ECLI:NL:RBOVE:2014:4714

Rechtbank Overijssel

Datum uitspraak
8 september 2014
Publicatiedatum
9 september 2014
Zaaknummer
08/996044-14
Instantie
Rechtbank Overijssel
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van registeraccountant voor valse aangiftes omzetbelasting en valsheid in geschrifte

Op 8 september 2014 heeft de Rechtbank Overijssel uitspraak gedaan in de zaak tegen een 50-jarige registeraccountant uit Hellendoorn, die werd beschuldigd van het indienen van valse aangiften omzetbelasting. De verdachte had over meerdere jaren in totaal 750.000 euro teruggevraagd van de Belastingdienst door gebruik te maken van valse facturen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften had gedaan en valse facturen had overgelegd, wat leidde tot een te lage belastingheffing. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De straf was hoger dan de eis van de officier van justitie, omdat de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf noodzakelijk achtte om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

De zaak kwam aan het licht na een boekenonderzoek door de Belastingdienst, waarbij de verdachte werd gevraagd om de onderliggende stukken van zijn aangiften te overleggen. De overgelegde facturen bleken vals te zijn, en getuigen van de bedrijven die op de facturen stonden vermeld, verklaarden dat deze facturen nooit door hen waren uitgegeven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte gedurende meerdere jaren opzettelijk valse aangiften heeft gedaan, wat niet alleen zijn eigen beroepsethiek schaadde, maar ook het vertrouwen in de beroepsgroep van accountants ondermijnde. De rechtbank heeft de verdachte als strafbaar verklaard voor de feiten van valsheid in geschrifte en het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften, en heeft de bewijsvoering van de officier van justitie als voldoende beschouwd om tot een veroordeling te komen.

Uitspraak

Rechtbank Overijssel

Afdeling Strafrecht
Zittingsplaats Almelo
Parketnummer: 08/996044-14
Datum vonnis: 8 september 2014
Vonnis (promis) op tegenspraak van de rechtbank Overijssel, meervoudige kamer voor strafzaken, rechtdoende in de zaak van de officier van justitie tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1964 in [geboorteplaats],
wonende in [woonplaats]
nu verblijvende in PI Arnhem – De Berg.

1.Het onderzoek op de terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 25 augustus 2014. De rechtbank heeft kennis genomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.M. Pluimers en van hetgeen door de verdachte en diens raadsman
mr. C. Krijger, advocaat te ’s-Gravenhage, naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:aangiften omzetbelasting op naam van [verdachte] (Financieel Adviesbureau) over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en het 1e kwartaal van 2014 opzettelijk onjuist of onvolledig heeft gedaan;
feit 2:valse facturen aan de Belastingdienst beschikbaar heeft gesteld;
feit 3:valsheid in geschrifte met betrekking tot een groot aantal facturen.
Voluit luidt de tenlastelegging – na wijziging ter terechtzitting – aan de verdachte dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 14 april 2010 tot en met 28 april 2014, in
de gemeente Hellendoorn en/of te Apeldoorn, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld
in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten 17, althans een of meer
aangifte(n) omzetbelasting te naam gesteld van [verdachte] (Financieel
Adviesbureau), betreffende het/de jaren 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013
en/of 2014, waaronder:
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2010, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2011, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2012, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2013, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal van het jaar 2013, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van het jaar 2013, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal van het jaar 2013, en/of
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2014,
onjuist of onvolledig heeft gedaan en/of door een ander heeft doen doen,
terwijl dat feit er (telkens) toe strekte, dat te weinig belasting zou worden
geheven
immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk in die aangifte(n):
- een onjuist bedrag aan voorbelasting,
en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting,
vermeld en/of doen vermelden en (vervolgens) die aangifte(n) (elektronisch)
bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan en/of doen doen;
2.
hij in of omstreeks de periode van 23 mei 2013 tot en met 14 maart 2014, in de
gemeente Hellendoorn en/of te Almelo, in elk geval in Nederland,
meermalen, althans eenmaal,
terwijl hij, verdachte, (telkens) ingevolge de belastingwet verplicht was tot
het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere
gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze opzettelijk (telkens) in valse of vervalste
vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld,
immers heeft hij, verdachte, een of meer valse of vervalste factu(u)r(en)
toegezonden, althans doen toekomen, aan (de inspecteur, althans een ambtenaar
van) de belastingdienst, kantoor Almelo,
bestaande de valsheid van die factu(u)r(en) (telkens) daarin dat die
factu(u)r(en) niet door de daarop als afzender vermelde (rechts-)persoon
waren/was uitgemaakt en/of dat de in die factu(u)r(en) beschreven levering
van goederen en/of diensten niet hadden/had plaatsgevonden en/of dat de met
die factu(u)r(en) in rekening gebrachte bedragen niet verschuldigd waren/was, terwijl die/dit feit ertoe strekte dat er te weinig belasting werd geheven
het betrof de navolgende factu(u)r(en):
- een vijftal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., waaronder
de factuur voorzien van het factuurnummer 201303088, gedateerd
29 maart 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 164.257,50 (bijlagen VE003,
VE004, VE005, VE006 en VE007 bij proces-verbaal 52287);
en/of
- een viertal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., waaronder
de factuur voorzien van het factuurnummer 5202526687, gedateerd
29 november 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 11.664,40 (bijlagen
DOC-007, blz. 60 t/m 63 bij proces-verbaal 54792);
en/of
- een vijftal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf 3],
waaronder de factuur voorzien van het factuurnummer 924912028, gedateerd
2 december 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 11.827,75 (bijlagen
DOC-007, blz. 64 t/m 68 bij proces-verbaal 54792);
en/of
- een vijftal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf verdachte]
, waaronder de factuur uitgemaakt aan [bedrijf 4]
, voorzien van het factuurnummer 2013 / 12 / 011, gedateerd
30 december 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 24.724,50 (bijlagen
DOC-007, blz. 4 t/m 8 bij proces-verbaal 54792);
3.
hij in of omstreeks de periode van 1 december 2006 tot en met 15 juli 2014, in
de gemeente Hellendoorn, in elk geval in Nederland,
een groot aantal factu(u)r(en) -(elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om
tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt en/of valselijk
heeft doen opmaken en/of heeft vervalst en/of heeft doen vervalsen, zulks
(telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te
gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers heeft hij, verdachte, (telkens) valselijk, immers opzettelijk in
strijd met de waarheid, op die factu(u)r(en) vermeld en/of doen vermelden dat
deze door de afzender waren uitgemaakt aan de onderneming van hem, verdachte,
respectievelijk door (de onderneming van) hem, verdachte, waren uitgemaakt aan
de geadresseerde,
het betrof onder meer de navolgende factu(u)r(en):
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., voorzien van het
factuurnummer 200612053, gedateerd 21 december 2006, vermeldende het
factuurbedrag EURO 49.179,04 (bijlage DOC043-01a bij proces-verbaal 54792);
en/of
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., voorzien van het
factuurnummer 200712074, gedateerd 17 december 2007, vermeldende het
factuurbedrag EURO 73.806,78 (bijlage DOC041-01a bij proces-verbaal 54792);
en/of
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., voorzien van het
factuurnummer 201303088, gedateerd 29 maart 2013, vermeldende het
factuurbedrag EURO 164.257,50 (bijlage VE003 bij proces-verbaal 52287);
en/of
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het
factuurnummer 5202526687, gedateerd 29 november 2013, vermeldende het
factuurbedrag EURO 11.664,40 (bijlage DOC-007, blz. 60 bij proces-verbaal
54792);
en/of
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 3], voorzien van
het factuurnummer 924912028, gedateerd 2 december 2013, vermeldende het
factuurbedrag EURO 11.827,75 (bijlage DOC-007, blz. 64 bij proces-verbaal
54792);
en/of
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf verdachte]
, uitgemaakt aan [bedrijf 4], voorzien van het
factuurnummer 2013 / 12 / 011, gedateerd 30 december 2013, vermeldende het
factuurbedrag EURO 24.724,50 (bijlage DOC-007, blz. 4 bij proces-verbaal
54792).

3. De vordering van de officier van justitie

De officier van justitie heeft gevorderd dat het onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste gelegde bewezen wordt verklaard en dat verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.

4.De voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zij bevoegd is tot kennisneming van deze zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

5.De beoordeling van het bewijs

Deze paragraaf bevat het oordeel van de rechtbank over de vraag of de tenlastegelegde feiten bewezenverklaard kunnen worden of dat daarvan moet worden vrijgesproken. In het geval de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, steunt de beslissing dat verdachte de feiten heeft begaan op de inhoud van bewijsmiddelen die als bijlage aan het vonnis zijn gehecht en daarvan op die wijze deel uitmaken. Deze bewijsmiddelen bevatten dan de redengevende feiten en omstandigheden op grond waarvan de rechtbank de overtuiging heeft gekregen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
5.1
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat hetgeen onder de feiten 1, 2 en 3 ten laste is gelegd bewezen kan worden.
De verdediging
De verdediging heeft – samengevat – het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft in 2013 op verzoek van de Belastingdienst stukken aangeleverd ter onderbouwing van zijn aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2013. Hoewel hij reeds vanaf 26 juli 2013 als verdachte was aangemerkt zijn daarna nog verzoeken c.q. sommaties ingevolge art. 47 van de Algemene wet inzake Rijksbelastingen (AWR) gedaan om stukken te overleggen. Op basis van door verdachte zelf verstrekte stukken is een verdenking ontstaan op basis waarvan de doorzoeking van 15 juli 2014 heeft plaatsgevonden.
Nu het hier om wilsafhankelijk materiaal gaat is deze gang van zaken in strijd met art. 6 van het Europese Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM). De verdediging verbindt hieraan de consequentie dat de na 26 juli 2013 door verdachte overgelegde stukken, de bij de doorzoeking inbeslaggenomen stukken én de diverse getuigenverklaringen niet voor het bewijs mogen worden gebruikt omdat het gebruik van deze stukken en verklaringen in strijd is met het beginsel dat een verdachte niet aan zijn eigen veroordeling hoeft mee te werken (nemo tenetur-beginsel). Deze bewijsuitsluiting leidt tot vrijspraak van alle ten laste gelegde feiten.
Verder heeft verdediging aangevoerd dat er, indien er van wordt uitgegaan dat verdachte in het geheel geen omzet heeft gegenereerd, sprake was van een fictieve onderneming. Er kan dan ook niet gesproken worden van een aangifte “als voorzien bij de wet” en evenmin rustte er op verdachte in dat geval een informatieplicht. Ook om deze redenen dient vrijspraak te volgen van de feiten 1 en 2.
Tot slot heeft de verdediging met betrekking tot feit 2 eerste gedachtestreepje aangevoerd dat de facturen genoemd bij dit gedachtestreepje dateren van 29 maart 2013. Deze datum valt niet binnen de ten laste gelegde periode zodat dit onderdeel uit de bewezenverklaring gestreept moet worden.
5.2
De bewijsoverwegingen van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
De rechtbank leidt uit het dossier de volgende feiten en omstandigheden af.
Verdachte [verdachte] is registeraccountant en heeft van 17 november 1993 tot 30 september 2013 als zodanig ingeschreven gestaan bij de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants.
Verdachte heeft op 1 januari 1997 onder de handelsnaam [bedrijf verdachte] een eenmanszaak ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Met ingang van 1 januari 2002 luidt de bedrijfsomschrijving van de onderneming: interim- en projectmanagement, organisatieadviezen, accountancy en belastingadvies, administratieve dienstverlening, opleidingen en financieel management.
Verdachte heeft op 22 april 2013 voor zijn eenmanszaak een aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2013 ingediend. Door middel van de aangifte werd verzocht om per saldo een bedrag van € 192.250,-- aan verdachte terug te betalen. De Belastingdienst heeft vervolgens een boekenonderzoek ingesteld bij verdachte en in het kader van dit onderzoek is verdachte verzocht de onderliggende stukken van de aangifte te overleggen. Op 29 mei 2013 heeft verdachte een vijftal kopie facturen overgelegd, afkomstig van [bedrijf 1] BV en gericht aan [bedrijf verdachte], met daarop een bedrag aan omzetbelasting van in totaal € 245.507,85. Onderzoek door de Belastingdienst heeft uitgewezen dat deze facturen vals zijn. De facturen wijken op een aantal onderdelen af van de originele facturen van [bedrijf 1] BV en volgens de directeur/grootaandeelhouder van [bedrijf 1] BV, getuige Van der Wal, zijn de facturen niet door [bedrijf 1] BV opgemaakt.
Nadat verdachte aangiften omzetbelasting over het 3e en 4e kwartaal van 2013 had ingediend heeft de Belastingdienst hem verzocht om ook de aan deze aangiften ten grondslag liggen stukken te overleggen. Op 14 maart 2014 heeft verdachte een enveloppe bij de Belastingdienst ingeleverd met daarin een groot aantal kopie facturen (inkoop- en kostenfacturen, afkomstig van dan wel gericht aan verschillende bedrijven), welke facturen zijn gedateerd in de periode 1 december 2006 tot en met 15 juli 2014. Ook deze facturen zijn vals. Bij deze bedrijven werkzame getuigen hebben, geconfronteerd met deze facturen, allen verklaard dat de facturen niet van hun bedrijf afkomstig zijn dan wel dat zij van verdachte geen facturen hebben ontvangen.
Verder onderzoek door de Belastingdienst heeft uitgewezen dat de door verdachte overgelegde en onder hem in beslag genomen valse facturen ten grondslag hebben gelegen aan de aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2010 tot en met het 1e kwartaal van 2014. Deze aangiften zijn derhalve opzettelijk onjuist gedaan.
De toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen
De rechtbank overweegt ten aanzien van het verweer betreffende de toelaatbaarheid van de bewijsmiddelen als volgt.
Zoals hiervoor weergegeven heeft onderzoek van de Belastingdienst naar de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2013 uitgewezen dat de door verdachte ter onderbouwing van deze aangifte overgelegde facturen vals zijn en dat de aangifte opzettelijk onjuist is gedaan. De uitkomst van dit onderzoek is aanleiding geweest om nader onderzoek te doen naar de door verdachte ingediende aangiften omzetbelasting over het 3e en 4e kwartaal van 2013 en het 1e kwartaal 2014.
Nog afgezien van de vraag of valsheid van de aan de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van 2013 ten grondslag liggende facturen leidt tot de verdenking dat ook de aangiften omzetbelasting over het 3e en 4e kwartaal van 2013 en het 1e kwartaal 2014 gebaseerd zijn op valse facturen, is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte overgelegde stukken materiaal betreffen dat onafhankelijk van de wil van verdachte bestaat. Het gebruik daarvan als bewijsmiddel is om die reden niet in strijd met het nemo tenetur beginsel en kan dan ook als bewijs in de strafprocedure worden betrokken.
Het verweer wordt verworpen.
De aangifte- en informatieplicht
Het verweer dat verdachte’s onderneming fictief was en er dus geen sprake was van aangifte- en informatieplicht wordt vanwege een onjuiste feitelijke grondslag verworpen. Verdachte heeft immers ter zitting verklaard dat hij bedrijfsmatig werkzaamheden heeft verricht voor voetbalvereniging “[voetbalvereniging]” in Nijverdal.
De rechtbank voegt hier ten overvloede aan toe dat ook een onverplicht gedane aangifte geldt als een bij de belastingwet voorziene aangifte.
Feit 2, 1e gedachtestreepje
Het verweer dat dit onderdeel van de tenlastelegging niet bewezen kan worden omdat deze facturen buiten de tenlastegelegde periode zijn opgemaakt wordt eveneens verworpen.
Ten laste is gelegd dat de facturen in of omstreeks de periode van 23 mei 2013 tot en met 14 maart 2014 beschikbaar zijn gesteld aan de Belastingdienst. Dat deze facturen wellicht buiten de periode zijn opgesteld is daarbij niet van belang.
5.4
De conclusie
De rechtbank is door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen tot de overtuiging gekomen dat de verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij, in de periode van 14 april 2010 tot en met 28 april 2014 in Nederland,
meermalen, telkens opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten 17 aangiften omzetbelasting te naam gesteld van [verdachte] (Financieel Adviesbureau) betreffende de jaren 2010 en/of 2011 en/of 2012 en/of 2013 en/of 2014, waaronder:
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2010, en
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2011, en
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2012, en
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2013, en
- de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal van het jaar 2013, en
- de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van het jaar 2013, en
- de aangifte omzetbelasting over het 4e kwartaal van het jaar 2013, en
- de aangifte omzetbelasting over het 1e kwartaal van het jaar 2014,
onjuist of onvolledig heeft gedaan, terwijl dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting zou worden geheven, immers heeft hij, verdachte, telkens opzettelijk in die aangiften:
- een onjuist bedrag aan voorbelasting,
en/of
- een onjuist bedrag aan te betalen/terug te ontvangen omzetbelasting,
vermeld en vervolgens die aangiften (elektronisch) bij de belastingdienst te Apeldoorn gedaan;
2.
hij in de periode van 23 mei 2013 tot en met 14 maart 2014 in Nederland,
terwijl hij, verdachte, ingevolge de belastingwet verplicht was tot het voor raadpleging beschikbaar stellen van boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan, deze opzettelijk in valse of vervalste vorm voor dit doel beschikbaar heeft gesteld,
immers heeft hij, verdachte, valse facturen doen toekomen aan een ambtenaar van de belastingdienst, kantoor Almelo,
bestaande de valsheid van die facturen daarin dat die facturen niet door de daarop als afzender vermelde (rechts-)persoon waren uitgemaakt en/of dat de in die facturen beschreven levering
van goederen en/of diensten niet had plaatsgevonden en/of dat de met die facturen in rekening gebrachte bedragen niet verschuldigd waren, terwijl dit feit ertoe strekte dat er te weinig belasting werd geheven,
het betrof de navolgende facturen:
- een vijftal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., waaronder de factuur voorzien van het factuurnummer 201303088, gedateerd 29 maart 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 164.257,50 en
- een viertal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., waaronder de factuur voorzien van het factuurnummer 5202526687, gedateerd 29 november 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 11.664,40 en
- een vijftal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf 3], waaronder de factuur voorzien van het factuurnummer 924912028, gedateerd 2 december 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 11.827,75 en
- een vijftal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf verdachte], waaronder de factuur uitgemaakt aan [bedrijf 4], voorzien van het factuurnummer 2013 / 12 / 011, gedateerd 30 december 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 24.724,50;
3.
hij in de periode van 1 december 2006 tot en met 15 juli 2014, in Nederland,
een groot aantal facturen - elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen- valselijk heeft opgemaakt, zulks met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door een of meer anderen te doen gebruiken,
immers heeft hij, verdachte, valselijk, immers opzettelijk in strijd met de waarheid, op die facturen vermeld dat deze door de afzender waren uitgemaakt aan de onderneming van hem, verdachte, respectievelijk door (de onderneming van) hem, verdachte, waren uitgemaakt aan de geadresseerde,
het betrof onder meer de navolgende facturen:
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., voorzien van het factuurnummer 200612053, gedateerd 21 december 2006, vermeldende het factuurbedrag EURO 49.179,04
en
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., voorzien van het factuurnummer 200712074, gedateerd 17 december 2007, vermeldende het factuurbedrag EURO 73.806,78 en
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., voorzien van het factuurnummer 201303088, gedateerd 29 maart 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 164.257,50 en
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 2] B.V., voorzien van het factuurnummer 5202526687, gedateerd 29 november 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 11.664,40 en
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 3], voorzien van het factuurnummer 924912028, gedateerd 2 december 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 11.827,75 en
- een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf verdachte], uitgemaakt aan [bedrijf 4], voorzien van het factuurnummer
2013 / 12 / 011, gedateerd 30 december 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 24.724,50.
De rechtbank heeft de eventueel in de tenlastelegging voorkomende schrijffouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte wordt hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen wat aan de verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 3 meer of anders is tenlastegelegd, zodat zij hem daarvan zal vrijspreken.

6.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde is strafbaar gesteld bij de artikelen 225 Sr en 69 AWR. Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1
het misdrijf: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 2
het misdrijf: ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar stellen, deze opzettelijk voor dit doel in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3
het misdrijf: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De rechtbank oordeelt daarom dat verdachte strafbaar is voor de bewezenverklaarde feiten.

8.De op te leggen straf of maatregel

8.1
De gronden voor een straf of maatregel
Bij de strafoplegging houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen. Ook neemt de rechtbank de volgende factoren in aanmerking.
Verdachte heeft gedurende meerdere jaren aangiften omzetbelasting ingediend die waren gebaseerd op door hemzelf vervalste inkoop- en kostenfacturen. In totaal is door verdachte in verband met door hem betaalde omzetbelasting een bedrag van ongeveer € 750.000,-- teruggevraagd. Verdachte heeft als registeraccountant een voorbeeldfunctie en de rechtbank rekent het hem aan dat hij door zijn handelswijze het aanzien van zijn beroepsgroep zwaar heeft geschaad. Ook heeft verdachte het vertrouwen dat de overheid in haar burgers moet kunnen stellen beschaamd. De rechtbank rekent het verdachte tot slot aan dat hij op geen enkele wijze blijk heeft gegeven het kwalijke van zijn handelen in te zien.
Bij de bepaling van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten die zijn vastgesteld door het LOVS (Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht). Deze oriëntatiepunten geven bij een benadelingsbedrag van € 500.000,00 tot
€ 1.000.000,00 een gevangenisstraf aan van 18 tot 24 maanden. De rechtbank heeft voorts acht geslagen op het feit dat verdachte niet eerder met justitie in aanraking is geweest.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dan een gevangenisstraf van na te noemen duur passend en geboden is. Deze straf is hoger dan de door de officier van justitie is geëist omdat de rechtbank naast de geëiste onvoorwaardelijk gevangenisstraf ook nog een voorwaardelijke gevangenisstraf geboden acht. Verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij na zijn detentie weer verder wil met zijn bedrijf en de voorwaardelijke gevangenisstraf heeft als doel om verdachte ervan te weerhouden wederom strafbare feiten te plegen.

9.De toegepaste wettelijke voorschriften

De hierna te nemen beslissing berust op de hiervoor genoemde wetsartikelen. Daarnaast berust deze beslissing op de artikelen 10 ,14a, 14b, 14c, 27 en 91 Sr.

10.De beslissing

De rechtbank:
vrijspraak/bewezenverklaring
  • verklaart bewezen, dat verdachte het onder feit 1, feit 2 en feit 3 tenlastegelegde heeft begaan, zoals hierboven omschreven;
  • verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 1, feit 2 en feit 3 meer of anders is tenlastegelegd en spreekt hem daarvan vrij;
strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar;
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:

feit 1: opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;

feit 2: ingevolge de belastingwet verplicht zijnde boeken, bescheiden, andere gegevensdragers of de inhoud daarvan voor raadpleging beschikbaar stellen, deze opzettelijk voor dit doel in valse of vervalste vorm beschikbaar stellen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd;
feit 3: valsheid in geschrift, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het onder feit 1, feit 2 en feit 3 bewezenverklaarde;
straf
  • veroordeelt verdachte tot een
  • bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
  • bepaalt dat de tijd die de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. Stam, voorzitter, mr. A.A.J. Lemain en mr. S.K. Huisman, rechters, in tegenwoordigheid van J.G.M. Wolbers, griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 8 september 2014.
Buiten staat
De griffier Wolbers en mr. Lemain zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage bewijsmiddelen
Leeswijzer
Deze bijlage maakt deel uit van het vonnis en bevat de bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, zijn dit bladzijden uit het dossier van de Belastingdienst/FIOD met nummer 54792. Tenzij hieronder anders wordt vermeld, wordt steeds verwezen naar bladzijden van een in de wettelijke vorm, door daartoe bevoegde personen, opgemaakt proces-verbaal.
1. Het proces-verbaal raadkamer d.d. 30 juli 2014, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van verdachte:
Ik heb de BTW aangifte gedaan.
2. Een geschrift zijnde een ambtsedige verklaring d.d. 16 juli 2014, van [naam 1], zakelijk weergegeven inhoudende (DOC-065):
De ondergetekende, [naam 1] als ambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale administratie, verklaart dat zij in de door haar geraadpleegde systemen het volgende heeft waargenomen. Deze verklaring betreft: [verdachte] , [woonplaats], sofinummer [sofinummer] (hierna te noemen belastingplichtige).
X Het persoonlijk domein met gebruikersnaam [nummer] van de aangever is geactiveerd met het daarbij opgegeven e-mailadres [e-mail]
X Over de tijdvakken 1e kwartaal 2010 t/m 4e kwartaal 2012 zijn de aangiften omzetbelasting betreffende belastingplichtige elektronisch binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst.
3. Een geschrift zijnde een ambtsedige verklaring d.d. 25 juni 2014, van [naam 1], zakelijk weergegeven inhoudende (DOC-003):
De ondergetekende, [naam 1] als ambtenaar werkzaam bij de Belastingdienst/Centrale administratie, verklaart dat zij in de door haar geraadpleegde systemen het volgende heeft waargenomen. Deze verklaring betreft: [verdachte] , [woonplaats], sofinummer [sofinummer] (hierna te noemen belastingplichtige).
X Het persoonlijk domein met gebruikersnaam [nummer] van de aangever is geactiveerd met het daarbij opgegeven e-mailadres [e-mail] X Over de/het tijdvakken 1e kwartaal 2013 t/m 1e kwartaal 2014 zijn de aangiften omzetbelasting betreffende belastingplichtige elektronisch binnengekomen op de computersystemen van de Belastingdienst
.
4. Geschriften zijnde aangiftegegevens via OB BASE betrekking hebbende op het 1e kwartaal 2010 tot en met het 4e kwartaal 2012, bijlage DOC-065 6/17 t/m 17/17
.
5. Geschriften zijnde aangiftegegevens via OB BASE betrekking hebbende op het 1e kwartaal 2013 tot en met het 1e kwartaal 2012, bijlage DOC-003 6/10 t/m 10/10.
Aangiften omzetbelasting 2010 [verdachte] heeft in 2010 aangiften omzetbelasting ingediend met daarin de navolgende bedragen:
2010 Te betalen 19% (1b) Te betalen 6% (1b) Prive (1d) Sub totaal voorheffing Afdracht/terug te betalen 1e kwartaal € 2.100 € 175 € 2.275 € 10.000 - € 7.725 2e kwartaal € 1.650 € 175 € 1.825 € 4.500 - € 2.675 3e kwartaal € 1.625 € 630 € 175 € 2.420 € 9.500 -€ 7.080 4e kwartaal € 2.852 € 269 € 3.121 € 8.069 -€ 4.948
1E kwartaal 2010 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, met omschrijving en bedrag: - 201003001, Cursusmodules 1e kw, € 2.100 Opgemerkt wordt dat de in rekening geboekte 1501 geboekte facturen met de factuurnummers 201003001, 201006002, 201009001 en 20101201 niet zijn aangetroffen Het totaal bedrag van voornoemde boekingen in rekening 1501 komt echter overeen met het (6%) BTW bedrag op factuur 2010 / 12 / 02 d.d. 23-13-2010, gecodeerd 036-02a.
In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) is geboekt de factuur "d.d. 20-01-10 PLATO red./vormgeving nr. 201001001" met een BTW bedrag van € 1.869,60. Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 2.261,421. Op de aangifte omzetbelasting over het 1E kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek 1b (te betalen 6%) € 2.100 en bij voorheffing € 10.000.
2e kwartaal 2010 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, met omschrijving en bedrag: - 201006002 Cursusmodules , 2E kw. € 1.650 Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 9.386,041. Opgemerkt wordt dat in rekening 1504 op 28-04-2010 is geboekt met de omschrijving "BMW 330i 79-LHX-5" met het BTW bedrag van € 8.629,15.
Op de aangifte omzetbelasting over het 2e kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek lb (te betalen 6%) € 1.650 en bij voorheffing € 4.500.
3e kwartaal 2010 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, met omschrijving en bedrag: -201009001 Cursusmodules , 32 kw. € 630.
In de rekening 1502 BTW hoog af te dragen is m.b.t. [voetbalvereniging] geboekt de navolgende DOC-065 factuurnummers, met omschrijving en bedrag: -[voetbalvereniging] 2009/2010 € 885 - [voetbalvereniging] 2009/2020 € 760.
In de rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) is geboekt een "[bedrijf 1] factuur "d.d. 20-09-10 CD Roms Lesmodules nr. 201009001" met een BTW bedrag van € 3.374,40. Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 3.763,751. Op de aangifte omzetbelasting over het 3e kwartaal van [verdachte] staat bij: rubriek la (te betalen 19%) € 1.625, bij rubriek lb (te betalen 6%) € 630 en bij voorheffing € 9.500.
4e kwartaal 2010 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, met omschrijving en bedrag: - 20101201 Cursusmodules 4e kw. € 2.851. In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) is het navolgende geboekt: factuur "d.d. 20-12-10 PLATO red./vormgevi nr. 201012001" en een BTW bedrag van 2.850,00; factuur "d.d. 27-12-10 Uitbesteed wrk 4e kw nr. 20102002" en een BTW bedrag van 4.748,10; factuur "d.d. 27-12-10 CD Roms Lesmodules" en een BTW bedrag van 2.375,00 en factuur "d.d. 31-12-10 [bedrijf 1] 42 kw. Lesmodl" en een BTW bedrag van 6.926,45. Het totaal BTW bedrag van voornoemde 4 facturen / boekingen in rekening 1504 bedraagt € 16.899,55.
Het totaal van de vier facturen "[bedrijf 1]", ad € 16.899,55, en EM/V autokosten, ad € 7.106,07, bedraagt € 24.005,62. Het saldo van de te vorderen BTW(voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 25.676,371 .
Op de aangifte omzetbelasting over het 4E kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek lb (te betalen 6%) € 2.852 en bij voorheffing € 8.069.
Aangiften omzetbelasting 2011 [verdachte] heeft in 2011 aangiften omzetbelasting ingediend met daarin de navolgende bedragen:
2011 Te betalen 6% (1b) Prive (1d) Subtotaal Voorheffing Afdracht/ terug te betalen 1e kwartaal € 7.400 € 225 € 7.725 € 27.500 -€ 19.775 2e kwartaal € 13.350 € 225 € 13.575 € 50.000 -€ 36.425 3e kwartaal € 13.650 € 225 € 13.875 € 46.000 -€ 32.125 4e kwartaal € 16.099 € 1.145 € 17.244 € 44.856 -€ 27.612
1e kwartaal 2011 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, met omschrijving en bedrag:
- 201106002 Cursusmodule , 1E kw. € 7.500
In de rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) zijn m.b.t. het 1E kwartaal geboekt de [bedrijf 1] facturen met de nrs. 201103088 en 201103089 met een totaal aan voorheffing van € 25.087,60.
Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 25.488,541.
Op de aangifte omzetbelasting over het 1E kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek lb (te betalen 6%) € 7.500 en bij voorheffing € 27.500.
2e kwartaal 2011 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, met omschrijving en bedrag: - 201103001, Cursusmodule 2E kw, € 13.500 In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) zijn m.b.t. het 2E kwartaal geboekt de [bedrijf 1] facturen met de nrs. 201106098, 201106099 en 201106100 met een totaal aan voorheffing van € 47.395,40. Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 47.798,531.
Op de aangifte omzetbelasting over het 2E kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek 1b (te betalen 6%) € 13.500 en bij voorheffing € 50.000.
3e kwartaal 2011 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, met omschrijving en bedrag: - 201109001 Cursusmodules , 3E kw. € 13.650 en In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) m.b.t. het 3E kwartaal geboekt de [bedrijf 1] facturen met nr. 201106085, - 201106086 en - 201106087 met een totaal aan voorheffing van € 43.776,00. Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 44.150,171.
Op de aangifte omzetbelasting over het 3E kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek 1b (te betalen 6%) € 13.650 en bij voorheffing € 46.000. 4e kwartaal 2011 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, met omschrijving en bedrag: - 20111201 Cursusmodules 4E kw. € € 16.099. In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) m.b.t. het 4E kwartaal geboekt de [bedrijf 1] facturen gericht aan [bedrijf verdachte] met de nrs. 201103093 en 201103094 met een bedrag aan BTW (voorheffing) op deze facturen van € 40.535,55.
Het totaal van voornoemde 2 fictieve [bedrijf 1] facturen en de vermoedelijk fictieve autokosten bedraagt € 48.928,55.
Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 51.016,521.
Aangiften omzetbelasting 2012 [verdachte] heeft in 2012 aangiften omzetbelasting ingediend met daarin de navolgende bedragen:
2012 Te betalen 6% (1b) Prive Sub totaal Voorheffing Afdracht/te terug te vragen 1e kwartaal € 17.700 € 17.700 € 82.500 -€ 64.800 2e kwartaal € 27.000 € 27.000 € 122.500 -€ 95.500 3e kwartaal € 21.900 € 21.900 € 67.500 -€ 45.600 4e kwartaal € 29.839 € 1.771 € 31.612 € 46.109 -€ 14.497
1e kwartaal 2012 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, omschrijving en bedrag:
- 201203001, Cursusmodule 1E kw, € 17.700.
In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) zijn geboekt de [bedrijf 1] facturen gericht aan [bedrijf verdachte] met de nrs. 201203095, 201203096, 201203097 en 201203095 met een totaal aan BTW (voorheffing) op deze facturen van € 78.692,75.
Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 78.989,571.
Op de aangifte omzetbelasting over het 12 kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek 1b (te betalen 6%) € 17.700 en bij voorheffing € 82.500.
2e kwartaal 2012 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen is m.b.t. [bedrijf 1] geboekt het navolgende factuurnummer, omschrijving en bedrag: - 201206002 Cursusmodule, 2E kw. € 27.000. In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) is in het 2E kwartaal de [bedrijf 1] factuur gericht aan [bedrijf verdachte] met het nr. 201206120 met een bedrag aan BTW (voorheffing) op deze factuur van € € 119.994,50. Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 120.331,841. Op de aangifte omzetbelasting over het 2E kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek 1b (te betalen 6%) € 27.000 en bij voorheffing € 122.500.
3e kwartaal 2012 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen zijn m.b.t. [bedrijf 1] geboekt de navolgende factuurnummers, met omschrijving en bedrag: 201209001 Lesmodules Plato 3E kw. € 14.700 201209002 Lesmodules SPICA 3E kw € 7.200 Totaal € 21.900 In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) zijn in het 3E kwartaal geboekt de [bedrijf 1] facturen gericht aan [bedrijf verdachte] met de nrs. 201209097 en 201209098 met een totaal bedrag aan BTW (voorheffing) op deze facturen van € 65.003,75. Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 65.466,801. Op de aangifte omzetbelasting over het 3E kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek 1b (te betalen 6%) € 21.900 en bij voorheffing € 67.500.
4e kwartaal 2012 In de rekening 1501 BTW laag af te dragen zijn m.b.t. [bedrijf 1] geboekt de navolgende factuurnummers, met omschrijving en bedrag: - 201212001 Lesmodules Plato 4E kw € 17.752,80. en - 201212002 lesmodules SPICA 4E kw € 12.087,00 Totaal € 29.839,80 In rekening 1504 BTW te vorderen hoog (voorheffing) is geboekt de [bedrijf 1] factuur gericht aan [bedrijf verdachte] met het nr. 201212104 met een bedrag aan BTW (voorheffing) op deze factuur van € 21.581,70 daarnaast is m.b.t. [bedrijf 1] in het 4E kwartaal op 31-12-2012 geboekt: - [bedrijf 1] Man fee € 6.341,25; - [bedrijf 1] Man fee € 2.336,25 (factuur nr. 201212105: € 8.677,50); Handling CB lgs 2012 € 3.901,65 (rekening nr. 8520 Handling lesmodules PLATO / SPICA CB Logistics); Handling CB lgs 2012 € 1.9232,00 rekening nr. 8520 Handling lesmodules PLATO / SPICA CB Logistics); met een totaal bedrag aan BTW (voorheffing) op deze facturen van € 36.092,85
Het saldo van de te vorderen BTW (voorheffing) in dit kwartaal bedraagt € 53.928,901.
Op de aangifte omzetbelasting over het 4E kwartaal van [verdachte] staat bij rubriek 1b (te betalen 6%) € 29.839 en bij voorheffing € 46.109.
Aangiften omzetbelasting 2013 [verdachte] heeft in 2013 aangiften omzetbelasting ingediend met daarin de navolgende bedragen:
2013 Te betalen 19% (1b) Te betalen 6% (1b) Privé (1d) Subtotaal Voorheffing Afdracht/terug te vragen 1e kwart. € 57.000 € 57.000 € 249.250 -€ 192.250 2e kwart. € 67.950 € 67.950 € 250.575 -€ 182.625
6. Het overzichtsproces-verbaal d.d. 31 juli 2014, zakelijk weergegeven, inhoudende als verklaring van de verbalisanten: (blz. 44)
Onderstaand is een overzicht weergegeven van de door [verdachte] ingediende aangiften omzetbelasting over het 1e kwartaal 2010 t/m 1e kwartaal 2014. Via alle ingediende aangiften omzetbelasting werd om teruggaaf van omzetbelasting gevraagd. Over de onderzoeksperiode werd in totaal een bedrag van € 755.098,= terug gevraagd
.
7. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1], d.d. 24 juli 2014, zakelijk weergegeven, inhoudende, als verklaring van de getuige (G010-01, blz. 1, 4, 5):
Vraag verbalisanten: wat kunt u vertellen over uw functie en werkzaamheden binnen [bedrijf 1] BV? Antwoord gehoorde: lk ben directeur grootaandeelhouder van [bedrijf 1] BV.
Noot verbalisanten: wij tonen gehoorde de navolgende facturen over het jaar 2013 gecodeerd
2013 factuur van [bedrijf 1] gericht aan [verdachte] 2013: nr. 201303088 d.d. 29-03-2013; factuur van [bedrijf 1] gericht aan [verdachte] 2013: nr. 2010303089 d.d. 29-03-2013; factuur van [bedrijf 1] gericht aan [verdachte] 2013: nr. 201303090 d.d. 29-03-2013; factuur van [bedrijf 1] gericht aan [verdachte] 2013: nr. 2010303091 d.d. 29-03-2013; factuur van [bedrijf 1] gericht aan [verdachte] 2013: nr. 2010303092 d.d. 29-03-2013.
Ik heb alle facturen bekeken. Ik moet zeggen, tot mijn grote verbazing, dat dit zijn geen facturen van [bedrijf 1] aan [verdachte] zijn. Dit zijn duidelijk nep, valse of spookfacturen. Ik heb niet zo snel een andere passende bewoording hiervoor. De hoge bedragen op de facturen stemmen ook niet overeen met de gemiddelde bedragen die [bedrijf 1] doorgaans in rekening brengt aan afnemers. Die bedragen zijn veel lager. Ik zie een aantal afwijkingen op de facturen van [bedrijf 1] aan [verdachte]. [bedrijf 1] vermeldt geen maand in het factuurnummer, alleen een jaar en doornummering. Op deze nepfactuur staat wel een maand in het factuurnummer. Deze nummering zal dan ook niet aansluiten bij de factuurnummers die [bedrijf 1]
.
8. Een geschrift zijnde een kopie van een factuur gericht aan [bedrijf verdachte] d.d. 29 maart 2013, factuurnummer 201303088, factuurbedrag € 164.257,50 voorzien van briefhoofd “[bedrijf 1]”. (DOC-029-01a)
.
9. Een geschrift zijnde een kopie van een factuur gericht aan [bedrijf verdachte] d.d. 29 maart 2013, factuurnummer 201303089, factuurbedrag € 15.185,50 voorzien van briefhoofd “[bedrijf 1]”. (DOC-029-02a)
.
10. Een geschrift zijnde een kopie van een factuur gericht aan [bedrijf verdachte] d.d. 29 maart 2013, factuurnummer 201303090, factuurbedrag € 10.750,85 voorzien van briefhoofd “[bedrijf 1]”. (DOC-029-03a)
.
11. Een geschrift zijnde een kopie van een factuur gericht aan [bedrijf verdachte] d.d. 29 maart 2013, factuurnummer 201303091, factuurbedrag € 928.566,10 voorzien van briefhoofd “[bedrijf 1]”. (DOC-029-04a).
12. Een geschrift zijnde een kopie van een factuur gericht aan [bedrijf verdachte] d.d. 29 maart 2013, factuurnummer 201303092, factuurbedrag € 295.832,90 voorzien van briefhoofd “[bedrijf 1]”. (DOC-029-05a).
13. Het proces-verbaal d.d. 9 juli 2014 van de getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G008-01, blz. 4):
Het viel mij op dat de 9 grootste facturen van [bedrijf 2] en [bedrijf 3] zijn en naar deze facturen heb ik derden onderzoeken ingesteld. [verdachte] heeft 14 maart 2014 een viertal kopie facturen van [bedrijf 2] BV aangeleverd. Voor deze facturen heb ik op 17 maart 2014 telefonisch contact opgenomen met Karin Ham van de afdeling Customer Care van [bedrijf 2] BV. Op de vraag of zij kon aangeven wat er sinds januari 2013 gefactureerd is aan klantnummer NL2695328 was haar antwoord dat er slechts één factuur was met als factuurdatum 11-02-2014. Het betreft hier de aankoop van een laptop en software. Ik heb per mail een kopie van de onderhavige factuur ontvangen. Ik heb de betreffende factuur per mail ontvangen van [bedrijf 2]. De factuur is per bank betaald. Mevr. Ham vertelde mij desgevraagd dat de factuurnummers zoals die op de door [verdachte] aangeleverde "[bedrijf 2] facturen" staan niet voorkomen in de administratie van [bedrijf 2] BV. Ook de op deze facturen vermelde omschrijving kwam de medewerkster van [bedrijf 2] vreemd voor. Vervolgens wilde zij nog zoeken op ordernummer waarop ik heb aangegeven dat daar "n.v.t." staat. Zij merkte hierop op dat dit niet kon omdat "er altijd een ordernummer moet zijn!". Tevens merkte zij op dat een betalingstermijn van 90 dagen door [bedrijf 2] niet wordt gehanteerd.
14. Geschriften, zijnde een viertal kopieën van facturen gericht aan [bedrijf verdachte] de d.d. 29-11-2013, 31-12-2013, 31-12-2013 en 31-10-2013, met daarop vermeld als klantnummer NL2695328 en het briefhoofd “[bedrijf 2]” (DOC-007, blz. 60/143, 61/143, 62/143 en 63/143).
15. Het proces-verbaal d.d. 9 juli 2014 van de getuige [getuige 2], zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G008-01, blz. 4 en 5):
Op 14 maart 2014 heeft [verdachte] naast de [bedrijf 2] facturen ook 5 kopie facturen van [bedrijf 3] aangeleverd. Het totaal van de [bedrijf 3] facturen bedraagt € 45.278,20, dit is inclusief € 7.858,20 omzetbelasting. Ik kon van deze facturen in de door mij opgevraagde bankafschriften geen betaling vinden. Het betreft facturen met respectievelijk de nummers: 924912027, 924912028, 924811126, 925013725 en 925013726 en gericht aan: "[bedrijf verdachte]". Vervolgens heb ik op 17 maart 2014 telefonisch contact opgenomen met mevr. [naam 2] van [bedrijf 5] BV. Ik heb haar dezelfde vragen gesteld als bij [bedrijf 2] BV. Zij vertelde mij dat er in 2013 13 facturen aan [verdachte] zijn uitgeschreven met een totaal factuurbedrag ad € 2.584,62. Ik heb de betalingen van deze facturen in de opgevraagde bankafschriften terug gevonden. De door [verdachte] aangeleverd de kopie-facturen komen overeen met een door [bedrijf 5] aangeleverde factuur. Daarna heb ik de medewerkster van [bedrijf 5] de factuurnummers van de door [verdachte] verstrekte kopie facturen gegeven waarop zij deze nummers heeft nagekeken. Mevr. [naam 2] vertelde mij dat 2 nummers, 925013725 en 925013726, niet voorkomen in de administratie van [bedrijf 5]. De 3 nummers 924912027, 924912028 en 924811126 komen wel voor maar niet op naam van [verdachte]. Vervolgen heb ik haar per mail om kopieën van facturen met voornoemde nummers verzocht.
Het viel mij op dat alle facturen die ik van [bedrijf 5] BV heb ontvangen een briefhoofd hadden van [bedrijf 5] Media, inclusief de eerder genoemde 13 kopie facturen die [verdachte] heeft aangeleverd, en dat de vijf kopie facturen waarover ik twijfels had een briefhoofd hebben van [bedrijf 3]. Kort hierna heb ik per mail van mevr. [naam 3], van [bedrijf 5], vier facturen ontvangen. Drie facturen zijn respectievelijk gericht aan: nr. 924912027 mevr. [naam 5], nr. 924912028 aan mevr. [naam 4], nr. 924811126 aan [bedrijf 6]. Bij de vierde factuur betreft het een factuur gericht: "[verdachte] RA Accountancy en Belastingadvies, Dhr. [verdachte] Ra", met factuur nr. 924643032. Daarom heb ik op 9 april 2014 nogmaals telefonisch contact gehad met [bedrijf 5]. Ik heb toen gesproken met mevr. [naam 3], manager Customer Service. Ik heb haar gevraagd of er facturen worden uitgeschreven op [bedrijf 3] briefpapier. Zij antwoordde dat er altijd gebruik gemaakt wordt van [bedrijf 5] Media briefpapier en dat [bedrijf 3] slechts een merknaam van [bedrijf 5] is. Ook verteld zij dat op de facturen meestal de merknaam van het bestelde product wordt geprint en dit net onder de bedrijfsgegevens van [bedrijf 5] BV - rechts op de factuur - staat. Ik heb mevr. [naam 3] ook nog gevraagd welke naam bij [bedrijf 5] is geregistreerd met betrekking tot relatienummer 9948059143. Zij vertelde mij dat bij dit relatienummer "[verdachte] RA Accountancy en Belastingadvies, Dhr. [verdachte] Ra" is geregistreerd. Behalve dat [bedrijf 5] voor facturen [bedrijf 5] Media briefpapier gebruikt en de factuurnummers niet kloppen klopt ook de naam van "[bedrijf verdachte]" op de kopie facturen van [bedrijf 3] niet. Want deze omschrijving komt in het klantenbestand van [bedrijf 5] blijkbaar niet voor.
16. Geschriften, zijnde een vijftal kopieën van facturen gericht aan [bedrijf verdachte] (waaronder factuurnummer 924912028 en factuurbedrag € 11.827,75) d.d. 2-12-2013, 1-11-2013 en 31-12-2013 met als briefhoofd “[bedrijf 3]”. (DOC-007, blz. 64/143, 65/143, 66/143, 67/143 en 68/143).
17. Geschriften, zijnde een vijftal (kopie) facturen vermeldende als afzender [bedrijf verdachte], alle d.d. 30 december 2013 (waaronder de factuur uitgemaakt aan [bedrijf 4], voorzien van het factuurnummer 2013/12/011, gedateerd 30 december 2013, vermeldende het factuurbedrag EURO 24.724,50) (DOC-007, blz. 4/143, 5/143, 6/143, 7/143 en 8/143).
18. Het proces-verbaal d.d. 24 juli 2014 van de getuige [getuige 3], zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G004-01, blz. 4 en 5):
Vraag verbalisanten: wat kunt u vertellen over uw functie en werkzaamheden binnen [bedrijf 7]? Antwoord gehoorde: Ik ben werkzaam op de afdeling administratie als controller bij [bedrijf 4]/[bedrijf 7] en ben bevoegd om namens [bedrijf 7] een verklaring af te leggen.
Noot verbalisanten: Wij tonen gehoorde een factuur van [bedrijf verdachte], [adres 1], gedateerd 30 december 2013, factuurnummer 2013/12/005, aan [bedrijf 7], [adres 2] betreffende: Licentierecht opleidingsprogramma's financieel management periode 01 januari t/m 31 december 2013 Totaal ten bedrage van € 15.125,-- inclusief BTW.
en
Wij tonen gehoorde een factuur van [bedrijf verdachte], [adres 1], gedateerd 30 december 2013, factuurnummer 2013/12/003, aan [bedrijf 7], [adres 2] betreffende onder meer: Honorarium voor de verkoop en levering van lesmodules Onderwijsprogramma Plato periode 01 oktober t/m 31 december 2013. Totaal ten bedrage van € 8.676,10 inclusief BTW.
Vraag verbalisanten: Wat kunt u over deze facturen vertellen? Antwoord gehoorde: Ik heb de facturen nagekeken in onze administratie. Deze facturen zijn bij ons onbekend. Wij hebben in ons financieel pakket Exact Synergy gecontroleerd en daarin staan al onze bedrijfsgegevens en zitten al onze processen verankerd. Hierin hebben wij een controle verricht op crediteuren, daarin komt de heer [verdachte] niet voor. Als laatste hebben we in ons banksysteem gekeken naar het bankrekeningnummer en daarin komt het bankrekeningnummer wat door u aan mij getoonde facturen niet voor. De heer Wilco Haar merkt op dat zulke facturen met deze bedragen extra aandacht kregen en zouden zeker via mijn bureau hebben moeten lopen. Deze bedragen zeggen mij niks. Vraag verbalisanten: Zijn de, in de getoonde facturen genoemde, producten door [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 7] geleverd? Antwoord gehoorde: Nee.
19. Het proces-verbaal d.d. 23 juli 2014 van de getuige [getuige 4], zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G005, blz. 2):
Noot verbalisanten: Wij tonen gehoorde een factuur van [bedrijf verdachte], [adres 1], gedateerd 30 december 2013, factuurnummer 2013112/002, aan [bedrijf 8], [adres 3], betreffende: Honorarium voor de verkoop en levering van lesmodules Onderwijsprogramma Plato periode 01 oktober t/m 31 december 2013. 25 lespakketten modules A en B Honorarium voor de verkoop en levering van lesmodules Onderwijsprogramma Spica periode 01 oktober t/m 31 december 2013. 10 lespakketten module A Totaal ten bedrage van € 19.265,50,-- inclusief BTW.
Vraag verbalisanten: Wat kunt u over deze facturen vertellen? Antwoord gehoorde: Ik heb deze facturen nog nooit eerder gezien. Hetgeen omschreven is mij ook niet onbekend. Wij hebben gecontroleerd op basis van naam, woonplaats, bankrekeningnummer in onze crediteuren administratie. Daar komt de heer [verdachte] niet in voor. De onderwijsprogramma's Plato en Spica komen mij totaal onbekend voor. Ik merk op dat het vreemd is dat op de door u getoonde facturen 6 % BTW vermeld staat, terwijl je eigenlijk zou verwachten dat 21 % BTW vermeld zou staan. Vraag verbalisanten: Zijn de, in de getoonde facturen genoemde, producten door [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 8] geleverd? Antwoord gehoorde: Nee, de producten zijn niet geleverd. Vraag verbalisanten: Heeft [bedrijf 8] betaald voor de geleverde producten? Antwoord gehoorde: Nee, er is niet betaald.
20. Het proces-verbaal d.d. 17 juli 2014 van de getuige [getuige 5], zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G007, blz. 1 en 2):
Vraag verbalisanten: wat kunt u vertellen over uw functie en werkzaamheden binnen [bedrijf 9] BV? Antwoord gehoorde: Ik wordt als boekhouder door [bedrijf 9] BV ingehuurd en ben bevoegd om namens [bedrijf 9] BV een verklaring af te leggen.
Noot verbalisanten: Wij tonen gehoorde twee facturen van [bedrijf verdachte], [adres 1], gedateerd 30 december 2013, factuurnummer 2013/12/004, en factuurnummer 2014/03/004 gedateerd 31 maart 2014 aan [bedrijf 9] BV, [adres 4], betreffende: Honorarium voor de verkoop en levering van lesmodules Onderwijsprogramma Plato periode 01 oktober t/m 31 december 2013. 15 lespakketten modules A en B Honorarium voor de verkoop en levering van lesmodules Onderwijsprogramma Spica periode 01 oktober t/m 31 december 2013. 35 lespakketten module A Totaal ten bedrage van € 24.130,90,-- inclusief BTW.
Vraag verbalisanten: Wat kunt u over deze twee facturen vertellen? Antwoord gehoorde: Ik heb gezocht in de crediteurenadministratie en in de betalingsgegevens van de bank. In beide systemen heb ik geen facturen en geen betalingen aan de heer [verdachte] kunnen vinden. Ik wil er aan toevoegen dat wij totaal niet werken met pakketten Plato en Spica. Die namen zeggen mij niets. Vraag verbalisanten: Zijn de, in de getoonde facturen genoemde, producten door [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 9] BV geleverd? Antwoord gehoorde: Nee, ik heb nagevraagd bij de verkoopafdeling en die weten zeker als wij een product hebben ingekocht bij de heer [verdachte]. Zij hebben mij gezegd dat wij geen producten hebben ingekocht bij de heer [verdachte]. Vraag verbalisanten: Heeft [bedrijf 9] BV betaald voor de geleverde producten? Antwoord gehoorde: Nee. Ik heb in de betalingsgegevens van de bank gecontroleerd. Daar heb ik geen betalingen aan de heer [verdachte] gezien.
21. Het proces-verbaal d.d. 17 juli 2014 van de getuige [getuige 3], zakelijk weergegeven inhoudende als verklaring van de getuige (G006, blz. 1 en 2):
Vraag verbalisanten: wat kunt u vertellen over uw functie en werkzaamheden binnen [bedrijf 4]? Antwoord gehoorde: Ik ben werkzaam als controller bij [bedrijf 4] en ben bevoegd om namens [bedrijf 4] een verklaring af te leggen.
Noot verbalisanten: Wij tonen gehoorde twee facturen van [bedrijf verdachte], [adres 1], gedateerd 30 december 2013, factuurnummer 2013112/001, en factuurnummer 2014/03/001 gedateerd 31 maart 2014 aan [bedrijf 4], [adres 5], betreffende: Honorarium voor de verkoop en levering van lesmodules Onderwijsprogramma Plato periode 01 oktober t/m 31 december 2013. 35 lespakketten modules A en B Honorarium voor de verkoop en levering van lesmodules Onderwijsprogramma Spica periode 01 oktober t/m 31 december 2013. 10 lespakketten module A Totaal ten bedrage van € 24.724,50,-- inclusief BTW.
Vraag verbalisanten: Wat kunt u over deze twee facturen vertellen? Antwoord gehoorde: Ik heb de facturen nagekeken in onze administratie. Deze facturen zijn bij ons onbekend. Wij hebben in ons systeem Olympus gecheckt en daarin staat al onze bedrijfsgegevens en zitten al onze processen verankerd. Daarna hebben wij in ons programma exact een controle gedaan op de crediteuren daarin komt de naam [verdachte] niet voor. Daarnaast hebben wij in onze programma twintig twintig vision waar al onze inkoopfacturen digitaal worden opgeslagen en waarin autorisatie plaats vind voor de betaling gecontroleerd en ook hierin komen de facturen die u mij getoond hebt niet voor. Als laatst hebben wij in ons bankensysteem gekeken naar het bankrekeningnummer en daarin komt het bankrekeningnummer niet voor. Vraag verbalisanten: Zijn de, in de getoonde facturen genoemde, producten door [bedrijf verdachte] aan [bedrijf 4] geleverd? Antwoord gehoorde: Nee. Vraag verbalisanten: Heeft [bedrijf 4] betaald voor de geleverde producten? Antwoord gehoorde: Ik heb in onze bankenpakket gekeken of het bankrekeningnummer van de heer [verdachte] voorkomt. Het bankrekeningnummer is bij ons onbekend en er is nooit een bedrag uitbetaald aan de heer [verdachte].
22. een overzichtsproces-verbaal d.d. 25 september 2013, opgemaakt door [getuige 2] en [getuige 6], beiden ambtenaar van de Belastingdienst en buitengewoon opsporingsambtenaar, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (DOC-002, blz. 2/8):
Door de Belastingdienst is een boekenonderzoek ingesteld bij [verdachte]. Doel van het onderzoek was de beoordeling van de juistheid van de aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte] Financieel Adviesbureau over het eerste kwartaal van 2013. Dit onderzoek werd ingesteld door controlerend ambtenaar [naam 6] van het kantoor Almelo van de Belastingdienst. Hij heeft hiervan een rapport opgemaakt. [naam 6] merkt over de aanvang van het onderzoek bij [verdachte] in zijn rapport het volgende op: “Op 29 mei 2013 heb ik kopiefacturen en een kopie van de aangifte omzetbelasting ontvangen.”
De door [naam 6] op 29 mei 2013 ontvangen stukken zijn als bijlagen bij dit proces-verbaal gevoegd. Het betreft: - vijf facturen van [bedrijf 1] BV aan [bedrijf verdachte], met daarop een bedrag aan omzetbelasting van in totaal C 245.507,85; - een kopie van de aangifte omzetbelasting over het eerste kwartaal 2013.
23. Het overzichtsproces-verbaal d.d. 31 juli 2014, opgemaakt door [naam 7] en [naam 8], beiden opsporingsambtenaar van de Belastingdienst/FIOD, kantoor Almelo, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (blz. 37 en 38):
Op 14 maart 2014 heeft [verdachte] een envelop met een groot aantal kopieën van facturen en rekeningen bij de Belastingdienst in Almelo afgegeven, alsmede een toelichting op deze stukken.
Tussen de op 14 maart 2014 bij de Belastingdienst overgelegde stukken bevonden zich: • 4 kopie facturen van [bedrijf 2] BV voor een totaalbedrag van € 42.229, inclusief € 7.329 omzetbelasting; • 5 kopie facturen van [bedrijf 3] voor een totaalbedrag van € 45.278,20 inclusief € 7.858,20 omzetbelasting; • 5 kopie omzet facturen van [bedrijf verdachte] d.d. 30 december 2013 aan [bedrijf 7] (2x), ISWB Opleiding & Training, [bedrijf 9] BV en [bedrijf 4].
24. Een geschrift zijnde een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] BV, voorzien van het factuurnummer 200612053, gedateerd 21 december 2006, vermeldende het factuurbedrag EURO 49.179,04 (bijlage D0C-043-0la).
25. Een geschrift zijnde een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] BV, voorzien van het factuurnummer 200712074, gedateerd 17 december 2007, vermeldende het factuurbedrag EURO 73.806,78 (bijlage DOC-041-0la).
26. een (kopie) factuur vermeldende als afzender [bedrijf 1] B.V., voorzien van het factuurnummer 200612053, gedateerd 21 december 2006, vermeldende het factuurbedrag EURO 49.179,04 (bijlage DOC043-01a).
27. Het proces-verbaal van verhoor van de getuige [getuige 1], d.d. 24 juli 2014, zakelijk weergegeven, inhoudende, als verklaring van de getuige (G010-01, blz. 4):
Noot verbalisanten: wij tonen gehoorde de navolgden facturen over de jaren 2006 en 2007 gecodeerd:
2006 factuur van [bedrijf 1] gericht aan [verdachte]: nr. 200612053 d.d. 21-12-2006;
2007 factuur van [bedrijf 1] gericht aan [verdachte]: nr. 200712074 d.d. 17-12-2007;
Vraag verbalisanten: wat wilt u over de zojuist getoonde facturen vertellen.
Antwoord gehoorde: Ik heb alle facturen bekeken. Ik moet zeggen, tot mijn grote verbazing, dat dit geen facturen van [bedrijf 1] aan [verdachte] zijn. Dit zijn duidelijk nep, valse of spookfacturen. Ik heb niet zo snel een andere passende bewoording hiervoor.
28. Een overzichtsproces-verbaal d.d. 25 september 2013, opgemaakt door [getuige 2] en [getuige 6], beiden ambtenaar van de Belastingdienst (gefisnummer 52287, pag. 3), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
De controlerend ambtenaren [naam 6] en [getuige 2] hebben de van [bedrijf 1] BV ontvangen facturen vergeleken met de facturen van [bedrijf 1] BV die door [verdachte] waren opgestuurd. Daarbij viel het volgende op: - de kop van de factuur (met logo van [bedrijf 1]) en de voettekst van de factuur (met adresgegevens van [bedrijf 1] BV) komen overeen, zij het dat bij de facturen die van [bedrijf 1] BV waren verkregen nog een IBAN nummer en BIC code in de kop vermeld stonden; - in de facturen die van [bedrijf 1] BV waren verkregen wordt de term “factuur” vermeld, terwijl de van [verdachte] ontvangen facturen de term “faktuur” bevatten; - het lettertype van de facturen die bij [bedrijf 1] waren verkregen wijkt af van het lettertype van de facturen die door [verdachte] waren opgestuurd; - de facturen die door [verdachte] waren opgestuurd hebben een lijn onder de koptekst; op de facturen die bij [bedrijf 1] waren opgehaald ontbrak die lijn; - de 5 facturen die van [verdachte] waren ontvangen vermelden veel grotere bedragen dan de facturen die door [bedrijf 1] BV waren overgelegd; - bij de nummering van de facturen lijkt een verschillende systematiek gehanteerd te worden; - de van [verdachte] ontvangen facturen hebben de tekst “Bovenstaand totaal faktuurbedrag wordt in Rekening-courant met U verrekend.”. De van [bedrijf 1] BV ontvangen facturen vermelden de tekst: “Wilt u zo vriendelijk zijn dit bedrag te betalen vóór …”.