Uitspraak
RECHTBANK OVERIJSSEL
[gedaagde 2],
1.De procedure
- de dagvaarding;
- de op 21 augustus aan de zijde van [eiseres] in het geding gebrachte producties;
- de op 25 augustus aan de zijde van [gedaagde 1] in het geding gebrachte producties;
- de mondelinge behandeling;
- de pleitnota van [eiseres];
- de pleitnota van [gedaagde 1].
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
artikel 3:119 lid 1 BW, dat luidt:
“De bezitter van een goed wordt vermoed rechthebbende te zijn.”
- zij had de auto ten tijde van de beslaglegging feitelijk onder zich, inclusief de sleutels en het op haar naam gestelde kentekenbewijs van die auto, en
- de auto is aan haar krachtens koopovereenkomst op 7 maart 2012 geleverd tegen betaling van een koopprijs van € 12.000,-, zoals vermeld in een door [eiseres] in het geding gebrachte en op haar naam gestelde aankoopnota van een garagebedrijf.
816,00
5.De beslissing
€ 20.000,- niet te boven zal gaan.