [gedaagden 2] Los daarvan kan [gedaagden 2] geen verwijt treffen, omdat de door [gedaagden 1] aan zijn vordering ten grondslag gelegde feiten dateren uit de periode, waarin [gedaagden 1] het voor [gedaagden 2] feitelijk onmogelijk had gemaakt om enige bestuurlijke verantwoordelijkheid te dragen voor MPI.
4. De vorderingen
In de zaak met het rolnummer C/08/132061 / HA ZA 12-350:
4.1.
De curator vordert:
I. om voor recht te verklaren:
- dat [gedaagde 2]. en [gedaagde 3] zich schuldig hebben gemaakt aan kennelijk onbehoorlijke taakvervulling ex artikel 2:248 BW, welke onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van MPI Management B.V.,
- dat [gedaagde 2] en [gedaagde 3] ex artikel 2:9 BW geen behoorlijke taakvervulling hebben gepleegd ten opzichte van MPI Management B.V., en
- dat MP International Ventures B.V. en [gedaagde 2]. onrechtmatig hebben gehandeld,
en om (bij bevestiging van één of meer van deze gevraagde verklaringen voor recht)
. en [gedaagde 3] hoofdelijk te veroordelen om aan de curator te betalen een bedrag gelijk aan de schulden van de gefailleerde vennootschap
MPI Management B.V., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag der faillietverklaring, voor zover deze schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, met bepaling dat dit tekort wordt bepaald aan de hand van de lijsten met schuldeisers zoals die na de verificatievergadering zullen komen vast te staan, vermeerderd met de boedelschulden, waaronder het salaris van de curator,
II. om voor recht te verklaren dat de rechtshandelingen die gedaagden hebben verricht zoals omschreven in de punten 7, 8 en 12 van deze dagvaarding (het verschuiven van de lening) zijn vernietigd,
- om MP International Ventures B.V. in verband hiermee te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te voldoen een bedrag van € 268.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag van de dag van de dagvaarding tot de dag van betaling,
- om voor recht te verklaren dat de rechtshandelingen die [gedaagde 2].,
[gedaagde 3] en MP International Ventures B.V. in onderling verband hebben gepleegd en die neerkomen op een heimelijke doorstart in MP International Ventures B.V. met gebruikmaking van goodwill, gelden en goederen van MPI, onrechtmatig waren ten opzichte van MPI, en
- om [gedaagde 2]., [gedaagde 3] en MP International Ventures B.V. in verband hiermee hoofdelijk te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te voldoen een bedrag van € 100.000,-, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te betalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag van de dag der dagvaarding tot de dag van betaling, en
III. om voor recht te verklaren dat het revindicatoire beslag rechtsgeldig is gelegd en de in beslag genomen goederen eigendom zijn van de failliete boedel van MPI,
IV. een en ander met veroordeling van [gedaagde 2]., [gedaagde 3] en
MP International Ventures B.V. in de proceskosten.
In de zaak met het rolnummer C/08/138315 / HA ZA 13-184:4.2. [gedaagde 2]. en [gedaagde 3] vorderen om
[gedaagde 4] en [gedaagde 5] te veroordelen om aan [gedaagde 2]. en aan [gedaagde 3] te betalen al hetgeen waartoe
[gedaagde 2]. en aan [gedaagde 3] in het vonnis (in de zaak met rolnummer C/08/132061 / HA ZA 12-350) ten behoeve van de curator mochten worden veroordeeld, met veroordeling van [gedaagde 4] en [gedaagde 5] in de proceskosten.
In de zaak met het rolnummer C/08/132360 / HA ZA 12-371:
4.3.
[gedaagde 2]. vordert om voor recht te verklaren dat
[gedaagde 4] en [gedaagde 5] onrechtmatig hebben gehandeld en om hen hoofdelijk te veroordelen om aan [gedaagde 2]. te betalen
€ 249.860,78, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag van 2 september 2012 tot de dag der voldoening, met verwijzing van [gedaagde 4] en [gedaagde 5] in de proceskosten, inclusief de kosten van de gelegde conservatoire beslagen.
5. De beoordeling
In de hoofdzaak met rolnummer C/08/132061 / HA ZA 12-350:5.1. De rechtbank komt tot het oordeel dat de vorderingen van de curator op de door hem daartoe aangevoerde gronden voor toewijzing vatbaar zijn, zoals in het dictum te vermelden. Uit de hiervoor in rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.12 als vaststaand aangenomen feiten blijkt dat [gedaagde 2]. en [gedaagde 3] zich schuldig hebben gemaakt aan kennelijk onbehoorlijke taakvervulling ex artikel 2:248 BW, welke onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement van
MPI Management BV.
5.2.
De artikelen 2:9 en 2:248 BW zijn van toepassing. Ingevolge artikel 2:11 BW is ook [gedaagde 3] persoonlijk aansprakelijk voor dat wanbestuur. Daarnaast heeft Ventures jegens MPI onrechtmatig, want paulianeus gehandeld door activa van MPI over te nemen zonder behoorlijke tegenprestatie. De rechtbank motiveert deze oordelen in de hierna volgende rechtsoverwegingen.
5.3.
In de eerste plaats heeft [gedaagde 2] omstreeks eind maart 2012 een nieuwe vennootschap opgericht met de naam ‘MP International Ventures B.V.’. Evenals MPI hield ook deze vennootschap zich bezig met ‘waste-to-energy’ (haar ‘core-business’) en met drinkwatervoorziening. Het ging hier dus om de oprichting van een concurrent van de vennootschap MPI door één van de bestuurders van MPI. Dit was een daad van wanbestuur van [gedaagde 2] jegens MPI.
5.4.
Ten tweede blijkt uit de hiervoor als vaststaand aangenomen feiten dat [gedaagde 2], geholpen door [G] een betaling van [W] uit hoofde van een tussen hem met MPI gesloten overeenkomst van geldlening terecht heeft laten komen bij de concurrerende vennootschap Ventures in plaats van bij MPI.
5.5.
Dat [W] daarbij door [gedaagden 1] om de tuin is geleid, blijkt uit de
in r.o. 2.5 tot en met 2.7 vastgestelde gang van zaken, en met name de daar geciteerde mailwisseling tussen [W] en [G]. Er was een onderhandse overeenkomst van geldlening gesloten tussen [gedaagde 2] namens MPI en [W].
5.6.
Nadat [W] uitdrukkelijk had gevraagd waarom hij het geld moest overmaken naar een rekening van Ventures, antwoordde [G] kennelijk in strijd met de waarheid:
“Deze nieuwe BV(bedoeld wordt: Ventures)
is geheel gekoppeld aan de andere MPI bedrijven en is in het geheel niet strijdig met onze leningovereenkomst.”
5.7.
[W] maakte vervolgens € 320.000,- over op de rekening van Ventures. Aldus heeft [gedaagden 1] tot dat bedrag de schuldeisers van MPI benadeeld, en de door hemzelf opgerichte en met MPI concurrerende vennootschap Ventures onrechtmatig bevoordeeld.
5.8.
Daaraan kan niet afdoen dat in een later stadium met medewerking van [W] de overeenkomst tussen [W] en MPI zou zijn ‘omgebouwd’ naar een nieuwe overeenkomst van [W] met Ventures. De benadeling van de crediteuren van MPI had toen immers al plaatsgehad, doordat in strijd met de overeenkomst van geldlening tussen [W] en MPI (een deel van) het geleende geld niet was uitbetaald aan MPI, maar aan Ventures.
5.9.
De rechtbank hecht in dit verband ook geen waarde aan de brief van [W] d.d.
10 september 2012, hiervoor geciteerd in r.o. 2.13, omdat die brief pas achteraf is geschreven op een moment, waarop MPI al was gefailleerd en [W] inmiddels een eigen belang had bij Ventures, gezien zijn benoeming tot commissaris bij die vennootschap.
5.10.
Ten derde heeft [gedaagden 1] onrechtmatig en persoonlijk ernstig verwijtbaar gehandeld door zijn medebestuurder [gedaagde 5] te beletten om diens verantwoordelijkheid als
(mede-)bestuurder van MPI waar te maken, door omstreeks eind maart of begin april 2012 voor [gedaagde 5] de toegang tot het computersysteem van MPI en tot de bedrijfsrekeningen van MPI via internetbankieren en bankpassen te (laten) blokkeren, door de inschrijving van [gedaagde 4] als bestuurder van MPI uit het handelsregister laten verwijderen, door de sloten van het bedrijfspand te laten vervangen, zodat [gedaagde 5] er niet meer in kon, en door de betaling van diens salaris te beëindigen.
5.11.
De daartegen gerichte verweren van [gedaagden 1], namelijk dat [gedaagde 5] zeer slecht presteerde en de onder zijn verantwoordelijkheid vallende financiële administratie ernstig verwaarloosde, stuiten alleen al af op het onweersproken gebleven verweer van
[gedaagden 2], dat tot op het moment, waarop [gedaagden 1] [gedaagden 2] feitelijk uitsloot van verdere werkzaamheden voor MPI, de boekhouding van MPI normaal op orde was, en dat [gedaagde 5] daarna op de kwaliteit van de boekhouding geen invloed meer kon uitoefenen, omdat hij daartoe geen toegang meer had.
5.12.
[gedaagden 1] heeft met betrekking tot zijn in de vorige rechtsoverweging genoemde verweer wel (tegen-)bewijs aangeboden, maar dit verweer niet inhoudelijk onderbouwd, doordat hij daaraan geen concrete en specifieke feiten ten grondslag heeft gelegd en aldus niet aan zijn stelplicht heeft voldaan.
5.13.
Ook overigens hebben [gedaagden 1] geenszins onderbouwd dat er sprake is geweest van door [gedaagden 2] veroorzaakte ‘administratieve puinhopen’, noch dat door toedoen of nalatigheid van [gedaagde 5] een ‘groot aantal’ fiscale boetes wegens te late aangiftes onbetaald werd gelaten, noch dat [gedaagden 2] in een of meer andere opzichten faalde als (mede-)bestuurder van MPI.
5.14.
Ten vierde heeft [gedaagden 1] op of omstreeks 30 juli 2012 vrijwel de volledige boekhouding inclusief projectadministratie van MPI, alsmede alle computerapparatuur, inclusief de servers en de computerbestanden met gegevens over projecten en relaties, en de telefooninstallatie verwijderd uit het pand van MPI en deze overgebracht naar het bedrijfspand van Ventures, ongeveer 100 meter verderop.
5.15.
MPI heeft voor die activa van Ventures geen (passende) tegenprestatie ontvangen, zodat door deze paulianeuze handelwijze van [gedaagden 1] de schuldeisers van MPI zijn benadeeld. De curator heeft op deze goederen rechtsgeldig revindicatoir beslag gelegd. De rechtbank zal voor recht verklaren dat deze in beslag genomen goederen eigendom zijn van de failliete boedel van MPI.
5.16.
Vergoeding van de geschatte waarde van de door [gedaagden 1] ten onrechte en zonder tegenprestatie aan Ventures overgedragen activa aan de boedel is echter niet (meer) aan de orde, omdat zij door de curator zijn teruggehaald dan wel inmiddels door [gedaagde 2] zijn terugbezorgd (zoals de telefooncentrale). Het op dit punt door de curator gevorderde bedrag van € 100.000,- moet daarom worden afgewezen.
5.17.
Er bestaat dan ook, anders dan [gedaagden 1] heeft gesteld, geen grond om naast
ook [gedaagden 2] aansprakelijk te stellen voor het faillissementstekort. [gedaagde 2] en [gedaagde 2] zijn aansprakelijkheid voor het gehele faillissementstekort. De rechtbank ziet geen aanleiding voor matiging van hun aansprakelijkheid voor dat tekort, gezien de ernstige verwijtbaarheid van de vastgestelde feiten en omdat zij voor matiging ook geen, althans geen steekhoudende argumenten hebben aangevoerd.
5.18.
Uit de vastgestelde feiten blijkt een nauwe samenwerking tussen [gedaagde 2],
[gedaagde 2] en Ventures bij het plegen van de in dit vonnis geconstateerde paulianeuze en (andere) onrechtmatige gedragingen. Daarom zullen zij, waar mogelijk, hoofdelijk worden veroordeeld.
5.19.
Het door curator gestelde schadebedrag van € 268.500,-, tot betaling waarvan hij Ventures heeft aangesproken, is niet gemotiveerd betwist. Het gaat hier om het verschil tussen de door [W] op grond van de overeenkomst van geldlening met MPI betaalde bedragen van in totaal € 496.500,-, die ten onrechte bij Ventures terecht kwamen, verminderd met € 228.000,- wegens een aantal door Ventures ten behoeve van MPI gedane betalingen.
5.20.
De curator heeft de desbetreffende paulianeuze handelingen bij dagvaarding vernietigd. De rechtbank zal daarom, zoals de curator vordert, voor recht verklaren dat zij vernietigd zijn.
5.21.
[gedaagden 1] dienen als de in het ongelijk gestelde partij te worden veroordeeld in de proceskosten, eveneens hoofdelijk zoals hiervoor vermeld en gemotiveerd in r.o. 5.16.
In de vrijwaringszaak met rolnummer C/08/138315 / HA ZA 13-184:
5.22.
In de vrijwaringszaak vorderen [gedaagde 2]. en [gedaagde 3] om [gedaagden 2] te veroordelen om aan [gedaagde 2]. en aan [gedaagde 3] te betalen al hetgeen waartoe zij in de hoofdzaak ten behoeve van de curator mochten worden veroordeeld.
5.23.
Die vordering moet worden afgewezen omdat, zoals hiervoor overwogen en beslist, aan [gedaagden 2] geen verwijt valt te maken van het faillissement van MPI en van de daardoor veroorzaakte schade, tot vergoeding waarvan [gedaagde 2]. en
[gedaagde 3] in de hoofdzaak worden veroordeeld.
5.24.
Omdat [gedaagde 2]. en [gedaagde 3] in het ongelijk worden gesteld, moeten zij worden veroordeeld in de proceskosten, eveneens hoofdelijk op de in r.o. 5.16 vermelde gronden.
In de zaak met rolnummer C/08/132360 / HA ZA 12-371:
in conventie:5.25. De vordering van [gedaagde 2]., om voor recht te verklaren dat [gedaagde 4] en [gedaagde 5] onrechtmatig hebben gehandeld, berust op de stelling, dat [gedaagde 2]. op MPI op 6 september 2012 een vordering in rekening-courant had tot een bedrag van € 249.860,78, en dat
[gedaagde 4] er alles aan gedaan heeft om betaling van dat bedrag te belemmeren.
5.26.
Deze vordering is alleen al niet toewijsbaar, omdat [gedaagde 5] al sedert eind
maart 2012 door toedoen van [gedaagden 1] geen feitelijke toegang meer had tot het gebouw, tot de administratie en de bankrekeningen van MPI en daarom MPI niet meer (mede) kon besturen. [gedaagde 2]. heeft niet gesteld dat en hoe [gedaagden 2] sindsdien ondanks die beperkingen toch op of na 6 september 2012 in staat is geweest om een betaling van dat bedrag door MPI aan [gedaagde 2]. te belemmeren.
5.27.
[gedaagde 2]. dient als de in het ongelijk gestelde partij te worden belast met de proceskosten.
in reconventie:
5.28.
De gevorderde opheffing van de ten laste van [gedaagden 2] gelegde conservatoire beslagen is, gezien het voorgaande, voor toewijzing vatbaar.
5.29.
[gedaagden 1] dienen te worden verwezen in de proceskosten, omdat zij in het ongelijk worden gesteld.
6. De beslissing
De rechtbank:
In de zaak met rolnummer C/08/132061 / HA ZA 12-350:
I. Verklaart voor recht:
- dat [gedaagde 2]. en [gedaagde 3] zich schuldig hebben gemaakt aan kennelijk onbehoorlijke taakvervulling ex artikel 2:248 BW, welke onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van MPI Management B.V.,
- dat [gedaagde 2]. en [gedaagde 3] ex artikel 2:9 BW geen behoorlijke taakvervulling hebben gepleegd ten opzichte van MPI Management B.V., en
- dat MP International Ventures B.V. en [gedaagde 2]. onrechtmatig hebben gehandeld.
II. Veroordeelt [gedaagde 2]. en [gedaagde 3] hoofdelijk om aan de curator te betalen een bedrag gelijk aan de schulden van de gefailleerde vennootschap
MPI Management B.V., te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf de dag der faillietverklaring, voor zover deze schulden niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, met bepaling dat dit tekort wordt bepaald aan de hand van de lijsten met schuldeisers, zoals die na de verificatievergadering zullen komen vast te staan, vermeerderd met de boedelschulden, waaronder het salaris van de curator.
III. Verklaart voor recht dat de rechtshandelingen die gedaagden hebben verricht zoals hierboven omschreven in rechtsoverwegingen 2.5 tot en met 2.7 (het verschuiven van de lening), zijn vernietigd.
IV. Veroordeelt MP International Ventures B.V. in verband hiermee om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de curator te voldoen een bedrag van € 268.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag van de dag van de dagvaarding tot de dag van betaling.
V. Verklaart voor recht dat de rechtshandelingen die [gedaagde 2].,
[gedaagde 3] en MP International Ventures B.V. in onderling verband hebben gepleegd en die neerkomen op een heimelijke doorstart in MP International Ventures B.V. met gebruikmaking van goodwill, gelden en goederen van MPI, onrechtmatig waren ten opzichte van MPI.
VI. Verklaart voor recht, dat het revindicatoire beslag rechtsgeldig is gelegd en de in beslag genomen goederen eigendom zijn van de failliete boedel van MPI.
VII. Veroordeelt [gedaagde 2]., [gedaagde 3] en
MP International Ventures B.V., eveneens hoofdelijk, in de kosten van deze procedure, aan de zijde van de curator tot deze uitspraak begroot op € 2.636,48 voor verschotten (dagvaarding, vast recht en beslagen) en op € 9.633,- voor salaris (drie punten, Tarief VIII).
VIII. Verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
IX. Wijst af het meer of anders gevorderde.
In de zaak met rolnummer C/08/138315 / HA ZA 13-184:X. Wijst de vorderingen af.
XI. Veroordeelt [gedaagden 1] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van
[gedaagden 2] tot deze uitspraak begroot op € 3.621,- voor verschotten (vast recht) en op
€ 6.422,- voor salaris van haar advocaat (twee punten, Tarief VIII).
XII. Verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In de zaak met rolnummer C/08/132360 / HA ZA 12-371:in conventie:XIII. Wijst de vorderingen af.
XIV. Veroordeelt [gedaagde 2]. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden 2] tot deze uitspraak begroot op € 3.621,- voor verschotten (vast recht) en op
€ 4.000,- voor salaris van haar advocaat (twee punten, Tarief VI).
XV. Verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
in reconventie:
XVI. Heft op de door [gedaagde 2]. ten laste van [gedaagde 5] gelegde conservatoire beslagen.
XVII. Veroordeelt [gedaagde 2]. in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagden 2] tot deze uitspraak begroot op nihil voor verschotten en op € 2.000,- voor salaris van haar advocaat (één punt, Tarief VI).
XVIII. Verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mrs. Hangelbroek, Bottenberg - Van Ommeren en Louter, en op woensdag 27 augustus 2014 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.